JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Antwoorden op de vragen van Theo Francken

Is er een economische meerwaarde van migratie?

Herman Deweerdt5/11/2014Leestijd 11 minuten

Herman Deweerdt duikt in de cijfers en tabellen op zoek naar de vraag van Theo Francken of er in ons land een economische meerwaarde te vinden is van de migratie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Bij de regeringsverklaring van Michel I, een zeldzaam moment waar het over het staatsbeleid van de komende jaren gaat, las ik in de talrijke kwaliteitskranten die we hebben, dat de heer Francken naar een verjaardagsfeestje geweest was van een negentigjarige man. De vader van een partijgenoot. Afschuwelijk. Hardvochtig. Mensonwaardig. Bovendien was die man in zijn jongere jaren senator bij de Volksunie, een partij die ooit samen zat in een regering met de PS. Politiek niet correct. Alles samen te onnozel om er nog aandacht aan te besteden.

Ik wil wel antwoorden op de vragen die de heer Francken drie jaar geleden gesteld heeft en waarop hij blijkbaar nog geen antwoord gekregen heeft. De aanleiding was een artikel, verschenen in The Economist (een boekske dat in heel de wereld door ernstige mensen als gezaghebbend aangezien wordt) over de economische meerwaarde van immigratie. Via een Facebookbericht had mijnheer Francken laten weten volledig akkoord te zijn met de uitdagende stelling dat de Westerse landen, ook in tijden van crisis, beter hun grenzen voor immigratie open hielden wegens de economische meerwaarde ervan. Althans op basis van veel verwijzingen naar het immigratiebeleid van de VS. Als nadenkend en vooruitziend politicus voegde hij er aan toe: ‘Mag ik even uitdagend stellen dat ik me wel iets kan voorstellen bij de economische meerwaarde van de Joodse, Chinese en Indiase diaspora, maar minder bij de Marokkaanse, Congolese en Algerijnse’. Natuurlijk mag dit. Het is zelfs zeer wenselijk. Bevraging en zelfbevraging zijn een belangrijke bezigheid in de wijsbegeerte. ‘Of is dat te aangebrand?’ vroeg hij ook nog. Het hangt er van af of wat hij zich kan voorstellen, in overeenstemming is met feiten.

Wat zijn de feiten? Allereerst hoe wordt de economische meerwaarde van immigratie gemeten? Hierover bestaan er zeer veel opvattingen. Ook veel studies, gemaakt volgens verschillende werkwijzen en met zeer uiteenlopende resultaten, zowel positieve als negatieve. De meest uitgebreide proberen een volledige balans te maken van wat de maatschappij van de immigranten krijgt en wat ze er aan terug geeft. Hierna zal ik mij beperken tot de economische bijdrage van de immigranten. De tewerkstellingsgraad is hiervoor zowel een eenvoudige als een goede maatstaf. De werkloosheidsgraad, die hiermee in meer of mindere mate correleert, is een extra indicator.

Bron van de gegevens: FOD Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg / statistieken /indicatoren omtrent migratie. We gebruiken de gegevens opgesteld volgen het geboorteland van de betrokkenen. Deze steunen op de EAK (Enquête naar de arbeidskrachten), zowat de EU-standaard voor dit soort dingen.

De werkzaamheidsgraad

Tabel 1 Werkzaamheidsgraad volgens geboorteland – 2012

% van de bevolking (20 – 64) jaar

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

64,3

73,3

64.5

69,9

overige EU-27                             

66,1

69,0

57,5

64,2

Niet-EU-27

44,9

51,8

45,4

47,8

Verschil (België – niet-EU-27)

19,4

21,5

19,1

 

 Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (EAK)

 

Deze tabel laat de werkzaamheidsgraad (tewerkstellingsgraad) zien van de personen verblijvend in de drie Gewesten naargelang ze geboren zijn in België, in een ander land van de EU-27 of in een land buiten de EU-27.

In de Europese Unie heeft België voor de personen die niet geboren zijn in de EU-27 de laagste werkzaamheidsgraad, gevolgd door Bulgarije, Spanje, Frankrijk en Finland.

De verschillen in werkzaamheidsgraad tussen de personen geboren in België en deze geboren in landen buiten de EU-27 zijn zeer groot: ongeveer 20 procentpunten in ieder Gewest. Ook met dit cijfer staat België aan de top van de Europese Unie maar bevindt zich dan wel in gezelschap van landen als Finland, Zweden, Denemarken en Frankrijk.

Wie de verschillen in werkzaamheidsgraad tussen deze drie bevolkingsgroepen wil zien als een bewijs van discriminatie of racisme getuigt van onwetendheid of vooringenomenheid. De Franstaligen botsen dan bovendien op het feit dat de werkzaamheidsgraad voor personen geboren buiten de EU-27-landen groter is in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië. Als de Vlamingen racisten zijn, dan de Walen en Brusselaars nog meer. Pijnlijk.

En wat dan met landen als Tsjechië, Malta en Portugal, waar de werkzaamheidsgraad van personen geboren buiten de EU-27 groter is dan die van de personen geboren in eigen land? Een bewijs van liefdadigheid, positieve discriminatie, masochisme of negatief racisme? Als in West-Duitsland, met een veel hoger percentage vreemdelingen onder de bevolking, de werkzaamheidsgraad veel groter is dan in Oost-Duitsland, wat zegt dat dan over het bestaan en de omvang van discriminatie en/of racisme in Duitsland? Zijn in Vlaanderen of in België, bij de bevolking geboren in België, de verschillen in tewerkstellingsgraad tussen de provincies ook het gevolg van discriminatie en/of racisme? Het is onvoorstelbaar hoe politici en zogenaamde intellectuelen in staat zijn om feiten die het gevolg zijn van tientallen invloeden terug te brengen tot simplismen als discriminatie en/of racisme. Waarmee niet gezegd is dat er nergens racisme of discriminatie aanwezig is. De totale afwezigheid zou pas abnormaal zijn.

We beperken ons verder tot België.

Voor ieder van de drie bevolkingscategorieën opgenomen in Tabel 1 is de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen het grootst. Ruwweg kan gezegd worden dat de verschillen tussen de personen geboren in België en deze geboren in de overige EU-27-landen niet erg groot zijn, behalve in Wallonië. In Brussel zijn de personen uit de overige EU-27-landen zelfs ietsje werkzamer dan de personen geboren in België.

Enkele verklarende factoren

Er zijn een aantal feitelijke en zelfs kwantificeerbare factoren die de lagere werkzaamheidsgraad van de personen geboren in de overige EU-landen en de niet-EU-landen verklaren.

  • Opleidingsniveau. Zoals bekend stijgt de werkzaamheidsgraad aanzienlijk met het opleidingsniveau. In Vlaanderen en Wallonië is het opleidingsniveau het hoogst voor de personen geboren in België en het laagst voor de personen geboren buiten de EU-27. Bovendien is voor de drie bevolkingscategorieën het opleidingsniveau in Vlaanderen hoger dan in Wallonië.

In Brussel is het opleidingsniveau het hoogst voor de personen geboren in de EU-27 en het laagst voor de personen geboren buiten de EU-27. Voor deze laatste groep ligt het opleidingsniveau wel hoger dan in Vlaanderen.

  • Taal. Voor de meeste personen uit de EU-27 en uit de niet-EU-27 is de taal een probleem. We nemen aan dat dit voor deze personen een groter probleem is in Vlaanderen dan in Wallonië en in Brussel.
  • Openbare diensten en onderwijs. De moeilijke toegang tot deze sectoren drukt op de werkzaamheidsgraad in de drie Gewesten, vermoedelijk overal in dezelfde mate,.
  • Cultuur. De werkzaamheidsgraad van de vrouwen, zowel bij deze geboren in België als in de EU-27-landen, ligt ruim 10 % lager dan die van de mannen. Voor de vrouwen geboren in de landen van de niet-EU-27 ligt de werkzaamheidsgraad slechts op ruim 36% in Brussel en Wallonië; op 40 % in Vlaanderen. Dit is respectievelijk 18% en 24 %-punten lager dan die van de mannen. Dit doet denken aan toestanden bij ons toen de vrouwen nog bij de haard hoorden.
  • Ook de redenen van verblijf die de immigranten uit de EU en de niet-EU opgeven, brengen we onder bij cultuur. Voor de personen uit de EU geeft bijna 25 % gezinshereniging op als reden van verblijf. Werk is de reden voor 45 % in Vlaanderen; voor respectievelijk 45 % en 27 % in Brussel en Wallonië. Voor de personen uit de niet-EU geeft ruim 50 % gezinshereniging op als reden van verblijf. Werk is de reden voor 6 % in Vlaanderen; respectievelijk 9% en 3% in Brussel en Wallonië. (Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering/Publicatie 2014/1/pagina 42/Tabel 7 – cijfers geldig voor migranten die zich in 2011 voor het eerst lieten inschrijven in een Belgische gemeente. Voor de registratie van deze gegevens wordt verwezen naar de Dienst Vreemdelingenzaken.) Personen uit de niet-EU landen komen dus niet om een economische bijdrage te leveren. Integendeel zij willen dat niet. Ik kan me inbeelden dat een mengeling van godsdienst en racisme hen belet om hier economisch actief te zijn. Of dat de hardnekkige welwillendheid van de Belgische werkgevers hun werkzaamheidsgraad toch nog optrekt tot 48 %. Of dat er ook financiële impulsen zijn die hun beweegredenen om hier te verblijven beïnvloeden.
  • Beroepsstatuut. Bij de werkenden, in de bevolkingsgroep die niet geboren is in de EU-landen, is het percentage deeltijds tewerkgestelden lichtjes groter dan bij de groep geboren in België en de groep geboren in overige EU-landen. Het percentage met tijdelijke contracten is aanzienlijk hoger bij personen geboren in de niet-EU landen. Het percentage zelfstandigen is het laagst in de niet-EU landen en het hoogst in de overige EU-landen. Een tik voor de zelfgenoegzame Belgen.
  • Sectoren. De hiervoor genoemde factoren verklaren waarom de personen geboren in de niet-EU 27 landen relatief minder aanwezig zijn in sectoren zoals: overheid, onderwijs, financiële dienstverlening en nijverheid; maar relatief meer aanwezig zijn in sectoren zoals: handel en reparatie, vervoer en communicatie, en vooral in de horeca en diensten aan bedrijven (o.a. de schoonmaakbedrijven). M.a.w. in sectoren met relatief meer laaggeschoolden, meer vrouwen, meer tijdelijke contracten en waar de taal minder belangrijk is. Dus ook sectoren met lagere lonen, waar bijgevolg lagere belasting en lagere sociale bijdragen betaald worden. Dus leveren deze personen in verhouding tot hun aantal een lagere financiële bijdrage. N.B. Het werk van deze personen, zowel uit de EU-27-landen als uit de niet-EU-27 landen, is ongetwijfeld een economische bijdrage, nuttig en eerbiedwaardig. Bovendien zwaar, geminacht en slecht betaald. Dit neemt niet weg dat, zonder afbreuk te doen aan de persoonlijke verdienste van deze personen, hun globale maatschappelijke economische bijdrage sterk moet gerelativeerd worden gegeven de aanwezigheid van 600.000 werklozen. Maar dit is een heel ander probleem. Namelijk de potentiële economische waarde van de werklozen.

De concentratie van internationale bedrijven en instellingen te Brussel is wellicht de enige factor die aan personen geboren in de overige EU-27 en buiten de EU-27 een positief effect heeft op hun werkzaamheidsgraad.

De werkloosheidsgraad

Tabel 2 Werkloosheidsgraad volgens geboorteland – 2012

% van de (werkenden + werklozen) in de groep (20 – 64) jaar

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

13,5

3,5

9,1

5,9

overige EU-27

13,8

7,8

7,7

9,7

Niet-EU-27

26,8

17,4

24,5

22,4

Verschil (België – niet-EU-27)

13,3

13,9

15,4

 

Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (EAK)

Deze tabel is op dezelfde manier opgevat als deze voor de werkgelegenheidsgraad, dus ook gesteund op EAK-gegevens. Noteer dat de werkloosheidsgraden gesteund op administratieve bronnen (o.a. van de VDAB en gelijkaardige) ongeveer de helft groter zijn dan deze gesteund op de EAK. De belangrijkste reden ligt in het feit dat in de EAK-gegevens enkel de werklozen worden geteld die op de dag van de enquête in de laatste vier weken ten minste één poging hebben gedaan om werk te vinden.

Voor ieder van de drie bevolkingscategorieën opgenomen in Tabel 2 is de werkloosheidsgraad in Vlaanderen veruit het kleinst. (In 2012 had Wallonië met 7,7 % voor personen in de overige EU-27 landen een uitzonderlijk laag cijfer.)

Ruwweg kan gezegd worden dat de werkloosheidsgraad van personen geboren in een niet-EU-27 land het dubbele bedraagt van de personen geboren in een van de overige EU-27-landen; in Wallonië zelfs driemaal zoveel.

N.B. Uit de administratieve gegevens van 2008 blijkt dat de personen met Turkse, Congolese, Algerijnse en Marokkaanse nationaliteit een werkloosheidsgraad hebben van respectievelijk 32 %, 33 %, 37 % en 38 %. Dit is torenhoog boven het gemiddelde van alle buitenlanders (17,2 %) en drie keer zoveel als het gemiddelde van de personen met een EU-nationaliteit (11,7%). En vier keer zoveel als het gemiddelde van de Belgen (8,9 %).

Langdurig werklozen. Wegens het belang van de langdurig werklozen (bijna de helft van het aantal werklozen) kijken we ook naar deze werkloosheidsgraden volgens het geboorteland van de betrokken personen. We hebben enkel gegevens over 2008.

Tabel 3 Langdurig werklozen volgens geboorteland

(> 24 maand werkzoekend) – 2008

% van de (werkenden + werklozen) in de groep (20 – 64) jaar

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

7,6

1,2

4,6

2,6

overige EU-27

n.s

n.s

5,5

3,6

Niet-EU-27

14,8

5,4

13,0

10,9

Verschil (België – niet-EU-27)

7,2

4,2

8,4

8,3

Totaal per gebied

8,8

1,4

5,1

3,3

Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (EAK) n.s. niet significant

Bij de langdurig werklozen lopen de verhoudingen zowel tussen de drie bevolkingsgroepen als tussen de Gewesten nog verder uit elkaar dan in Tabel 2 al zichtbaar was. De Franstaligen kennen deze cijfers ook.

Alternatieve voorstelling. I.p.v. de werklozen uit te drukken als een percentage van de beroepsbevolking (werkzamen + werklozen) kunnen we ze ook uitdrukken in % van de bevolkingsgroep (20 – 64) jarigen. (zoals de werkenden)

Tabel 4 Aantal werklozen volgens geboorteland – 2012

In % van de bevolking (20-64) jarigen

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

10

3

7

4

overige EU-27

11

6

5

7

Niet-EU-27

16

11

15

14

 Verschil (België – niet-EU-27)

6

8

8

 

Bron: eigen berekeningen op basis van Tabel 1 en Tabel 2

De niet-actieven. Als het gaat om de economische meerwaarde van een bevolkingsgroep kunnen we de niet-actieven (niet werkend en niet werkloos) niet buiten beschouwing laten. Volgens de geleerden van het bbp leveren deze mensen geen economische waarde. Ze genieten niet van werkloosheidsuitkeringen maar ze zijn wel ten laste van de actieven. Ook voor de kinderbijslagen, de geneeskundige zorgen en later een deel van het gezinspensioen of de inkomensgarantie voor ouderen.

Tabel 5 Aantal niet-actieven volgens geboorteland – 2012

In % van de bevolking (20-64) jarigen

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

26

24

29

26

overige EU-27

23

25

38

29

Niet-EU-27

39

37

40

38

Verschil (België – niet-EU-27)

13

13

11

 

Bron: eigen berekeningen op basis van Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 4

Tabel 5 laat zien dat er weinig verschil is tussen het aandeel van de niet-actieven in de totale bevolkingsgroep (20-64) jarigen wat betreft de personen geboren in België en deze geboren in de overige EU-27 landen; behalve in Wallonië. Er is wel een zeer groot verschil tussen de personen geboren in België en deze geboren in niet-EU-27 landen.

Werklozen + niet-actieven per 100 werkzamen (werkenden). In Tabel 6 drukken we het aantal werklozen + het aantal niet-actieven uit t.o.v. 100 werkenden. Met het Belgisch gemiddelde van deze cijfers zijn we vandaag, en al lang, niet in staat om onze sociale zekerheid te financieren. Dan is het overduidelijk dat de economische bijdrage van de personen geboren in de niet-EU-27 landen in zeer grote mate onvoldoende is. Zij kunnen hier dus economisch niet overleven tenzij met een belangrijke financiële transfer van de personen geboren in België.

Tabel 6 Aantal werklozen + niet-actieven volgens geboorteland – 2012

Per 100 werkenden – in de bevolking (20-64) jarigen

Geboorteland

Verblijvend in

 

BHG

VG

WG

België

België

64

38

61

46

overige EU-27

51

45

74

56

Niet-EU-27

123

93

120

109

Verschil (België – niet-EU-27)

 

 

 

 

Bron: eigen berekeningen op basis van Tabel 1, Tabel 4 en Tabel 5

Wat nu met de immigratie uit Marokko, Congo en Algerije? (de landen door de heer Francken genoemd) Om met officiële gegevens te kunnen werken vervangen we deze landen door de Maghreblanden (Algerije, Lybië, Marokko, Mauretanië en Tunesië) of door alle Afrikaanse landen. In beide gevallen is de werkzaamheidsgraad van deze landen iets lager en de werkloosheidsgraad dubbel zo groot als deze van de overige Niet-EU-27 landen. (Bron: gegevens van het socio-economisch monitoring rapport 2013, uitgegeven onder de verantwoordelijkheid van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.) M.a.w. en mede op basis van andere studies mogen we aannemen dat de cijfers in dit artikel voor de bevolkingsgroep uit ‘niet-EU-27’ landen, ook van toepassing zijn op de door de heer Francken genoemde landen.

Besluiten

Volgens gegevens van EUROSTAT waren er op 1 januari 2013 in België 1.747.641 personen die niet in België geboren zijn. Dit is 15,7 % van de bevolking. Zowel het aantal en het percentage nemen van jaar tot jaar toe. Aanzienlijk gestimuleerd door de regelmatige regularisaties en de snel-Belgwet. We hebben het dus niet over een verjaardagsfeestje.

De heer Francken had overschot van gelijk om zich niet veel voor te stellen bij de economische meerwaarde van immigratie uit Marokko, Congo en Algerije. Misschien kende hij de feiten en heeft hij zich zeer voorzichtig uitgedrukt, dan nog in de vragende vorm. Niet het minst aangebrand, wel bijna saignant. Er zijn tonnen rapporten verschenen met wetenschappelijk onderzoek over de immigratie. Er zijn geen twee getallen te vinden die gelijk zijn (o.a. wegens verschillende definities, verschillende metingen, verschillende jaren, enz.). Maar als men de bevolking indeelt in Belgen, Europeanen en Niet-Europeanen leiden alle feiten tot hetzelfde besluit: De Belgen hebben de hoogste tewerkstellingsgraad en de laagste werkloosheidsgraad. De Niet-Europeanen hebben de laagste tewerkstellingsgraad en de hoogste werkloosheidsgraad. En de verschillen zijn groot. Zo groot dat in ieder geval voor een groot deel van de Niet-Europeanen er geen sprake is van een netto economische meerwaarde.

Dit belangrijk maatschappelijk probleem was echter niet het onderwerp van de discussie. Wel de vrijheid van mening. Het recht om uitspraken te doen op basis van overvloedig bewezen feiten; die ook jaar na jaar te vinden zijn in officiële rapporten. Waar blijven de Vlaamse vrijzinnigen? Verzeild in hun gesubsidieerde zuil? Op de vraag van De Standaard of de uitlating van de heer Francken racistisch of stigmatiserend was, antwoordde de chef van de gelijke gedachtenpolitie: ‘op het randje’. Op het randje van wat? Van een te voorzichtige formulering? Neen. ‘Francken zit in de buurt van de stereotypering van bevolkingsgroepen, typisch een fenomeen dat kan uitmonden in discriminatie en racisme’. Dit is de wereld op zijn kop. Francken heeft deze statistieken niet gemaakt. Iedere statistiek is in wezen een graad van detaillering van een fenomeen. De mogelijkheden van detaillering zijn oneindig. Bijvoorbeeld volgens bevolkingsgroepen (M/V, leeftijd, opleidingsniveaus, beroep, ziekte, ) geografische indelingen (van straat tot wereld), inkomen, uitgaven, producten, tijd, punten, afstanden, gewichten, prijzen, opvattingen, enz. enz. Als we een probleem niet willen oplossen moeten we het vooral vaag houden. Zo lang mogelijk.

De chef van de gelijke gedachtenpolitie weet ook waarom Francken iets gezegd heeft dat overeenstemt met de feiten. ‘De N-VA nam een deel van de achterban van Vlaams Belang over en moet met die gegevenheid rekening houden’. Hoezo? De N-VA nam niet een deel over maar een deel stemde voor de N-VA en andere delen stemden voor andere partijen. Dit laatste past echter niet in het politieke intentieproces van deze ambtenaar. Deze stemverschuiving gebeurde in 2014, de uitspraak van Francken in 2011. Dat doet er echter niet toe. Deze politieke ambtenaar weet niet wat een oorzakelijke verband is. De Marokkanen en veel anderen zijn werkloos omdat het zo in de statistieken staat. Volgens de politiechef van het gelijke gedachtencentrum zijn het vooral kiezers van VB en N-VA die er anders over denken. Dus zijn het racisten, wat moest bewezen worden.

Terwijl ik dacht dat het over de economische meerwaarde van immigratie ging. 

Commentaren en reacties