Alle wegen leiden naar Milete
literatuur
foto © Bas Vinckx
Geen literaire geschiedenissen zonder échte geschiedenis. Over de historische wortels van het romangenre in het algemeen en van ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Hendrik Conscience in het bijzonder.
Geen literaire geschiedenissen zonder échte geschiedenis. Over de historische wortels van het romangenre in het algemeen en van De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience in het bijzonder.
Oorlog is de vader van de literatuur
Oorlog is de vader van alle dingen, wist de Griekse filosoof Herakleitos al. En dus ook van de letteren. De oudste geschriften uit de wereldliteratuur — het Gilgamesj-epos en Homeros’ Illias— draaien rond persoonlijke conflicten en handelsoorlogen. Een dergelijk handelsconflict rond (vermogens)taks en fiscale afdrachten waarbij de stedelijke elites van Brugge, Ieper en Gent de Franse koning tartten, ligt aan de basis van de Vlaamse literatuur. De Leeuw van Vlaanderen (1838), het historische epos over de Guldensporenslag op 11 juli 1302, wordt algemeen beschouwd als het startschot van de Vlaamse letteren. Ook al debuteerde Hendrik Conscience al in 1837 met In ’t Wonderjaar. Daarin brengt hij de meer kleinschalige opstand van de geuzen in 1566 tegen de Spaanse kroon in beeld.
Conscience was de zoon van een Franse vader die nog mee vocht in Napoleons grande armée, en een Antwerpse dienstmeid. Hij schreef oorspronkelijk in het Frans. Op advies van zijn Antwerpse vriend Jan De Laet heroriënteerde hij zich echter naar literatuur in zijn moedertaal. Conscience vertelde later in zijn autobio Geschiedenis mijner jeugd hoe gretig hij luisterde naar de volksverhalen van mama Cornelia. Zelf blonk hij op de Borgerhoutse schoolbanken uit in het opdissen van ronkende vertellingen. Dat zijn Franse vader de jonge Hendrik soms uitschold voor flajut — een krachtterm die de Franse regimentssoldaten de Vlaamse huurlingen wel eens nariepen — sterkte hem nog meer in de rol van Vlaamse underdog die via literaire geschiedschrijving zijn persoonlijke vernederingen wilde overcompenseren met sterke verhalen uit een heldhaftig verleden: ‘In mijn hart zonk een eerste kiem van liefde voor de gehoonde naam van mijn geboorteland.’
Wilde moedertaal
In september 1835 schrijft de jonge twintiger Conscience aan boezemvriend De Laet dat hij in zijn moedertaal ‘iets waarlijk romantisch, iets naïef, iets wild’ ervaart. Zijn eerste historische vertellingen over de Beeldenstorm en de Guldensporenslag waren een ideaal canvas om een meeslepend verhaal te vertellen dat paste bij zijn ‘wilde’ moedertaal. De Laet deed hem Victor Hugo’s De klokkenluider van de Notre Dame lezen en Conscience besefte dat hij niet alleen moest inzoomen op breed geborstelde oorlogsscènes maar ook op amoureuze splijtstof in het leven van enkele cruciale hoofdrolspelers. Homeros had het hem al voorgedaan toen het Griekse leger handelsrivaal Troje wou vernietigen. Conscience toonde zich een goede leerling. Hij maakte de onmogelijke romance tussen Machteld, dochter van de Leeuw van Vlaanderen, en de Brugse ridder Adolf van Nieuwland tot de spil van zijn roman tussen alle oorlogsgekletter in.
Alle wegen leiden naar Milete
Geschiedenis, échte geschiedenis heeft altijd aan de basis gelegen van literaire geschiedenissen. Homeros toonde in zekere zin de weg. Desalniettemin kende de historiografie in Griekenland pas effectief een hoge vlucht toen Hekataios van Milete in de zesde eeuw vóór Christus officieel de titel van logograaf of historisch verslaggever kreeg opgespeld. Hij schreef min of meer zakelijke verslagen (‘logos’) over het reilen en zeilen in Milete en omstreken. Om succes te boeken kruidde hij zijn reportages met pakkende anekdotes over naburige, vreemde culturen.
De Griekse kolonisten op de Ionische kust wilden wel wat meer weten over de Perzische en Lydische buurvolkeren met wie ze in vredes- en vooral oorlogstijd werden geconfronteerd. De historicus als verhalenverteller voldeed dus aan de behoefte om hetgeen vreemd was — de Perzische en Lydische cultuur in Klein-Azië —vertrouwd te maken voor de daar aanwezige Grieken. Dat het historiografische genre in Ionië is ontstaan heeft dus alles te maken met de multiculturele setting van de toenmalige Griekse kolonie.
Toen enkele jaren na Hekataios de onovertroffen Herodotos met zijn Historiënuitpakte, had het geschiedkundige genre de wind in de zeilen. Deze meester van de geschiedschrijving opereerde in Halicarnassos, het huidige Bodrum, een stad die iets ten zuiden van Milete ligt. Herodotos was geen historicus in de moderne zin van het woord. Hij was eerder een encyclopedische verzamelaar van weetjes uit de wereld van dieren, mensen en volkeren. Zoals Hekataios vóór hem, werd Herodotos als een logograaf bestempeld omdat hij wel degelijk echt gebeurde informatie verzamelde.
Papyrussnippers
De Griekse literaire roman ontstond omstreeks 300 vóór Christus. Het was een imitatie van hetgeen de geschiedschrijver deed. Namelijk sterke verhalen vertellen over vreemde culturen met als focus oorlogs- en amoureuze verwikkelingen. Deze romaneske verhalencollecties spelen zich af tegen een vaak gefingeerd historisch decor. Ze krijgen dan ook een historiserende titel mee. Milesiaca of een verhaal uit Milete zou de oudste Griekse roman zijn geweest. Aristides van Milete heeft omstreeks de derde of tweede eeuw vóór Christus heel wat verhalen tegen de achtergrond van het kosmopolitische Milete laten spelen. Er resten slechts enkele papyrussnippers van Aristides’ Milesische verhalen, maar met deze fabula milesiaca begint de romangeschiedenis.
Na hem werden er talloze verhalenbundels in de Milesische stijl gepleegd. Deze verzonnen verhalen in exotische decors kregen pseudo-historische titels mee. Bijvoorbeeld Efesiaka (verhaal uit Efese), Foinikika (verhaal uit Fenicië), Babyloniaka (verhaal uit Babylon) of Aithiopika (verhaal uit Ethiopië). De verhalenverteller presenteerde zich ook vaak als een logograaf. Hij gaf zich uit voor een wereldreiziger of voor een secretaris die vreemde verhalen heeft horen vertellen.
Bekoorlijk gefluister
De eerste volledig bewaarde roman dateert uit de eerste eeuw van onze tijdrekening. Chaireas en Kallirhoë van Chariton is het prototype van de idealiserende liefdesroman, zoals die vanaf de sentimentele, Milesische fabels uit de derde eeuw vóór Christus werd rondverteld. De twee koningskinderen uit de titel worden plots verliefd, maken ruzie en een domme uitschuiver zorgt voor fatale gevolgen. Rovers doen de rest. In Milete of all places komt de actie pas goed op gang. Omstreeks het midden van de tweede eeuw schrijft Apuleius de meest lezenswaardige antieke roman. Diens De gouden ezel — ook wel Metamorfosen of gedaanteverwisselingen genaamd — is een min of meer realistische schelmenroman. Hij schaamt zich echter niet voor zijn Milesische roots. ‘Komaan, laat ik in Milesische trant voor u verschillende verhalen aaneenrijgen en uw willig oor strelen met bekoorlijk gefluister.’ Zo begint de verteller, een zekere Lucius, het onwaarschijnlijke verhaal over zijn gedaanteverandering in een ezel.
Wanneer Conscience zijn iconische Leeuw van Vlaanderen publiceert, staat hij in de internationale Milesische traditie van de verhalenverteller die zich bedient van de grote geschiedenis. Belangrijke Vlaamse romans van vandaag exploreren even graag de historiografie. Denk maar aan Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans. Hij gebruikte de cahiers van zijn grootvader over de Eerste Wereldoorlog als scharnier voor zijn familieroman van drie generaties. Ook David Van Reybroucks Congoreconstrueert de geschiedenis van onze ex-kolonie met verhaaltechnieken die aan de orale geschiedschrijving zijn ontleend.
Tegen het vergeten
Om maar te zeggen dat de meeste literaire geschiedenissen vaak leentjebuur hebben gespeeld bij de echte geschiedenis. Conscience zou een twintigtal bronnen hebben geraadpleegd. Hij vertelt in zijn epiloog van De Leeuw van Vlaanderen dat hij zijn verhaalstof vooral bij middeleeuwse kroniekschrijvers vond. In de regel gaat het er in de letterkundige bewerkingen heel anders aan toe dan effectief ooit het geval is geweest. Dat zal in het geval van de epische veldslag op de Kortrijkse Groeningekouter niet anders zijn geweest. Maar toch, wie zal er zeggen wat er toen écht is gebeurd?
Geslaagde historische romans geven je als lezer alleszins de smaak en kraak van lang vervlogen tijden alsof je er zelf bij was. De moraal van het verhaal moet je er dan hoofdschuddend of instemmend maar bijnemen. ‘Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg, bij de roemrijke daden waarvan het getuigt, wat Vlaanderen eertijds was — wat het nu is — en nog meer, wat het worden zal indien gij het heilig voorbeeld van uw vaderen vergeet!’
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.