Alleen Nederlands als schooltaal niet zo gek
Laten we op de speelplaats of in de klas andere talen toe dan het Nederlands? In het debat worden toch wel wat praktische nadelen uit het oog verloren.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Standaard kopte deze week op de voorpagina: ‘Vlaamse scholen bannen Turks en Marokkaans’. Marokkaans? Die taal bestaat niet eens. Op onze school is het zelfs verboden Belgisch te spreken.
De vraag achter het artikel, of leerlingen van niet-Vlaamse afkomst op school hun ‘moedertaal’ mogen spreken, zette in elk geval aardig wat klavieren in beweging. Wie belangstelling heeft voor het thema komt ook vandaag in de kranten ruim aan zijn/haar trekken. Uitgesproken verdedigers van het verbod werden blijkbaar niet naar hun mening gevraagd, wat het debat natuurlijk niet ten goede komt.
Maar de bijdragen in De Morgen en De Standaard klinken genuanceerd. Noel Clycq schrijft in die eerste krant namens de Oprit 14-onderzoeksploeg die bekendmaakte dat vele scholen leerlingen bestraffen wanneer ze een andere taal dan het Nederlands gebruiken op de speelplaats.
Nederlands wordt thuistaal
Uit Clycqs studie blijkt dat het Nederlands in de praktijk steeds meer dé taal van die allochtone jongeren aan het worden is. Met leeftijdsgenoten en in hun televisiegebruik domineert die vandaag zonder meer. Met ouders is dat minder het geval en met grootouders kan zelden in het Nederlands gecommuniceerd worden. Mooi dat die nuance wordt aangebracht – lerarenopleider Kris Van den Brande doet dat ook in De Standaard – want de bewering dat ‘ze’ in privéomstandigheden nooit Nederlands praten, strookt niet met de feiten. Ook voor deze leerlingen blijkt het Nederlands steeds meer de eerste gebruikstaal, de taal van hun toekomst, terwijl de zogenaamde thuistaal die van hun verleden wordt.
Gelukkig maar. Pleidooien om veel ruimte te scheppen voor die ’thuistaal’ werden in het verleden overigens ook gelanceerd door voorstanders van een terugkeerbeleid. ‘Ze’ zouden op die manier ‘hun’ voeling met ‘het thuisland’ niet teveel verliezen. De ongenuanceerde keuze voor het Nederlands als onderwijs- en schooltaal kan elk misverstand over de vraag waar de toekomst van deze jongeren zich zal afspelen uit de wereld helpen.
De ’thuistaal’, zo blijkt uit de studie van Oprit 14, wordt dus ook gewoon steeds meer het Nederlands. Het is weinig zinvol die ontwikkeling op de speelplaats te willen terugschroeven al valt motiveren zeker te verkiezen boven bestraffen. Blijkbaar ontgaan twee bijzonder kwalijke gevolgen van het toestaan van andere talen op de speelplaats mensen die niet in de praktijk zitten compleet.
Ten eerste kan een leerkracht in – bijvoorbeeld – het Berbers worden beledigd en beschimpt tot vermaak van omstanders maar zonder mogelijkheid tot ingrijpen aangezien de leraar niet weet wat gezegd wordt. Meer nog, zelfs tegen het beledigen of pesten van anderen kinderen kan niet meer worden ingegrepen als dat gebeurt in een voor de leraars onbegrijpelijke taal.
Ten tweede: door het toelaten van de ’thuistaal’ dreigt de speelplaats (nog meer) etnisch op te splitsen. Zo’n maatregel zou leiden tot een omfloerste apartheid op school. De ‘Polen’ die op de speelplaats in het Pools afspreken hoe ze de ‘Russen’ te grazen zullen nemen? Willen we echt die weg opgaan?
Praktische ellende bij meertalig onderwijs
Cognitieve psycholoog Wouter Duyck verbreedt in De Standaard de discussie naar het nut/onnut van meertalig onderwijs. Moet het Nederlands niet alleen wijken op de speelplaats maar ook in de klas?
Hij verwijst naar onderzoek dat vaststelt dat meertalig onderwijs niet baat maar evenmin schaadt. ‘Meertalig onderwijs kan dus best’, vindt Duyck, mits het te organiseren binnen een goed kader. Ook hier geldt het argument van etnische opdeling van de scholen, dan zelfs doorgetrokken tot in de klassfeer.
Maar vanuit mijn eigen beroepservaring stoot ik toch ook op een ander niet te verwaarlozen praktisch probleem. Als ik me beperk tot mijn leerlingen moeten er dan lessen gegeven worden in het Arabisch, Berbers, Turks, Pasjtoe, Urdu, Albanees, Bosnisch, Portugees, Spaans en Grieks. Ik verzeker niet dat ik volledig ben. In andere klassen zitten Russen (thuistaal?), Polen, Afrikanen, …
Dat is mijn schoolrealiteit van vandaag. Krijgen die allemaal les in hun moedertaal? Worden voor al die talen leerkrachten gerekruteerd ? Krijgen ze alleen les als ‘hun groep’ voldoende in aantal is en valt die eenzame Tsjetsjeen uit de boot? Maken we er dan een groepsrecht van en geen individueel recht? Vervalt dat recht als de moeder Nederlands spreekt thuis? Hoeveel bedraagt het kostenplaatje van zo’n maatregel die geen baat in leerprestaties brengt?
Of er veel problemen worden opgelost met onderwijs in de ‘moedertaal’ mag betwijfeld worden. Dat er een hoop bijkomende door zullen ontstaan is wel zeker. Helpen we het onderwijs van achtergestelde kinderen vooruit door nieuwe praktische ellende te veroorzaken?
Duyck wijst in zijn slotparagraaf wel op een aan te pakken kernprobleem. Kinderen met anderstalige achtergrond worden te laat met het Nederlands geconfronteerd. Het zou wél een hoop moeilijkheden wegwerken als die kinderen Nederlands leerden wanneer ze die taal het best opslorpen, dus voor ze zes jaar geworden zijn. Zo’n maatregel is nuttig én praktisch haalbaar.
(Naschrift: Blijft het fenomeen van de 12, 13 of 16-jarige inwijkeling die op schoolbanken klanken over zich uitgestort krijgt die voor de betrokkene amper betekenis hebben. Jongeren ouder dan pakweg 10 jaar overhevelen naar een land waar onderwijs gegeven wordt in een volledig onbekende taal kan met recht een vorm van kindermishandeling genoemd worden. De gevolgen dragen de betrokkenen levenslang.)
(P.S. Voor alle duidelijkheid en voor zo ver nodig: het gaat hier niet over talenonderwijs in de gewone lessentabellen.)
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.