1919: Nederland-België: 1-0
De Belgische annexatieplannen na de Grote Oorlog in kaart.
foto © Stichting Studie Eerste Wereldoorlog
Na de Eerste Wereldoorlog probeerde België in Versailles zijn grondgebied te verruimen, vooral ten koste van de Nederlanders.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNovember 1918. De Grote Oorlog was voorbij. Duitsland was op de kniën gekregen na een vier jaar slopende loopgravenoorlog in het Westen. ‘Poor little Belgium’ trok met een gezonde appetijt naar Versailles. Zeeuws-Vlaanderen, Nederlands Limburg, Luxemburg en de Waalse gewesten moesten voor een groter grondgebied zorgen. Die honger was deels ingegeven door militaire en diplomatieke overwegingen. 1914 had bewezen dat de Belgische grenzen moeilijk verdedigbaar waren. Toch speelden vooral economische motieven een rol. Nederland had de beide Scheldeoevers in bezit en kon zo de havenontwikkeling van Antwerpen bepalen. En de ontsluiting van Antwerpen richting Ruhrgebied zou via de annexatie van (het zuiden) van Nederlands Limburg in eigen handen kunnen komen.
Al in 1915 verschenen de eerste annexatie-proefballonnetjes in Le XXe-siècle, een conservatieve krant die onlosmakelijk verbonden was met de toenmalige katholieke regeringsleider De Broqueville. Die steunde mensen als Pierre Nothomb en Fernand Neuray in hun acties om de blijde boodschap te verspreiden, maar zelf liet hij zich nooit op een ferme annexatie-uitspraak betrappen.
Tegen Nederland
Argumenten werden gezocht in de houding van Nederland bij het begin, tijdens en kort na de oorlog. Zo moest bewezen worden dat onze noorderburen allesbehalve neutraal waren geweest, en dus ‘gestraft’ moesten worden.
In 1914 had Nederland de Schelde afgesloten voor Britse schepen, omdat internationale verdragen nu eenmaal stipuleerden dat Antwerpen enkel een handels-, geen oorlogshaven mocht zijn. Churchill, baas van de Britse marine, was ‘not amused’ en vond het een wel heel strakke interpretatie van ‘neutraliteit’.
Tijdens de oorlog werd Nederland steeds meer voorgesteld als het hulpje van Duitsland. Het bleef zaken doen met Duitsland en maakte zijn spoorwegnet vrij voor militaire belangen.
De novemberdagen van 1918 hielpen de Belgische annexionisten aan nieuwe argumenten. Nederland verleende de Duitse keizer asiel en terugtrekkende Duitse troepen hadden zich over Nederlands grondgebied naar ‘de heimat’ kunnen reppen.
Geen eendrachtig België
Al tijdens de oorlog was de Belgische regering verdeeld rond die annexionistische eisen. ‘Ondoordacht en onhaalbaar’ vond bijvoorbeeld de minister van Buitenlandse Zaken Eugène Beyens, de ‘man van de koning’. Ook tussen de naar Nederland gevluchte Belgen zorgden de plannen voor een gespannen sfeertje. Vlaamsgezinden als Frans Van Cauwelaert vreesden dat de annexatie van Zeeland een opstap zou zijn tot aanhechting van België bij Frankrijk.
De Nederlandse regering vond het contraproductief om middenin zware gevechten met dergelijke ‘akkefietjes’ de internationale agenda te bezwaren. De Nederlandse pers moest dan maar het werk opknappen. Die stelde wél vragen naar de ‘echte’ houding van de Belgische regering met vragen als ‘Of die brave aangevallen slachtoffers van 1914 nu agressieve imperialisten zijn geworden’? Londen vond het welletjes en verklaarde dat de Duitsers tweedracht probeerden te zaaien door fake news te verspreiden. ‘Belgen en gebiedsuitbreiding? Ze denken er nog niet aan’, besloot Londen. Deze verklaring zorgde voor grote onenigheid binnen de Belgische regering. Beyens, die de Londense verklaring mee opgesteld had, was kop van jut bij de annexatie-hardliners. Maar toch beseften ook zij dat een zin als ‘aanpassing van de verdragen van 1839’ (die onder meer de grens tussen België en Nederland definitief vastlegden) in internationale kringen diplomatischer klonk dan het poneren van annexatieplannen ten koste van een neutraal land.
Na de oorlog
Nederland kreeg zoals zovele Europese landen zijn novemberrevolutie, een feit dat behoorlijk wat stress veroorzaakte in geallieerde kringen. Pieter Troelstra riep tussen 9 en 16 november de regering op om de macht over te dragen aan zijn sociaaldemocraten. Paul Hymans, nu minister van Buitenlandse Zaken en notoir hardliner, stelde Londen voor om deze revolutie te helpen onderdrukken door Zuid-Limburg te bezetten met Belgische troepen. Zo’n onbaatzuchtigheid vond Londen net iets te doorzichtig. Het voorstel verbeterde de interne spanningen in België niet. Er ontstonden breuklijnen binnen werkelijk elke partij en ook de koning bleef op zijn zachtst gezegd een koele minnaar van annexatie ten koste van Nederland.
Hymans mocht op 11 februari 1919 de Belgische eisen uiteenzetten aan de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Japan en leek zowaar succes te boeken. Op 8 maart beslisten die om een commissie op te richten die de verdragen van 1839 integraal, dus met de herziening van grenzen, moest onderzoeken.
De confrontatie tussen België en Nederland eindigde in een scheldpartij, zodat op 4 juni ingegrepen werd en het ultieme verdict viel. Er zou een nieuwe commissie komen, bestaande uit België, Nederland en de vijf mogendheden. Die moest de verdragen van 1839 herzien, maar nu zonder dat er sprake kon zijn van gebiedsuitbreiding. België had dus verloren, niet alleen qua eisen, maar ook qua invloed op de geallieerde besluitvorming.
De besprekingen in die commissie verliepen allesbehalve vlotjes. België probeerde nog steeds betrokken te raken bij militaire verdedigingswerken in Maas en Schelde, terwijl Buitenlandse Zaken nog steeds trachtte de resolutie van 4 juni te negeren. Er werd geprobeerd om een volksraadpleging te organiseren in Zeeuws-Vlaanderen en Limburg, maar ook dat bleef een wensdroom.
België kreeg er uiteindelijk alleen Eupen-Malmedy bij en een protectoraat in Afrika. De grootste droom om zelfs Jeruzalem te mogen besturen, dankzij de verdiensten van ‘Belg’ Godfried Van Bouillon, waren helemaal verzwonden.
Tags |
---|
Johan Van Duyse (1953) leest en schrijft over media en over de eerste wereldoorlog. Onlangs kwam zijn tweede boek uit: ‘De verkeerde doden’ (uitgeverij Willems), een waar gebeurd verhaal over vier Franse soldaten die op een augustusnacht in 1915 samen de loopgraaf introkken… Het boek is verkrijgbaar via https://boeken.doorbraak.be/p/de-verkeerde-doden-johan-van-duyse/
Johan Van den Driessche pakt opnieuw uit met een fantastisch boek. Weer bewijst hij de titel ‘auteur’ meer dan waardig te zijn.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.