Oktoberrevolutie en nationalisme
Alleen Lenin had eerbied voor minderheidstalen
foto © Reporters
Gisteren vierden communisten de 100e verjaardag van de Oktoberrevolutie, die maar mogelijk was mits een flinke portie nationalisme.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Oktoberrevolutie vond vreemd genoeg plaats in november. De Russen hanteerden op dat ogenblik de Juliaanse kalender, wij de Gregoriaanse. Toen de bolsjewieken de macht grepen in de nacht van 24 op 25 oktober 1917 werd bij de ons het kalenderblaadje van 6 november gewisseld voor dat van de 7E. Enkele maanden later schakelden ook de Russen over naar de Gregoriaanse tijdsaanduiding en sedertdien geldt 7 november als herdenkingsdag voor de Oktoberrevolutie waaruit de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken ontstond. Pas in december 1991 zou die ontbonden worden na 74 jaar lang mee het wereldtoneel beheerst te hebben.
Nationalisme als leidraad
In het proces dat leidde naar die revolutie speelde het nationalisme op verschillende manieren een hoofdrol, net als in die 74 volgende jaren trouwens. Het tsaristische regime, dat al in februari 1917 (jawel, in maart dus) ten val kwam, wist zich geen raad met de diverse nationalistische bewegingen in de zogenaamde randgebieden. De Russen vormden met 44% minder dan de helft van de bevolking waarover de tsaar regeerde. Voor de aanhangers van het autocratische tsaristische regime vormden die gebieden echter een soort persoonlijke eigendom van de tsaar. De twee laatste tsaren, Alexander III en Nicolaas II, voerden een beleid van felle russificatie. Zo was het bijvoorbeeld strikt verboden de lokale talen te gebruiken in scholen, rechtbanken, op straatnaamborden enzovoort. Lenin noemde Rusland “een gevangenis van volkeren”.
Dat beleid zorgde vanaf 1905 voor een politisering van het tot dan vooral culturele nationalisme in Finland, Polen, Oekraïne, Georgië of de Baltische staten. In Armenië kreeg die nationale beweging veel minder een anti-Russisch karakter omdat Rusland gezien werd als bondgenoot tegen de Turkse aartsvijand. In het Turks-islamitische Azerbeidzjan lag de klemtoon eerder op de religieuze dan op de nationale eigenheid. Toch kende het Russische rijk in 1905 in het algemeen een felle nationalistische opstoot in de randgebieden. De nederlaag van Rusland in de oorlog tegen Japan (1904 – 1905) gaf een bijkomende knauw aan de Russische gedachte.
Toch zou die een belangrijke rol blijven spelen. Aan het tsaristische hof woedde een strijd tussen pan-Slavisten en de pro-Duitse lobby. De pan-slavisten wilden de zogenaamde Russische belangen in de Balkan veilig stellen tegenover Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse rijk. Er heerste in die kringen ook een grote angst voor de Duitse Drang nach Osten. Deze schrik speelde een grote rol in de beslissing om in de Eerste Wereldoorlog te stappen aan de zijde van de westerse geallieerden.
Februarirevolutie
In februari 1917 werd de tsaar in een spontane, ongeorganiseerde volksopstand van zijn troon verdreven. Een Voorlopige Regering, bestaande uit liberalen en niet-bolsjewistische socialisten (sociaal-revolutionairen en mensjewieken) nam het roer over maar bleef even gesloten voor de nationalistische stromingen in de niet-Russische delen van het rijk. De grenzen mochten niet aangetast worden, althans zeker niet voor het einde van de oorlog.
Voor de liberalen speelde een ander aspect mee. Zij herleidden de kwestie van de nationale rechten tot een zaak van individuele rechten. Eens die verzekerd waren, zo luidde de liberale theorie, zouden die nationale verzuchtingen ook verdwijnen. Dat het verzekeren van burgerlijke en religieuze vrijheden zou volstaan is een koppige illusie die in liberale kringen wel meer wordt gekoesterd, tot vandaag trouwens. Het maakte de ruimte voor vormen van zelfbestuur voor niet-Russische volkeren onder dat Voorlopig Bewind zeer beperkt.
Zowel de conservatieve monarchisten als de liberalen wisten zich dus niet echt raad met die niet-Russische nationalistische bewegingen en stelden zich op als verdedigers van de Russische Rijksgedachte. Daardoor lag de weg open voor de socialisten om zich op te werpen als de verdedigers van het recht op zelfbeschikking. Lenin schreef er in 1914 een brochure over: Over het recht der naties op zelfbeschikking. Hij verwijst daar naar de resolutie van het Londense Internationale Congres van 1896 waarover hij onder meer schrijft: “In de resolutie van de Internationale zijn dan ook de meest essentiële, fundamentele uitgangspunten van dit standpunt overgenomen: enerzijds de geheel openlijke en voor geen verkeerde uitleg vatbare erkenning van het onbeperkte recht van alle naties op zelfbeschikking; anderzijds de niet minder ondubbelzinnige oproep aan de arbeiders tot internationale eenheid in hun klassenstrijd.”
Toen de sociaal-revolutionairen en mensjewieken na de februari-opstand de Voorlopige Regering gingen steunen, en daarmee ook de afwijzende houding tegenover de nationale ambities in de niet-Russische gebieden overnamen, bleven de bolsjewieken van Lenin eigenlijk over als dé grote verdedigers van het recht op zelfbeschikking en zelfs op afscheiding. Dat zorgde in belangrijke mate mee voor de beslissende versterking van het bolsjewistische kamp tegenover de ‘slappe en aarzelende’ sociaal-revolutionairen en mensjewieken die in de oktoberevolutie samen met hun liberale bondgenoten het onderspit moesten delven en verdwenen naar de vuilnisbelt van de geschiedenis om het met de woorden van Trotski te zeggen.
Oktoberrevolutie
De aantrekkingskracht van de niet-Russische nationalistische bewegingen bleek bij de eerste en enige vrije verkiezing in november 1917 voor de Grondwetgevende Vergadering. Op het Oekraïense platteland behaalden de nationalisten liefst 71% maar ook in Estland, Georgië, Finland en Armenië kregen ze een meerderheid van de stemmen. Finland en Polen zouden zich trouwens kunnen ontworstelen uit de Russische omknelling. (Aangezien het resultaat de verliezende Bolsjewieken niet aanstond, ontbonden ze die Grondwetgevende Vergadering prompt.)
Na die Oktoberrevolutie keerden ook de bolsjewieken hun kar en kozen resoluut voor het Russische patriottisme. De logica van de immer soepel redenerende Lenin was eenvoudig: volkeren hadden het recht op zelfbestuur in voorkapitalistische en kapitalistische landen maar eens het socialisme gerealiseerd, was daar geen reden meer toe. Na zijn overwinning in oktober zag Lenin de mobiliserende kracht in van het Russische nationalisme. Uit die gedachte ontstond het nationaal-bolsjewisme. Orlando Figes, zowat de autoriteit over die periode in de Russische geschiedenis, noemt dat nationaal-bolsjewisme de echte winnaar van de burgeroorlog die na de machtsgreep van de bolsjewistische communisten volgde en hen de definitieve overwinning verzekerde.
De trouwe soldaat van het tsaristische leger generaal Aleksej Broesilov sloot zich na de communistische overwinning aan bij het Rode Leger. Het verdwijnen van de tsaar was niet zijn grote bekommernis, maar wel de mogelijke instorting van het ene Russische rijk. De bolsjewieken verzekerden het voortbestaan er van. “Het bolsjewisme zal op een dag ten onder gaan en dan is het Russische volk samen met hen die in Rusland zijn gebleven, de enige kracht die de mensen nog de juiste weg zal wijzen”, redeneerde de oude patriot die een grote afkeer had voor de oude regimeaanhangers die emigreerden naar het buitenland. (Met 74 jaar vertraging kreeg hij zowaar nog min of meer gelijk ook.)
Nikolaj Oestrjalov was een rechtse Kadet (de behoudsgezinde partij binnen de Voorlopige regering) en propagandist van de Witte generaal Aleksander Koltsjak die de wapens opnam tegen de Roden tijdens de burgeroorlog. Maar ook Oestrjalov liep in 1920 over naar het nieuwe regime. “De belangen van het Sovjetsysteem zullen onvermijdelijk samenvallen met de nationale belangen van Rusland”, redeneerde hij en de patriotten die overliepen naar de Roden konden naar zijn verwachting het regime russificeren.
Vasili Sjoelgin speelde een vooraanstaande rol in de Voorlopige Regering als centrumrechtse politicus en verzekerde zijn plaats in de geschiedenisboeken omdat als afgevaardigde van de Doema (het parlement) de laatste tsaar de akte van troonsafstand liet tekenen. In 1920 schreef hij over de Oktoberrevolutie: “We verloren, maar toch wonnen we. De bolsjewieken versloegen ons, maar ze hesen de vlag van een verenigd Rusland.”
Zelfbeschikkingsrecht versus centralisme
Lenins steun aan het zelfbeschikkingsrecht van volkeren, in 1911 onder zijn impuls opgenomen in het partijprogramma, was zuiver tactisch. Hij wilde die niet-Russische nationalistische krachten gebruiken tegen het tsarisme en later tegen de Voorlopige Regering. Het herstel van de grenzen van het Russische rijk was het einddoel. (Voor zo ver mogelijk want hij moest de afscheiding van Polen noodgedwongen aanvaarden.) In een privébrief van 1913 aan de schrijver Maxim Gorki zette hij zich af van het idee van een losse federatie. Hij zou “het Oostenrijkse soort ontsporing” niet laten gebeuren in Rusland. “Dat staan we niet toe. Er zijn hier meer Russen. Met de arbeiders aan onze zijde zullen we die ‘Oostenrijkse mentaliteit’ resoluut bestrijden.”
De supercentralist Stalin – van geboorte nochtans een Georgiër – zou die strikte Russisch-patriottistische lijn resoluut doortrekken. In ‘Kanttekeningen bij Stalin’ van de communismekenner Wolfgang Leonhard lezen we: “Dat er plotseling officieel werd gesproken over ‘de grote Vaderlandse oorlog van het Sovjetvolk’ wekte mijn verbazing. Net als iedereen in mijn omgeving had ik verwacht dat de leuze ‘vrijheidsstrijd tegen het fascisme’ zou worden, een leuze die de verbondenheid van de Sovjet-Unie met de onderdrukte volkeren in Europa zou hebben onderstreept. Het begrip ‘vaderlandse oorlog’ trok duidelijk een parallel met de oorlog tegen Napoleon in de jaren 1812-1813. De begrippen ‘partij’, ‘socialisme’, ‘communisme’ en zelfs ‘marxisme-leninisme’ verdwenen uit de propaganda. In de komende jaren werd er gesproken over het vaderland, over Moedertje Rusland, over de Russische aarde.”
Het motto ‘proletariërs aller landen, verenig u’ was intussen verworden tot een lege slof. Zowel Lenin als Stalin wisten handig gebruik te maken van het nationalisme, zowel dat van de niet-Russen als het Russische patriottisme, naargelang het hen goed uit kwam. Het nationalisme bood de aanvullende kracht die het communisme alleen onvoldoende kon bieden om de brede bevolking mee te krijgen. Ze waren in die kunst niet origineel maar beheersten ze wel tot in de finesses.
(Behalve het citaat van Leonhard komen alle letterlijke aanhalingen uit het magistrale ‘Tragedie van een volk’ van Orlando Figes.)
Tags |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Pieter Bauwens en Emmanuel Van Lierde over het pausbezoek en de synode in Rome.