JavaScript is required for this website to work.
post

100 jaar Frontpartij: literaire oogst

Laurens Verrelst13/2/2019Leestijd 5 minuten
August Van Cauwelaert en Jozef Simons in 1918

August Van Cauwelaert en Jozef Simons in 1918

foto © Letterenhuis

Het begon aan het front: de politieke flamingantische oorlogsroman schoot laat uit de startblokken, maar kende uiteindelijk een rijke oogst.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Hier liggen hun lijken in ’t zand / Hoop op de oogst o Vlaanderenland (Cyriel Verschaeve)

Het blijft opmerkelijk. In tegenstelling tot excellente buitenlandse tradities, bleef voor Vlaanderen tot niet zo lang geleden de studie over de literaire verwerking van de Groote Oorlog eerder beperkt. Waar de War Poets, een klepper als Louis-Ferdinand Céline of een tot de verbeelding sprekende figuur als Ernst Jünger in onze buurlanden school hebben gemaakt, wisten we in Vlaanderen hooguit Jozef Simons te noemen, met zijn Eer Vlaanderen vergaat (1927). De herdenkingsgolf rond 100 jaar Groote Oorlog zette ongetwijfeld één en ander in gang. De laatste jaren werd er immers uitstekend werk geleverd en raakte het genre van de Vlaamse oorlogsroman uit het verdomhoekje. Maar Vlaanderen zou Vlaanderen niet zijn zonder de vaststelling: ’t is al politiek. En het is niet meer gestopt.

Stroomversnelling

De Groote Oorlog bracht in de eerste plaats een stroomversnelling in het Vlaamse nationale bewustzijn teweeg. De Vlaamse Beweging militeerde tot vlak voor de oorlog voornamelijk rond taal en cultuur, en verzamelde rond iconen als Conscience, Rodenbach, Gezelle. De acties rond de vernederlandsing van de Gentse universiteit waren een uitzondering op die regel — en ook weer niet. Hoewel het ook hier ging over culturele rechten voor Vlaanderen in de vorm van toegang tot hogere opleidingen in de eigen taal, gaf het debat rond dit thema aanleiding tot heel wat politieke onrust.

De kiemen voor het activisme werden in de vooroorlogse periode al gezaaid. Een tijdschrift als De Bestuurlijke Scheiding  militeerde in 1912 al rond federalisme, daartoe aangezet door het lot van de Gentse universiteit. De teleurstelling over het uitblijven van een oplossing ten gronde voor een Vlaamse universiteit zette heel wat kwaad bloed bij de betrokkenen. Zo waren er vanuit de Vlaamse Beweging commissies in het leven geroepen die het debat moesten aanzwengelen. De Hogeschoolcommissie was de bekendste, maar er bestond ook een studiecommissie voor de vernederlandsing van het openbaar bestuur.

Het is opvallend hoeveel leden van die commissies later tot het activisme toetraden. Enkele namen? August BormsRené De Clercq, Hippoliet Meert, Gustaaf Vermeersch, Leo Van Puyvelde,… Het uitbreken van de oorlog in 1914 bedaarde de gemoederen enigszins. Het was in de eerste plaats alle hens aan dek voor het ‘vaderland’, de rest zou men later wel regelen.

Onbeweeglijk bewogen

De oorlog sleepte echter aan, en de stilstand aan het front zette andere dingen in beweging. Kunst en cultuur werden, geheel in de geest van de tijd, niet langer ingezet voor de uitdieping en definitie van de eigen gemeenschap, maar als politiek breekijzer. Kunstenaars als de futurist Marinetti, de kubist Picasso of proto-dadaïst Duchamp wezen al de weg en stelden een intrigerende vraag. Wat als kunst niet de wereld louter beschrijft, maar kan veranderen? Wat als kunst actie is?

Vlaanderen had nog niet ten volle kennis gemaakt met de nieuwste kunststromingen. Het expressionisme brak aarzelend door, het fauvisme van Rik Wouters of het futurisme bij Jules Schmalzigaug was nog minder bekend. Op literair vlak zwoer men bij de erfenis van het naturalisme en het symbolisme van de generatie van Van Nu & Straks. De bezetting én tweedeling van het land maakten het er niet beter op.

Toch begonnen er, binnen hun eigen isolement, zich groepen te vormen die zich de nieuwe modes eigen maakten. Voornamelijk dan in het bezette Vlaanderen, dat via Duitsland op de hoogte bleef over de laatste culturele ontwikkelingen. Veruit het bekendst is de Antwerpse scène, waar Paul Van Ostaijen het humanitair expressionisme tot een hoogtepunt voerde met Music Hall, Bankroet-jazz en Het Sienjaal.

Aan het westelijke front bleef het echter stil. Niet verwonderlijk, kogels ontwijken en baanbrekende literatuur produceren vormen een moeilijke combinatie. De frontpoëzie van onze piotten geeft een even prachtig als afschrikwekkend beeld van het dagelijks leven in de loopgraven. Inhoudelijk betekenen deze teksten een ruwe breuk met poëzie als de ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. De rauwe werkelijkheid explodeert op het blad. Puur vormelijk steeg het werk daarentegen slechts zelden — onder andere Daan Boens en August Van Cauwelaert (broer van politicus Frans) — uit boven karamelverzen. Het diende ter verwerking van de oorlogshel.

Naoorlogse bloei

De terugkomst van de frontsoldaten bracht spanningen met zich mee. Om de Vlaamse eisen kracht bij te zetten richtten ze het Vlaamsche Front op — meteen de eerste Vlaams-nationalistische politieke formatie ooit. Samen met de activisten, die zich aan de zijde van de Duitsers hadden ingezet voor een onafhankelijk Vlaanderen. Een aantal van hen was gevlucht, maar keerde terug nadat de repressie geluwd was. Onder hen schrijvers als Felix Timmermans, Paul van Ostaijen of Antoon Thiry.

Op literair vlak leverde de ontmoeting tussen de Fronters en de activisten mooie dingen op. De instrumenten om ook via literatuur actie te voeren en romans en poëzie in te zetten als subversief mechanisme raakten goed verspreid. De technieken van de historische avant-garde, gecombineerd met de politieke eisen van het door de gruwelen van de oorlog versterkte Vlaams-nationalisme, bracht dingen in de beweging. Literatuur werd politiek. Een traditie die ook nu nog voortleeft.

Een greep uit de oogst

Meteen na de oorlog verschijnen ‘zuivere’ oorlogsromans als Fritz Franckens De blijde kruisvaart (1918) en Ernest Claes’ Oorlogsnovellen(1919). Zij handelen over het jammerlijke lot van de soldaat en klagen de verschrikkingen van de oorlog aan. Naarmate het interbellum vordert, worden de boodschappen politieker. Simons’ Eer Vlaanderen vergaat (1927) thematiseert de Vlaamse strijd aan de hand van de Franstalige Florimond de zich ‘bekeert’ tot het Vlaams-nationalisme door de aanblik van het onrecht dat de Vlaming wordt aangedaan. De soldaat Johan (1939) van Fronter Filip de Pillecyn vertelt van de eeuwige innerlijke strijd tussen de boer en de soldaat in het hoofdpersonage: de soldaat moet vechten zodat hij als boer vrij kan zijn. Misschien verklaren schroom en onervarenheid met activisme in de literatuur het eerder late doorbreken van de politiek geëngageerde oorlogsroman?

Gewezen activisten, die niet in de loopgraven hadden gediend, waren er alleszins sneller bij. Oud-activisten schreven hun frustraties van zich én probeerden buiten schot te blijven. Boudewijn(1919) van Felix Timmermans rekent af met de knullige Vlamingen die zich een rad voor de ogen laten draaien en zo het activisme hebben doen mislukken. Het is vermomd als een Reynaert-pastiche. Bezette Stad (1921) is Van Ostaijens afrekening met ‘Godsdienst & Vorst & Staat’. Gustaaf Vermeersch schrijft een (onvoltooide) sleutelroman over het Brusselse activisme waarin hij zijn eigen lot beklaagt, Aan de zelfkant (1924). Oud-activist Marnix Gijsen kruipt nog in 1932 in zijn pen om in een pamflet Ons volkskarakter genadeloos te fileren. Hij komt daarbij tot dezelfde conclusies als Timmermans. En niet zo lang geleden maakte men er een sterke zaak van dat Elsschot er in slaagde risqué flamingantische boodschappen zijn romans binnen te smokkelen.

Wellicht sluimert er nog heel wat onder de oppervlakte. Verdere studie zal het uitwijzen. Maar onthoud: het begon aan het front.

 

_____

Meer lezen?

Kevin Absillis, Staatsgevaarlijke Reynaertepiek : over Boudewijn (1919) en Felix die Pallieter maakte, Sint-Niklaas: Reynaertgenootschap, 2017

Jacqueline Bel, Bloed en rozen, geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945, Amsterdam: Bert Bakker, 2015

Geert Buelens, Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog en Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen: Ambo/Manteau, 2008

Matthijs de Ridder,  Aan Borms. Willem Elsschot, een politiek schrijver. Essay Amsterdam/Antwerpen: Meulenhoff/Manteau, 2007

Geert Buelens, Matthijs de Ridder, Jan Stuyck e.a., De trust der vaderlandsliefde, Antwerpen: Letterenhuis, 2005

Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.

Meer van Laurens Verrelst

Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.