JavaScript is required for this website to work.
post

Wereldeconomie op nieuwe sporen

Kerst tot Nieuw

Geert Janssens26/12/2013Leestijd 5 minuten

Tussen kerst en nieuw kijkt Doorbraak terug op 2013, op zoek naar wat 2014 kan brengen. We doen daarvoor beroep op opiniemakers met ‘meer dan een mening’.  Geert Janssens overloopt de economische ‘state of the world’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is lang geleden dat de vooroplopende indicatoren in de westerse wereld hoger scoorden dan in de opkomende landen. Dat feit mag ons echter niet verblinden voor de structurele tekortkomingen die een duurzaam herstel in de weg staan. Vooral de afwikkeling van de eurocrisis blijft een zwaard van Damocles. 

Voor de VS zijn de betere vooruitzichten overigens niet zo’n grote verrassing. In 2013 zullen ze reeds een groei van 1,6% laten optekenen en voor 2014 ligt een mooie 2,6% binnen handbereik. De VS profiteren volop van de ontginning van schaliegas waardoor hun gasprijs nog slechts een kwart van de prijs in Europa bedraagt. Er zullen ongetwijfeld nog problemen opduiken met de ontginning van schaliegas maar dat belet niet dat de Amerikaanse economie een enorme impuls krijgt toegediend. Nu reeds worden door het schaliegas 1,5 miljoen hoogwaardige jobs in de chemie gecreëerd.

De echte conjunctuurverrassing komt niet uit de VS maar uit de eurozone. Na twee opeenvolgende krimpjaren, zou de eurozone volgend jaar terug aanknopen met een groei van 1%. Dat de eurozone momenteel uit het dal kruipt, blijkt uit diverse indicatoren. Zo is er de veel betere aankoopindex (PMI) alsook het feit dat de werkloosheid voor het eerst sinds meer dan twee jaren daalt, niet alleen in Duitsland maar ook in de zogenaamde perifere probleemlanden van Zuid-Europa en Ierland.

Verschillende snelheden

Terwijl Europa alle moeite van de wereld heeft om krimpscenario’s achter zich te laten, blijven opkomende economieën tegen een hoog tempo groeien. Het mindere sentiment in deze landen is evenwel een gevolg van het feit dat men daarbij een versnelling heeft moeten terugschakelen. China was, bijvoorbeeld, gewend geraakt aan groeicijfers van 9 à 10% maar moet nu reeds enkele jaren genoegen moet nemen met 7,5%. India haalt nog ‘amper’ 5% groei. Brazilië geraakt zelfs niet meer boven 3%. Blijkbaar hebben veel groeilanden welvaartniveaus bereikt die niet meer toelaten om in dezelfde mate te profiteren van de eerdere inhaalbeweging. China betaalt overigens een steeds hogere prijs voor haar lage muntbeleid, dat zich vertaalt in hogere inflatie en hogere lonen. Daardoor boet China in aan concurrentiekracht. China zal aldus vroeg of laat moeten overschakelen op een groeimodel dat minder afhankelijk is van export en veel meer ruggensteunt op binnenlandse consumptie. Ook volstaat het niet langer om technologie blindweg te kopiëren. China heeft nood aan eigen creativiteit en innovatie. Men kan immers niet voorbij aan de belangrijkste les van 250 jaar kapitalisme en die luidt dat duurzame welvaartsgroei onlosmakelijk is verbonden met vrijheid, democratie en afdwingbare eigendomsrechten. In China is men zich daarvan bewust. De regimewissel van een jaar geleden zou een voorbode moeten zijn van een samenlevingsomslag gericht op meer eigen creativiteit en vrijheid voor het individu. Maar, de weg is nog lang en ligt bezaaid met tal van partijpolitieke hindernissen.  

Mercantilistische grenzen

De mankementen van het Chinees model leggen enkele dieperliggende problemen in de wereldeconomie bloot. Al meer dan 20 jaar zijn het steeds dezelfde landen die handelsoverschotten of –tekorten laten optekenen. Deze handelsstromen leiden tot vele duizenden miljarden dollars of euro’s aan leningen en spaargeld die de wereld worden rondgestuurd. Wat iemand exporteert, moet iemand anders importeren. Wie exporteert, spaart en creëert aldus vorderingen; wie importeert maakt schulden. Een waarheid zo groot als een koe maar eentje met grote gevolgen. Vandaag zit China op een berg van 3 000 miljard dollar vorderingen op de VS. Duitsland heeft 2 000 miljard euro aan vorderingen op de rest van de eurozone. Wat zijn deze vorderingen vandaag in reële termen waard als landen hun schulden niet meer kunnen afbetalen? Waar landen hun eigen export financieren, daar liggen ook de grenzen van het Mercantilisme.  

Quid Duitsland?

In Duitsland sijpelt dit besef traag maar zeker door. Merkel III en de grote coalitie voorzien in hun nieuwste regeerakkoord dat Duitsland terug meer gaat investeren in haar eigen economie en infrastructuur. Zonder dat ze dit wellicht zelf goed beseffen, geven ze daarmee in feite te kennen dat Duitsland zich minder moet focussen op export en meer op binnenlands verbruik.  Dat zal overigens bijdragen tot het herstel van het concurrentieel evenwicht binnen de eurozone. Toch blijven er veel vraagtekens bij de rol van Duitsland in de muntunie. Voor een doorgedreven Europese solidariteit laat de ‘Grote Coalitie’ geen ruimte. Hoewel dit vanuit het standpunt van de Duitsers begrijpelijk is, lijkt daarmee een definitieve oplossing voor de eurocrisis niet voor de komende jaren weggelegd. Zolang de Europese grootmachten geen systeemcompromis vinden tussen solidariteit en zelfverantwoordelijkheid, blijft de toekomst van de eenheidsmunt aldus aan een dun zijden draadje hangen. Zeker wanneer Spanje of Italië in zware problemen zouden komen, iets wat niet volledig kan worden uitgesloten, zal de eurocrisis weer in alle hevigheid losbarsten.    

De tweespalt in Europa trekt zich door tot in het directiecomité van de ECB. Duitsland verzet zich tegen een al te rigoureuze monetaire stimulering maar kon vorig jaar niet verhinderen dat de ECB aankondigde ‘alles te zullen doen wat nodig is om de euro te redden’. Eigenlijk had de ECB weinig andere keuze. Ook de Duitsers valt weinig te verwijten, ware het niet dat ze weigeren de andere kant van de medaille bespreekbaar te maken. Noord-Europese private banken hebben op hun balansen voor 700 miljard euro aan dubieuze vorderingen op probleemlanden uitstaan. Daarvan 275 miljard bij Duitse banken. Als de ECB dit probleempapier niet mag opkopen – een werkwijze waarvoor in de VS werd geopteerd – dan gaat men er impliciet vanuit dat deze schulden ooit volledig zullen worden terugbetaald. Met het prille herstel van de afgelopen maanden, krijgt zo’n scenario een nieuwe kans. Duitsland hoopt immers dat landen via besparingen geld kunnen vrijmaken voor schuldaflossing. Een mooie gedachte die steeds meer ijdele hoop lijkt te worden. Behalve voor Griekeland, blijft ondertussen een schuldherschikking of kwijtschelding van een deel van deze schulden momenteel onbespreekbaar. Bovendien, zo’n schuldherschikking zou enkel ordentelijk verlopen mits het bestaan van een solide bankenunie. Maar ook op dat front blijft iedereen vooralsnog poker spelen. Het recent bereikte akkoord staat mijlenver van een systeem dat in staat is om de spillovereffecten van een volgende bankencrisis in te dijken.  

Inflatie of deflatie?

Er is de laatste tijd ook veel te doen rond de mogelijke terugkeer van (hyper)inflatie. De inflatiegevaren zitten vandaag vooral in de VS en de opkomende landen.  De VS drukken elke maand voor elke Amerikaan 250 dollar vers geld. Een werkwijze die enerzijds de schulden zou kunnen weg inflateren maar die anderzijds niet zonder risico is voor wat betreft de rente en de stabiliteit van het financiële systeem op termijn. In Europa staan we daarentegen dichter bij deflatie dan inflatie, onder meer door een haperende kredietverlening. Zuid-Europese banken hangen ter nauwer dood aan infusen van de ECB. Noord-Europese banken weten niet of hun dubieuze vorderingen ooit zullen worden terugbetaald. De vrees voor inflatie in Europa is dan ook ver naast de kwestie. De kerninflatie – dit is voor voeding- en energieprijzen gezuiverde inflatie – bedraagt minder dan 1%. De lage inflatie weerspiegelt in zekere zin de grote onzekerheid die er momenteel heerst rond de afwikkeling van het euroverhaal. Het opbreken van de euro zou catastrofale gevolgen hebben voor de economie en het bancaire systeem, niet alleen in Europa. Het gebrek aan politieke eensgezindheid en het eindeloos getalm, doen vermoeden dat Europa steeds nadrukkelijker afstevent op een Japans scenario van langdurige stagnatie.

België mist hervormingsboot

Ook in eigen land ging ondertussen veel tijd verloren. Diepgaande structurele hervormingen bleven uit. We denken aan de loonindex, de energieprijzen, de fiscaliteit, de complexiteit,… De moeizaamheid waarmee het eenheidsstatuut tot stand kwam, is tekenend voor de impasse waarin ons sociaal overleg is terecht gekomen. Ondertussen is onze arbeidsmarkt enkel in staat om jobs te creëren op basis van subsidies. Het systeem van dienstencheques vertegenwoordigt reeds 3% van onze totale tewerkstelling. Tenslotte is de nieuwe bankenwet een samenraapsel van populisme en illusies geworden. Problematisch is dat men wil vooruitlopen op de feiten en niet aan de verleiding heeft kunnen weerstaan om de pijlen te richten op een aantal symbooldossiers. En waar men zwicht voor populisme, zoals bij de inperking van bonussen, vergeet men de beloning ondergeschikt te maken aan de financiële resultaten op lange termijn. Daarmee blijft de deur op een kier voor nieuwe misbruiken. Politiek gekibbel stond bovendien een nieuwe spaarfiscaliteit in de weg.

Tegen deze beleidsachtergrond zal de Belgische economie volgend jaar maximaal 1% groeien. Maar net zoals voor de eurozone, geldt ook voor ons land dat tal van zwarte zwanen dit scenario kunnen doorkruisen. De verkiezingen worden alvast een serieuze test voor de robuustheid van het Belgisch systeem.

De auteur is hoofdeconoom van VKW Metena

Foto: zwaard van Damocles

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties