JavaScript is required for this website to work.

Wreed grappig: de Don Quichot van Cervantes

Jürgen Pieters3/11/2024Leestijd 4 minuten
Don Quichot en Sancho Panza.

Don Quichot en Sancho Panza.

foto © Creative Commons

De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.

Vijfentwintig afleveringen lang buigen we ons hier intussen al over klassiekers uit de literatuur van het Westen. Om de twee weken, wat betekent dat we bij de volgende aflevering een zoektocht van een vol jaar achter de rug zullen hebben. Een jaar met boeken die de moeite van het lezen meer dan waard zijn, maar waarvan dat lezen ongetwijfeld langer duurt dan de 52 weken die er in zo’n jaar zitten. De 26ste bijdrage, over Don Quichot, zal meteen de laatste zijn: dan kan het lezen eindelijk beginnen.

De meerderheid van de boeken die ik in deze reeks aan bod liet komen, waren romans. Als we de westerse literatuur laten beginnen bij Homerus, dan hebben we vandaag net geen dertig eeuwen literatuurgeschiedenis achter de rug. De hoogdagen van de roman beslaan in grote lijnen niet veel meer dan het laatste tiende van die periode, van de late achttiende eeuw tot vandaag. Het wordt dus hoog tijd om ook eens een vroeg voorbeeld aan bod te laten komen: de Don Quichot van Cervantes, de eerste moderne roman volgens velen.

De klassieker van vandaag bestaat uit twee delen die apart van elkaar zijn verschenen, met een tussentijd van tien jaar nog wel. Het eerste deel verscheen in 1605, het tweede in 1615, een jaar voor de in 1547 geboren Cervantes overleed. Dat gebeurde trouwens op 22 april van dat weinig gezegende jaar, precies een dag voor William Shakespeare in Engeland zijn laatste adem uitblies.

Hamlet

De titelheld van Cervantes’ roman is al even representatief voor het begin van de moderniteit als de Deense prins die zijn naam geeft aan Shakespeares bekendste tragedie, Hamlet. De twee zijn wel vaker met elkaar vergeleken, maar door niemand zo scherp als door de Russische romanschrijver Ivan Toergenjev. Voor hem zijn Hamlet en Don Quichot elkaars tegenpolen, twee types die in zo goed als niets op elkaar lijken.

Hamlet is een jonge prins, een kerel van de wereld die zich in zijn chique zwart kostuum van die wereld afkeert. Hamlet wil liever alleen zijn. Hij is niet alleen zijn eigen favoriete gezelschap, maar ook zijn eigen beste vriend. Blijken van liefde en genegenheid herkent hij niet: degenen die hem die toezenden — zijn moeder, zijn geliefde Ophelia — maakt hij meteen met het gif van zijn woorden kapot.

Psychose

De titelheld van Cervantes verschilt in alles van de Deense prins. Hij is net geen vijftig jaar, een aan lager wal geraakte edelman die in de loop van de roman van zijn woonplaats in La Mancha op tocht trekt met zijn vermeende schildknaap, de al even legendarische Sancho Panza. Die laatste rijdt op een ezel, zijn baas zit bovenop een gebrekkig paard, een ‘magere knol’ zoals het beest in de heerlijke vertaling van Barber van de Pol steevast wordt genoemd.

Don Quichot is in tegenstelling tot Hamlet verslingerd aan de liefde. Hij droomt van de schone Dulcinea, de ‘meesteresse van zijn gedachten’, naar wie hij in zijn trektocht vol avonturen op zoek gaat. Dat de geïdealiseerde maagd niet echt bestaat, is geen kwestie voor de held van Cervantes.

De gedachte dat hij anders zou kunnen zijn dan ze denken, komt in de Deense prins en de Spaanse hidalgo niet op

Misschien raken Hamlet en Don Quichot elkaar op dat punt: voor hen is de werkelijkheid de werkelijkheid zoals zij die zien. De gedachte dat hij anders zou kunnen zijn dan ze denken, komt in de Deense prins en de Spaanse hidalgo niet op. Maar terwijl die eerste de wereld bekijkt met de blik van een paranoïcus, is de tweede een regelrechte psychoot. Wanneer hij in een van de bekendste scènes uit de roman de strijd aangaat met windmolens omdat hij denkt dat het om monsters gaat, zijn die monsters voor Don Quichot reëel. En niemand die hem op andere gedachten kan brengen.

Bovarysme

Terwijl Hamlet zich laat leiden door de geest van zijn dode vader, vindt Don Quichot zijn persoonlijke kompas in de boeken die hij leest, ridderromans die hem een ideaal voorhouden dat hij zelf wil belichamen. Hij is helemaal geen ridder, maar na het lezen van al die romans kan hij niet anders dan er een worden, met alle gevolgen van dien.

De Don moet strijden voor de geliefde die er niet is, en avonturen beleven die er evenmin zijn. ‘Van het weinige slapen en vele lezen droogden zijn hersens zo uit, dat hij zijn verstand verloor’, zegt de verteller al in het eerste hoofdstuk. De held van de roman lijdt aan de ziekte die pas 250 jaar na het verschijnen van het naar hem vernoemde boek een naam zal krijgen: Bovarysme – naar het titelpersonage van de bekende roman van Flaubert. Ook Emma Bovary ziet de duistere wereld door de roze bril van de boeken die ze leest.

Verteller

Er is nog een verschil tussen het stuk van Shakespeare en de roman van Cervantes. Bij die eerste tekst is er geen bemiddelende vertelstem die de lezer duiding geeft bij wat de personages doen. We hebben er het raden naar wat Hamlet denkt. We horen alleen wat hij zegt, en wat hij zegt laat ons bij momenten in verwarring achter.

Bij Cervantes is die bemiddeling er wel, al mogen we er ons ook niet door laten misleiden. Het wordt snel duidelijk dat de verteller Don Quichot een al bij al belachelijke figuur vindt. Hij plaatst het titelpersonage in allerlei situaties waarin de goede Don uiteindelijk altijd de risee wordt.

Nabokov

Als lezer vinden we dat natuurlijk grappig. We lachen maar wat graag mee met de verteller en de andere personages die doorhebben wat die gekke Don Quichot zelf niet kan zien. Toen Vladimir Nabokov in het begin van de jaren ’50 aan Harvard een collegereeks gaf over het meesterwerk van Cervantes, was dat een van zijn centrale aandachtspunten. Don Quichot is een door en door wreedaardig boek, vond Nabokov: het nodigt uit tot het belachelijk vinden van wie niet is zoals wij.

Wie goed las kon tegelijk zien dat het titelpersonage een wereld vertegenwoordigde die jammer genoeg verloren was gegaan

Althans: dat was de roman van Cervantes zoals de meeste critici die lazen, beklemtoonde Nabokov. Wie goed las, zoals hij, kon tegelijk zien dat het titelpersonage een wereld vertegenwoordigde die jammer genoeg verloren was gegaan. Een wereld waar galant en vriendelijk zijn en onbaatzuchtig handelen iets meer betekenden dan kwaliteiten die je alleen van een zonderling kon verwachten.

Zelfopoffering

Voor Nabokov verpersoonlijkte de held van Cervantes dezelfde kwaliteit die Toergenjev ertoe leidde Don Quichot als de tegenpool van Hamlet te zien. Hamlet is de man die denkt en twijfelt, maar dat maakt van hem in de ogen van Toergenjev ook een grote egoïst.

Niet zo Don Quichot. Hij is de man die handelt. Niet uit eigenbelang, maar om te doen wat hij voor zichzelf moet doen: de wereld beter maken tegen beter weten in. Don Quichot is een icoon van zelfopoffering in de ogen van Toergenjev. Als we zijn lotgevallen al bij al ‘wreed grappig’ vinden, moeten we beseffen dat dat mogelijk meer zegt over ons dan over hem.

Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.

Commentaren en reacties