JavaScript is required for this website to work.
post

Beeldende kunst: Octave Landuyt honderd jaar

Wedergeboorte van een Vlaamse Primitief

Patrick Auwelaert25/12/2022Leestijd 6 minuten

foto © Roland Minnaert

Vooraanstaand beeldend kunstenaar Octave Landuyt wordt 100 jaar. Portret van een man die in zijn eentje het aanschijn van de kunst veranderde.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Morgen, 26 december, wordt Octave Landuyt, een van de grootste en veelzijdigste Belgische kunstenaars van de tweede helft van de twintigste eeuw, 100 jaar. Maar liefst acht decennia lang verdiepte hij zich op multidisciplinaire wijze in de diepste structuren van objecten uit de natuur. In zijn werk zocht hij altijd naar grenzen: die van zijn eigen kennis en die van leven en dood. Een portret van een gevierde kunstenaar die wereldwijd tentoonstelde en talloze prijzen in de wacht sleepte.

Panta rhei

Enkele Vlaamse galeries sprongen recent op de kar van Landuyts honderdste verjaardag. Zo wijdt de Limburgse galerie De Mijlpaal te Heusden-Zolder nog tot 12 februari 2023 een expo aan Landuyt onder de titel Panta rhei [Grieks voor ‘alles stroomt’, ‘alles is aan voortdurende verandering onderhevig’]. Ze toont een universum waarin alles lijkt te bewegen, alles in vraag lijkt gesteld te worden, maar waar een eigen, scherpe blik op een duistere wereld een constante is.

Tegelijk is ze opgevat als een eerbetoon aan de eeuweling, met kunstenaars die rechtstreeks als leerling met hem hebben opgetrokken (Camiel Van Breedam en Hubert Minnebo) of met kunstenaars die in hun werk eenzelfde compromisloze zoektocht doormaken (Koen Vanmechelen, Nedda El-Asmar, Lore Langendries). Naast zijn laatste, recente werken brengt Panta rhei een aantal van Landuyts vroege topwerken terug samen, om ze te laten dialogeren met het werk van de volgende generaties.

De Antwerpse WM Gallery van Patrick Declerck vierde Landuyts verjaardag met een expo onder de titel Aurum Flandriae, naar de gelijknamige monografie van Philippe Roberts-Jones uit 1994. Ze vond plaats van 18 september tot 23 oktober laatstleden. Declerck sprak in dat verband over ‘een wedergeboorte van de Vlaamse Primitieven’. Hij verwees daarmee naar de manier waarop Landuyt geduldig en op groot formaat schilderijen weet te creëren die opvallen door hun aan de Vlaamse Primitieven verwante, fijnbesnaarde penseelvoering waarin diepte, kleur en kennis samenvallen. Declerck: ‘De talloze modes, richtingen en stromingen van de afgelopen eeuw hadden geen vat op Landuyt. Rood is de terugkerende kleur in zijn oeuvre: Landuyt ervaart rood als meer dan een kleur uit een tube. Ze is een fundamenteel aspect van het universum.’

Stemvork

Octave Landuyt werd geboren te Gent op 26 december 1922. Zijn moeder stamde uit Wallonië. Zijn vader was brievenbesteller, zijn grootvader schoenlapper. In het atelier van die laatste tekende Landuyt als peuter lappen leer vol. Als kind nam zijn grootmoeder hem elke donderdagnamiddag mee naar het Gentse Museum voor Schone Kunsten om er naar de schilderijen te kijken. Het duurde dan ook niet lang of hij wilde kunstschilder worden.

In de periode 1928-1931 verhuisde het gezin achtereenvolgens naar Eeklo, Koksijde en Kortrijk. In die laatste stad doorliep Landuyt de lagere school en de wetenschappelijke humaniora aan de Rijksmiddelbare School. Hij volgde er ook tekenlessen aan de Academie voor Schone Kunsten, waar hij elk jaar slaagde met onderscheiding.

Dan brak de Tweede Wereldoorlog uit. Zijn ervaringen tijdens die zwarte jaren speelden een grote rol in Landuyts oeuvre. Zo ziet hij de dood als de stemvork waarop alle levensgebeuren is afgestemd. In 1941 schreef hij zich in als vrije leerling weefseltekenen aan de Technische School te Kortrijk. In 1944 werd hij aangesteld als leraar plastische opvoeding aan de plaatselijke Rijksmiddelbare school, en in 1945 in dezelfde functie aan de Rijksmiddelbare school te Roeselare. Zijn eerste belangrijke tentoonstelling vond plaats in galerie La Sirène te Brussel in 1952. In 1954 ontving hij een vermelding in de prijs Jonge Belgische Schilderkunst, nam hij een eerste keer deel aan de Biënnale van Venetië en werd hij aangesteld aan de Rijksnormaalschool te Gent. Daar stond hij als docent en pedagoog aan de wieg van de eerste professionele lerarenopleiding Plastische Opvoeding in België.

Mummies

In 1956 huwde Landuyt Raymonda (Mona) Verhage. Het paar vestigde zich eerst te Gent, in Landuyts geboortehuis, kreeg in 1957 een dochter (Isabelle), en verhuisde in 1965 definitief naar Heusden-Destelbergen. Het gezin woont er in een op aanwijzingen van de kunstenaar gebouwd monumentaal huis, dat doorheen de jaren steeds meer de allure kreeg van een tempel of piramide. Niet alleen Landuyts eigen werk kreeg er een museaal onderkomen, maar ook de talloze mummies — sommige duizenden jaren oud — en andere etnografica die hij begon te verzamelen als getuigen van voorbije beschavingen.

Landuyts mummies, ze staan en zitten er als gestold leven, als objecten die hij heeft geaccentueerd door er een nieuwe schepping rond te maken en er ‘situaties’ voor te bedenken. Daardoor krijgen ze een nieuw leven waarmee de kunstenaar zich vereenzelvigt. Getuige daarvan een interview met hem voor het opinieweekblad Spectator uit 1978: ‘Ik zou willen dat ik na mijn dood ook als mummie op een kast kon zitten. Dan had ik een functie. Object tussen de objecten.’

Alleskunner

In de jaren vijftig raakte Landuyt internationaal bekend. Hij nam deel aan de Biënnale van São Paulo (1957) en de Dokumenta te Kassel (1959), en behaalde de ene prijs en onderscheiding na de andere. Ook in de jaren zestig ging het hem voor de wind, met onder meer deelnames aan de biënnales van Tokio en Venetië. Tentoonstellingen in galeries en musea over de hele wereld maakten het plaatje compleet. In 1973 mocht hij zich verheugen in een eerste retrospectieve in de Gentse Sint-Pietersabdij. In 1974 volgden er nog twee, een in het cultureel centrum van het Nederlandse Venlo en een in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, gevolgd door — in 1979 — een overzichtstentoonstelling in het Nijmeegse Museum Commanderie van Sint-Jan.

Tegen die tijd had Landuyt zich al lang ontwikkeld tot een grotendeels autodidactische maar meesterlijke schilder, beeldhouwer, graficus, keramist, ontwerper van toneel- en televisiedecors, kostuums, juwelen en wandtapijten, en huishoudelijk en industrieel designer — zeg maar een ‘alleskunner’. Als juwelenontwerper alleen al maakte hij sieraden voor onder meer koningin Fabiola, Queen Elizabeth en prinses Anne, Indira Gandhi, Golda Meir en de echtgenote van Kurt Waldheim (voormalig UNO-secretaris).

Roland Minnaert

Retrospectieve

Octave Landuyt is een van de tientallen Belgische kunstenaars die een werk mocht ontwerpen voor de Brusselse metro. Voor metrostation Naamsepoort realiseerde hij in 1979 onder de titel Het uiteindelijk verkeer vier monumentale bas-reliëfs in geëmailleerde keramiek. De bas-reliëfs werden in poortvormige omlijstingen aangebracht op het met zwart dooraderde witte marmer in de stationshal. De combinaties van gezichten en handen stellen de vier stadia voor in het leven van de mens: de geboorte, de liefde, de volwassenheid en de dood. Ogen en monden vormen donkere spleten in de vaalgrijze keramische materie, terwijl een enkel roodbruin bladvormig element als enige kleurvlak de monochromie van de verschillende grijswaarden accentueert.

Ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag in 2007 mocht Landuyt zich nogmaals verheugen in een retrospectieve in eigen land. Ze bestond uit maar liefst drie tentoonstellingen op drie locaties. De expo Highlights vond plaats in de Gentse Sint-Pietersabdij van 6 mei tot 26 augustus. Voor die locatie selecteerde Landuyt de kunstwerken die hij zelf als de hoogtepunten beschouwde van zijn immense oeuvre. Er waren vooral schilderijen, tekeningen, bronzen sculpturen en een uitzonderlijke verzameling sieraden en goudsculpturen te bewonderen. Veel van deze werken behoorden tot private collecties en werden nooit eerder tentoongesteld.

Ricorso

De tweede expo, Goetic, was te bezichtigen in het Gentse Caermersklooster van 6 mei tot 24 juni. Landuyt broedde er een project uit met een gerichte keuze aan schilderijen, tekeningen en sculpturen in relatie met de vormgeving van de indrukwekkende ruimte van de gotische kloosterkerk. Het sluitstuk van Ricorso — de hoofdtitel van de drie expo’s — was te beleven in het Museum van Deinze en de Leiestreek. Onder de titel Oldies en design koos de kunstenaar hier voor zeer vroeg, nooit eerder tentoongesteld werk (vanaf 1934), stukken uit de ‘gladde’ en de organische periode met aansluitend werken uit de jaren 1950-1970. Verder zag men er ontwerpen voor metaal-, meubel- en textielindustrie, theaterdecors en -kostuums, publiciteit en affiches. Bij de drie tentoonstellingen verscheen een 300 pagina’s tellende gebonden catalogus met teksten van Elie Saegeman.

Samenhangende visie

Landuyt debuteerde als magisch-realist met schilderijen waarop monsterachtige mensen met opengesperde ogen op een dramatische wijze geïsoleerd worden in de lege ruimte. Ze tonen zich naakt en ongewapend aan hun medemensen. Het gaat veelal om figuren met achterovergebogen hoofden, die als in onbestemde verwachting verkeren. Ze zijn te situeren in een kunsthistorische evolutie die teruggaat tot de meesters van de vroege en volle renaissance, zoals Piero della Francesca, Michelangelo, Maarten van Heemskerck en William Blake, en die Landuyt ook aantreft bij tijdgenoten als Oscar Jespers en Carel Willink. Verder vallen in deze werken ook de cinematografische gezichtshoek en het lensperspectief op.

Geleidelijk ontwikkelde zich in 1958 — mede dankzij veelvuldig turen door de elektronenmicroscoop — de periode in Landuyts barokke oeuvre die kunsthistoricus Emile Langui aanduidt als ‘infra-realisme’. Landuyt legde er de infrastructuur van de materie in bloot en gaf er picturaal gestalte aan in de vorm van naar de abstractie neigende dieren, planten en mineralen. Bepaalde details worden tot aparte werelden met eigen structuren en plastische vormen verheven. Vaak hebben deze werken in olieverf de kleur van het bloed van de geslachte dieren die Landuyt als kind, wonend te Eeklo boven een slachterij, dagelijks vol afschuw waarnam. Vanaf het einde van de jaren zestig brak een grotere verbeelding in de kunstenaar los en werd de werkelijkheid die hij weergaf grimmiger en hallucinanter.

In een essay wees kunstcriticus Frans Boenders op de verwantschap tussen kunst en wetenschap in Landuyts werk. Net als wetenschappers verlangt Landuyt naar een samenhangende visie op de wereld. Daartoe legt hij een voorliefde aan de dag voor het onderzoek naar alle technieken van de plastische kunst en naar de integratie daarvan in een globaal project. Zo bekeken kan Landuyts oeuvre als een gesamtkunstwerk worden beschouwd.

Existentiële angst

In Landuyts werk hebben ambacht en schoonheidsbeleving altijd centraal gestaan. Hoe verbijsterend en raadselachtig het soms ook oogt, steeds gaat er een klassieke status van uit. Rationele verklaringen moeten in zijn werk overigens niet gezocht worden, net zomin als symboliek. Dat begrip vindt de kunstenaar te determinerend en te begrenzend. Waar het in zijn werk om gaat, is het verbeelden van de ‘schemerzone’, de existentiële angst waar we allemaal dagelijks mee geconfronteerd worden.

Het resultaat is kunst die universeel en tijdloos is, alsof ze er altijd al is geweest. Landuyt voelt zich even goed thuis in de precolumbiaanse, Tibetaanse, Egyptische en Afrikaanse beschavingen en culturen als in de voorbije eeuw, die voor hem nochtans niet altijd voorspoedig verlopen is. Dat hij in al die jaren nooit deel uitgemaakt heeft van een artistieke groep of beweging, is dan ook niet meer dan een evidentie. Landuyt is een universum op zich. Dat hij dat nog enige tijd mag blijven.

Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.

Commentaren en reacties