JavaScript is required for this website to work.
Zonder categorie

Afscheid van de Punker

ColumnMarcel t Kint22/5/2018Leestijd 3 minuten
Minister van Straat

Minister van Straat

foto © Doorbraak

Jean Claude van Billekes of de Punker is gestorven. Een tragisch figuur in het dorp waar Marcel woont. Een typische Vlaamse volksfiguur.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Punker is gestorven. Claude van Billekes werd hij ook genoemd. Maar de laatste jaren werd hij bij ons in het dorp vooral ‘Punker’ genoemd. Jean Claude ‘Punker’ dronk iedereen onder de tafel. Maar hij was een eenzaam figuur. Zijn vrouw hield het dertig jaar geleden met hem voor bekeken. Alcohol werd zijn nieuwe levensgezel.

Billekes

Ik heb de Punker leren kennen op café, bij Magda. Het was een redelijk dolle avond. De Punker was juist afgezwaaid bij de para’s en wilde dat uitgebreid vieren. Daarvoor had ik de Punker maar een keer ontmoet. Dat was toen Polleke van de bakker mij kwam halen om naar de nieuwe go-cart van Claude van Billekes te gaan kijken. We waren juist tieners.

De Billekes was een café waar mijn vader niet ging. Het etablissement had een slechte reputatie. De cafébazin, ‘Billekes’, liet nogal gemakkelijk haar waren zien aan de stamgasten. Enfin, mijn vader heeft altijd bij hoog en bij laag beweerd dat hij niet bij Billekes langsging.

Polleke van de bakker stuurde me het café in met een boodschap. Ik had nog niet door wat er me te wachten stond. Ik wandelde door de vliegenhangers de kroeg binnen en stapte naar de bruine toog waar een imposante dame me toelachte. En toen zei ik, met oprechte onschuld: ‘Madam, mag ik met uw Claude -‘Kloot’ – spelen?’ Ze joeg me buiten en Polleke kwam niet bij van het lachen. Terwijl we liepen keek ik achter mij en zag ik de Claude van Billekes met zijn trapkar voor de opening van het café staan.

Paracommando

Meer dan tien jaar later stonden we nu bij een nog jonge Magda in het Parochiehuis zijn fin de carrière als para te vieren. Hoe het gebeurde weet ik niet meer, maar plots ging Jean Claude van Billekes aan ons – een bende van zes of zeven jongemannen – bewijzen dat hij een paracommando van de bovenste plank was. We trokken naar buiten, de nacht in. Juist voorbij het dorpsplein, naast de kerk, stond een elektriciteitscabine. ‘Precies Marche-les-Dame!’, ik hoor het Jean Claude nog zeggen met zijn schorre stem. Hij klefferde het elektriekkot op en wij juichten. Ik denk dat hij twee-en-een-halve meter hoog stond. Hij boog door zijn knieën en onder onze aanmoediging sprong hij van het hok.

900

Ik zat naast hem in de ziekenwagen. Polleke was meteen terug naar ’t Parochiehuis gelopen toen Jean Claude van het kot was gesprongen en zijn been brak. ‘Verdoeme! Verdoeme!’, vloekte hij in de 900. ‘Da heb ik als para nooit nie voorgehad, Marcel!’ Ik deed mijn best om serieus te blijven. Naast mij zat een verpleger op zijn lip te bijten. Dat deed hij vanaf het moment dat hij wist wat er was gebeurd. Maar Jean Claude is mij sinds die avond altijd genegen geweest. Telkens hij me zag bij Magda trakteerde hij mij: ‘Omdat ge den enigen waart die met mij meetrok in die 900’.

De Punker

In de jaren ’80 veranderde hij voorgoed in de punker. Jean Claude was elektricien – of dat elektriciteitshokje daar voor iets tussen zat, dat weet ik niet. Op een dag was hij aan het werk bij Patrick van de bank, die werkte zoals u kunt raden in de plaatselijke bank. Patrick was die dag vroeger thuis dan gewoonlijk en ontdekte dat Jean Claude iets te enthousiast stroom opwekte in het huis. Jaren werd er nog gesproken over de bizarre scène die volgde op de thuiskomst van Patrick. Jean Claude liep naakt de straat door met een foeterende bankdirecteur achter zich. Agressief gooide hij Claude van Billekes zijn schoenen naar zijn hoofd. Het betekende het einde van Jean Claudes huwelijk. Omdat zijn haar naar alle kanten stond, was de bijnaam ‘de Punker’ geboren.

Tristesse

De strapatsen van Claude hadden iets meelijwekkends. Zoals die keer dat hij een fotoreportage meehad van zijn reis naar Griekenland. Naast heel wat mislukte foto’s van Athene kregen we een hoop foto’s van een vliegtuig op de tarmac van Zaventem te zien. Die had zijn moeder, Billekes, getrokken. Ze wilde ‘hare Kloot’ fotograferen toen hij het vliegtuig uitstapte. Maar tegen het moment dat hij daadwerkelijk uit het toestel kwam, was het filmrolletje op. We hadden immens veel plezier aan de zowat twintig nietszeggende foto’s van het vliegtuig. Punker was trots op zijn mislukkingen. Het gaf hem enig aanzien. Een meester in tristesse.

Ik was een van de weinigen op zijn begrafenis. Punker werd gecremeerd in een groot crematorium op een uur rijden van ons dorp. Het was een trieste bedoening. Ik had Magda beloofd een doodsprentje mee te brengen. Ik ging daarom eerst langs het Parochiehuis vooraleer naar huis te gaan. Magda was er blij mee en plaatste het prentje boven de toog. Onderweg naar huis passeerde ik langs het intussen opgekalfaterde elektriciteitshok. Ik proefde de smaak van de Rodenbach die ik net ophad en hoorde de stem van Jean Claude ‘Punker’. En dan die sirenes.

Wat een figuur.

 

Uw toegenegen Minister van Straat.

Categorieën
Tags

Marcel 't Kint observeert het dorpsleven en de wereld om hem heen. Hij beoefende twaalf stielen en beging evenveel ongelukken.

Commentaren en reacties