De pest van Albert Camus: blijven doorgaan, blijven lezen
Albert Camus (links) naast Anita Björklund (rechts).
foto © Wikimedia
Vorige keer ging het over Shakespeare, deze keer is de beurt aan een veel recentere klassieker: ‘De pest’ van Albert Camus.
Klassiekers zijn zoals katten: om de zoveel tijd beginnen ze aan een nieuw leven. Hun auteurs hebben die mogelijkheid gecreëerd door hun teksten veel openheid te geven. Omdat ze niet willen dat elke lezer hun tekst op identiek dezelfde manier leest, leggen auteurs van klassiekers niet alles vast. De lezers mogen aanvullen – gisteren, vandaag en morgen: elk op hun eigen manier.
Vorige keer ging het hier over Shakespeare, wiens werk wellicht de beste illustratie van dat principe biedt. Deze keer wil ik het hebben over een veel recentere klassieker, die een paar jaar geleden ook aan een opvallende wedergeboorte toe was. Het boek piekte plots, zowel bij ons als in de ons omringende taalgebieden. In het Verenigd Koninkrijk alleen al vertienvoudigde de verkoop.
Niet dat de auteur van het boek nog de vruchten kon plukken van die onverwachte doorstart. Al meer dan zestig jaar was hij niet langer onder de levenden. Zijn naam: Albert Camus. Zijn boek: de in 1947 verschenen roman De pest.
Van alles en nog wat
Een verklaring voor het plotse succes van de roman was niet moeilijk te vinden. We bevonden ons in volle coronatijden. We hadden met zijn allen meer vrije tijd en minder keuzemogelijkheid om die op te vullen. Samenkomen mocht niet. We hadden met andere woorden meer leestijd, op schermen en schermpjes vooral, maar dus ook in boeken.
In onze leestijd gingen we op zoek naar van alles en nog wat. Naar mogelijkheden om weg te dromen, zeer zeker, maar ook naar boeken die een antwoord konden geven op de vraag waarmee we elke ochtend opstonden: hoe moesten we ons in godsnaam voelen in die volslagen onbekende werkelijkheid die er zeker in de eerste fase van de lockdown elke dag een beetje wreder uitzag?
We lazen dus ook van alles en nog wat. Stukken met telkens nieuwe statistieken, sprookjes die onvermijdelijk goed afliepen, maar ook boeken waarin het ging over mensen die – dat dachten we toch – iets vergelijkbaars hadden meegemaakt als wij: een leven in isolatie, met de besmettelijke dood op de loer.
Een iemand tipte de Decamerone van Boccaccio, een ander Thomas Manns Dood in Venetië – allemaal verhalen over kwalijke lucht die je beter niet kon inademen.
Algerije
Maar het meest getipte boek tijdens corona was ongetwijfeld De pest van Camus. De roman speelt zich af in een niet gespecificeerd jaar in de jaren veertig van de vorige eeuw, in het Algerijnse stadje Oran. Plots beginnen daar om onduidelijke redenen ratten te sterven en daarna ook mensen. De paniek groeit naarmate de statistieken stijgen.
Algerije was in die tijd Frans grondgebied. Camus werd er geboren en woonde er verschillende decennia. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, het moment waarop hij De pest begon te schrijven, was hij in Oran aan het werk.
Maar eind 1942 vertrok hij definitief naar Frankrijk, vooral om medische redenen (hij leed aan tuberculose), maar ook wegens de Duitse bezetting. Hij begon te schrijven voor Combat, de clandestiene krant van het Franse verzet.
Existentialist
De pest verscheen uiteindelijk pas in 1947. Camus is dan al een van de vooraanstaande stemmen van de existentialistische beweging, waartoe ook Jean-Paul Sartre en Simone De Beauvoir behoorden. Sartre sprak zich verschillende keren goedkeurend uit over het werk van Camus. Later kwam het tot een politieke breuk tussen beiden.
Vóór De pest publiceerde Camus onder meer L’étranger en het essay De mythe van Sisyphus. Beide teksten verschenen in 1942. Ze bevestigden Camus’ reputatie als de schrijver van het absurde: de werkelijkheid en het leven zijn betekenisloos, wat de mens ook doet.
Maar toch betekent dat voor hem niet dat we voor onszelf en onze omgeving geen verschil kunnen maken. Camus blijft een humanist. Het is aan de mens om zelf betekenis te geven aan het leven en de keuze te maken voor of tegen een bestaan dat op zich zin ontbeert.
Sisyphus
De positieve keuze waar Camus voor pleit, is er een van verzet, hoe zwaar de omstandigheden ook wegen. De figuur van Sisyphus vat een en ander goed samen: de zware steen blijft ondanks onze verwoede pogingen om het tegendeel te bereiken naar beneden rollen.
Alleen al op grond van die zekerheid zou een mens tegen het leven en voor de dood kunnen kiezen, lezen we in De mythe van Sisyphus, maar dat is in de ogen van Camus niet de waardige weg. Blijven doorgaan, ondanks alles, dat lijkt de leuze.
Het is vooral die laatste gedachte die De pest voor lezers in coronatijden zo interessant maakte. De meeste commentatoren vonden in de roman een boodschap van hoopvol licht in duistere tijden.
Heel anders dan in traditionele lezingen van de roman. Daarin verscheen Camus als een leerling van Kafka, een auteur die personages schetst die wanhopig ten onder gaan aan de werkelijkheid waarin ze leven. In dat soort lezingen is men stellig: de pest waarover Camus het heeft, is geen medische, maar een morele toestand, de pest van het nazisme.
Stinkende best
Niet zo in coronatijden dus. De pest bleek plots wel degelijk over een échte epidemie te gaan. Meer nog, het boek toonde de hoopvolle veerkracht die zo’n epidemie oproept in de mens.
Die hoop zagen nieuwe lezers vooral belichaamd in het personage van Bernard Rieux, de dokter die in Camus’ roman zijn stinkende best blijft doen (no pun intended) om de epidemie in zijn stad in te dammen.
Dat deze lezers hun eigen situatie in de roman herkenden was begrijpelijk. De eerste hoofdstukken van De pest vormen het soort kroniek dat we tijdens de lockdown in allerhande media te slikken kregen. Statistieken van overlijdens, de detectie van broeihaarden, opflakkeringen van paniek en halfslachtige pogingen om die paniek tegen te gaan.
Lofzang
Naarmate de roman vordert, komt de klemtoon meer en meer op de figuur van dokter Rieux te liggen. Met gevaar voor het eigen leven blijft hij koppig en hardnekkig zorg bieden voor wie daar nood aan heeft.
In de persoon van de goede dokter zagen lezers van De pest de vele helden van de zorg, die even onbaatzuchtig deden wat ze moesten doen, niet zelden tegen beter weten in. De dokter was een baken van hoop, een Sisyphus die niet mocht opgeven.
Minder aandacht was er voor het feit dat we het heldenverhaal van de goede dokter eigenlijk uit de mond van de dokter zelf horen. In het laatste hoofdstuk van de roman treedt Rieux plots naar voren als de verteller van De pest.
Ook dat is een les die we in coronatijden leerden: ook al lijkt de boodschap er enkel een te zijn van feiten, feiten en feiten, de persoon van de boodschapper doet er wel degelijk toe. Blijven doorgaan, zeker, maar blijven lezen ook. Te beginnen misschien met Camus?
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.