An De Moor: ‘Werken aan taalvaardigheid leidt tot betere kansen’
Een gesprek met de laureate van de LOF-prijs 2017.
An De Moor met de LOF-prijs, een ontwerp van Michaëla Bijlsma.
foto ©
An De Moor ontving vrijdag de LOF-prijs 2017 voor haar inzet voor het Nederlands. Doorbraak sprak met haar.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementTalenbeleidcoördinator van de KU Leuven en de Odisee Hogeschool An De Moor nam vrijdag in het Brussels Parlement de LOF-prijs 2017 in ontvangst. De Stichting Nederlands reikt de LOF-prijs elk jaar uit aan een persoon of organisatie die zich bijzonder inspant voor het behoud en de bevordering van het Nederlands. Een definitie die zeker opgaat voor An De Moor, dezer dagen een veelgevraagde gastspreker op colloquia, lezingen en dus ook prijsuitreikingen. Ondanks haar drukke agenda vond ze deze week een uurtje tijd voor een gesprek met Doorbraak. An De Moor ontvangt me op de Brusselse campus van de KU Leuven.
Doorbraak: In de media horen we regelmatig klachten over het Nederlands van de Vlaamse studenten? Hoe staat het daar nu werkelijk mee?
An De Moor: ‘Wij zijn volop bezig met de verwerking van de taalscreenings van eerstejaarsstudenten die we nu al zes jaar afnemen aan de Odisee Hogeschool en de KU Leuven. De resultaten voor de vijf vorige jaren zijn niet zo hoopgevend: ze dalen elk jaar. De daling is niet drastisch, maar de tendens is er wel.’
‘Ons onderzoek toont bovendien een duidelijke correlatie aan tussen de screeningsresultaten en de studieresultaten nadien. Ook zien we een samenhang tussen de screening en GOK-factoren, zoals de thuistaal en het diploma van de moeder.’
Wat moeten we ons voorstellen bij die dalende taalvaardigheid?
‘De afgenomen Nederlandse taalvaardigheid is globaal. Het gaat om minder woordenschatkennis, om problemen met het structureren van een tekst en om de taalregisters die studenten al dan niet kunnen hanteren. Denk bij dat laatste aan een formeel versus informeel taalregister. Veel studenten weten niet wanneer en hoe formeel te communiceren, nochtans belangrijk in de academische en professionele wereld Dat uit zich in e-mails die beginnen met ‘Yo prof’.’
Waarom is Nederlands belangrijk?
‘Nederlands maakt niet alleen een belangrijk deel uit van onze Vlaamse identiteit, er is een rechtstreeks verband tussen Nederlandse taalvaardigheid en succes in de studies en daarbuiten. Werken aan taalvaardigheid leidt tot betere kansen. Neem de vluchtelingen en nieuwkomers: Nederlands is voor hen de motor tot integratie.’
‘Nederlands is belangrijk omdat elke jongere na zijn studies nog heel veel in het Nederlands zal moeten communiceren. Een ingenieur besteedt tachtig procent van zijn tijd aan communicatie. Hij moet dus in staat zijn om een gestructureerde boodschap te brengen. Nederlandse taalvaardigheid is dus meer dan spelling alleen.’
‘Het positieve is dat bijspijkeren echt wel helpt. Er is ook geen alternatief: wie de taal niet beheerst, slaagt niet, dat toont ons onderzoek duidelijk aan. Ook van mensen met een migratieachtergrond moeten we het Nederlands opkrikken. Ik geef het voorbeeld van een van mijn kinderen: die heeft vanuit een technische richting in het secundair een bacheloropleiding Bedrijfsmanagement behaald. Hij kreeg plots Frans, Duits en Engels, wat hij voordien niet of nauwelijks had gehad. Wel, op drie jaar tijd heeft hij die talen geleerd en nu werkt hij in een omgeving waar hij die voortdurend gebruikt. Werken aan taal loont dus zeker.’
Ligt de lat momenteel te laag, zoals sommige academici en politici beweren?
‘Ik hoop van niet. Maar ik zie wel een tendens van toegenomen tolerantie tegenover grammaticale fouten en taalslordigheden die neigen naar taalluiheid. Om dat aan te pakken, is meer aandacht nodig voor grammatica en spelling. De eindtermen in het secundair onderwijs zijn te vaag op het vlak van schriftelijke taalvaardigheid. Dat is een probleem. Leerlingen moeten zelden nog een verhandeling schrijven in het secundair onderwijs.’
‘Bovendien is hun aandachtsspanne veel korter dan vroeger door alle afleiding die hen voortdurend omringt. Ik nam eens een foto van mijn zoon toen hij statistiek aan het studeren was: behalve de cursus had hij bij hem zijn gsm, zijn laptop, de afstandsbediening van de tv, een tablet en een bediening van een spelconsole. Hij was met al die dingen tegelijk bezig. Resultaat: niet geslaagd. Hij is zich daar wel van bewust, net zoals veel andere jongeren. Vandaar al die collectieve studiemomenten in bibliotheken waar veel minder afleiding is.’
Taalbewuste docenten
Odisee besteedt ook aandacht aan de Nederlandse taalvaardigheid bij de docenten. Waarom?
‘De enige manier om studenten te wijzen op het belang van structuur is door taalbewuste docenten. Jongeren maken niet vanzelf de transfer van wat ze in het vak Nederlands leren naar andere vakken. De idee in het Vlaamse onderwijs is daarom nu dat elke leraar of docent een taalbewuste leraar of docent moet zijn. Daarom geven wij professionaliseringssessies rond ‘taalsensitief lesgeven’ aan docenten in Vlaanderen en Nederland.’
Hoe staat het eigenlijk met de taalvaardigheid van de docenten en leerkrachten?
‘Je merkt een verschil tussen de generaties die wel nog grammatica en spelling hebben gehad en die waar dat is weggevallen of verminderd. Van de oudere generatie heeft de meerderheid een goede Nederlandse taalvaardigheid. Maar bij de jongere generatie die instroomt, is dat minder. Dat komt door de gewijzigde mentaliteit, waarbij het volstaat als we elkaar maar verstaan. Die mentaliteit dringt overigens ook al door in de Taalunie, waarin pleidooien te horen zijn dat taalvariatie móet kunnen en waar academici zeggen dat ze willen horen waar iemand precies vandaan komt uit het Nederlandse taalgebied. Maar die trend is in het nadeel van mensen met een migratieachtergrond, die een Algemeen Nederlands krijgen aangeleerd maar vervolgens in het “echte” leven geconfronteerd worden met alles behalve dat AN. Ik ben dan ook verheugd met het protocol dat het Huis van het Nederlands afsloot met verenigingen en organisaties in de Brusselse rand om zich te engageren om Nederlands te spreken tegen anderstaligen die onze taal leren.’
Over Brussel gesproken, ooit vertelde een leerkracht me dat ze hun veelal anderstalige leerlingen maar laten passeren omdat je ze moeilijk tot hun 18de kan laten zittenblijven. Hoe overtuig je hen van het belang van goede taalvaardigheid?
‘De overlastleerlingen slagen niet. Zij hebben in het secundair nooit moeten werken om vooruit te mogen. Wanneer zij vervolgens in een omgeving terechtkomen waar dat niet pakt, haken ze af. Anderzijds hebben wij wel heel veel succesverhalen van anderstalige studenten die het wel halen. Die rolmodellen gebruiken we om de anderstaligen te motiveren en te inspireren. Zij krijgen ook extra taalondersteuning van een taalcoach.’
‘De studenten doen daar trouwens graag aan mee. Vorige week hadden we een driedaagse Zomercursus ‘Academisch Nederlands’ met een grote groep heel diverse studenten voor een tweetalig traject Recht. Kijk naar deze foto (zie hierboven, red.): allemaal blije gezichten. Niemand is uitgevallen. Dat is omdat wij uitgaan van het welbevinden van die studenten, waarbij we mikken op zowel taalvaardigheid als bewustzijnsvorming.’
Enkele weken geleden sprak u in Gent op een colloquium over het Nederlands in het hoger onderwijs. Heeft onze taal nog een toekomst in het hoger onderwijs?
‘Zeker wel. Het overgrote deel van de studenten komt immers terecht in een Nederlandstalige werkomgeving. Dat geldt voor bijna elk van de 38 professionele bacheloropleidingen die Odisee aanbiedt. Denk maar aan de bouw en de zorg. Essentieel is in de eerste plaats een academische Nederlandse taalvaardigheid. Daarom pleit ik ervoor dat studenten in een Engelstalig traject bovendien een vak in het Nederlands volgen, opdat zij ook de Nederlandse vaktermen zouden kennen. Eenmaal afgestudeerd gaan de meesten aan de slag in een Nederlandstalige werkomgeving waar ze in het Nederlands moeten communiceren.’
Verengelsing is verarming
De Stichting Nederlands, die u de LOF-prijs overhandigde, stelt in haar uitnodiging: ‘De keuze voor het Engels als voertaal voor de universiteiten is in feite al twee decennia geleden gemaakt.’ Heeft het Nederlands nog een toekomst als wetenschapstaal?
(niet zo zeker) ‘Er zou opnieuw een humanistische beweging moeten opstaan die het wetenschappelijke Nederlands in ere herstelt, zoals Simon Stevin enkele eeuwen terug. Overigens is de verengelsing geen exclusief Vlaams fenomeen. Ook in Duitsland en Frankrijk, ja zelfs Frankrijk, zien we een enorme toename van Engelstalige termen. Maar er zijn ook hoopgevende initiatieven. In Scandinavië worden Erasmusstudenten aangemoedigd om een taalbad te nemen. Als de student 150 euro betaalt voor dat taalbad en op het einde meedoet aan alle examens, krijgt hij zijn 150 euro terug én drie studiepunten.’
Wat is het bezwaar tegen het Engels?
‘Verengelsing is verarming. Het Engels is niet onze moedertaal, waardoor wij er ons niet even genuanceerd in kunnen uitdrukken als in het Nederlands. Ik geef je een voorbeeld. Vorig academiejaar ging ik spreken op een internationaal congres in Vlaanderen. Op een bepaald ogenblik zei iemand van de organiserende universiteit ‘everybody has to go to local three’. Hij sprak ‘three’ uit als ‘tree’, waardoor ik tevergeefs zocht naar een boom waar we moesten verzamelen. En ‘local’ is een mooi voorbeeld van steenkolenengels. Dat krijg je wanneer je een taal onvoldoende beheerst.’
‘Bovendien klopt het wat Nozizwe Dube, voormalig voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad, zegt: verengelsing mag er niet toe leiden dat jongeren uitgesloten worden van hoger onderwijs omdat hun opleiding niet in het Nederlands bestaat. De verengelsing sluit een grote groep uit, zeker in zeer diverse steden als Brussel. Hier kan je bijvoorbeeld studenten hebben wiens eerste taal Farsi is, hun tweede Frans, dan Nederlands en pas als vierde taal het Engels. Bovendien komen zij vaak uit talige omgevingen waar alle films gedubd worden naar het Frans, of luisteren ze voornamelijk naar Franse rap. Zij komen nooit in contact met het Engels. Voor zulke studenten betekent verengelsing enkel een extra drempel op weg naar studiesucces. Dat is een brug te ver. Het sociale en maatschappelijke aspect van hoger onderwijs wordt vaak uit het oog verloren.’
Wat kunnen we doen om de sociale drempels laag genoeg te houden?
‘Ik pleit ervoor dat de bachelorjaren altijd in het Nederlands zijn voor elke richting. Vanaf de masterjaren minstens in de twee talen: Nederlands en Engels. Overigens merken wij dat het aantal Nederlandstaligen in Brussel spectaculair stijgt. De oude vijandigheid tegenover het Nederlands is zo goed als verdwenen. De jongere generaties hebben begrepen dat wie Nederlands kent, meer kans maakt op de arbeidsmarkt. Het Nederlands heeft aan prestige gewonnen. Dat merken we ook aan het enorm toegenomen aantal klanten in het Huis van het Nederlands. Zelfs de burgemeester van Brussel is daar Nederlands komen leren, zij het stiekem (lacht).’
Is Engels vanaf het eerste leerjaar dan een oplossing, zoals Ann Brusseel voorstelt?
(kijkt bedenkelijk) ‘Ik ben daar niet van overtuigd. Misschien een uurtje in de week. Maar dan rijst de vraag: wie gaat dat geven? Onze leerkrachten lager onderwijs zijn daartoe niet uitgerust. Nu al evolueert het lager onderwijs naar vakleraren zoals in het secundair. De algemene vakleerkracht sterft uit. Frans en wiskunde zijn buisvakken voor veel studenten lager onderwijs. Voor de oorzaak daarvan moeten we kijken naar wie instroomt in de lerarenopleidingen. Maar dat is voer voor een ander artikel!’
En weg is An De Moor, naar een volgende vergadering over de rol van het Nederlands in het hoger onderwijs.
Joris Sterckx (°1977) is eindredacteur bij Doorbraak. Hij studeerde Taalkunde aan de VUB en Communicatie in Mechelen.
‘Ik voel een grote bezorgdheid om wat er in de maatschappij aan het gebeuren is.’ Doorbraak sprak met Heidi De Pauw, ceo van Child Focus.
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.