Dansen en deinen met Mark van Tongele en Benno Barnard
foto © pixabay.com
Waarom eens geen gedichten lezen in het zeezand straks? En ze vervolgens zwemmend laten bezinken.
De zee is onuitputtelijk. Voor dagjesmensen en tweedeverblijvers. Maar natuurlijk ook voor schilders (William Turner), componisten (Claude Debussy) en dichters (Willem Kloos). Mark van Tongele (met Roeivlucht) en Benno Barnard (met Buiten zinnen) lieten zich ieder op hun manier inspireren door de ‘eindeloze deining’ (Kloos) van het klotsende zeewater.
Buitenbeentje
Van Tongele timmert als poëtisch buitenbeentje bijna veertig jaar aan de weg. In zegge en schrijven 1984 deed hij al een oproep tot digitale poëzie. Nog geen twintig jaar daarna verscheen zijn verzameld dichtwerk (Gedichten), en de laatste tien jaar voegt hij mondjesmaat een bundel toe. De loeiende tier, zijn laatste, speelde zich ook al tegen het decor van de zee af. Roeivluchtis daar met zijn 46 gedichten een spetterend vervolg op.
Van Tongele heeft in het wereldje naam en faam gemaakt met zijn aparte taalmuziek die met twee- of drielettergrepige woorden in een staccatoritme een kosmische wereld ver voorbij de menselijke, al te kleinmenselijke realiteit oproepen. Waar het Van Tongele om te doen is, wordt al snel duidelijk als je gewoonweg even enkele titels van zijn dichtbundels lukraak op een rijtje zet: Lopend licht, Ochtendrood, Taalwaterval, Luchthonger, Ademruis. En nu dus: Roeivlucht.
Presocratische dichter
Je zou Van Tongele een presocratische dichter kunnen noemen. Het is hem te doen om niets minder dan de vier elementen die aan de basis liggen van elk leven, zoals de oude Grieken reeds wisten. Alles draait in zijn poëtisch universum om aarde, water, vuur en lucht. En het licht van de zon, de onoverwinnelijke zon, is daarbij zijn heidense profeet. De mens is in die optiek slechts een koddig deeltje sterrenstof maar daarom niet minder waardevol.
Al van in het openingsgedicht Doe je mee? zet hij zo de toon: ‘Zich een zeespiegel voorhouden: doorruisende woorden waarin doods- / gedachten oplossen, even vrij zijn./ Ik vind het leuk jou die te geven. / Dat het doodaardig mag worden! / In dit kolkgat waarin wij roezemoezend / ons afjakkeren en opdirken voortdurend / uitgeslepen en gepolijst zoals rolkeien / die overgeleverd zijn aan de eerstvolgende / hoge waterstanden, wat kunnen wij anders / dan zo kansrijk en ontvankelijk als het kan / resonant elkander helpen overleven? / Ik reik je de hand, hier, ervaar toe!’
Deel het leed
Je zou als lezer van minder in deze taalzee springen en je laten meedeinen op de resonerende klankmystiek van Van Tongele. Zijn soms bijna prozaïsch parlando, zoals het geciteerde gedicht hierboven bewijst, neemt vaak de vorm van spreuken aan die een optimistische zijnsleer vertolken: ‘Als je het woord leed achterstevoren leest, / wordt het minder zwaarmoedig om te dragen. / Als je stappend omkijkt naar het woord pas, vloei je al meteen leniger in je ogenblik. Hopsa. / Maar langs welke kant ook je het woord dood / onder ogen neemt, de betekenis blijft dezelfde: / je spint er geen garen bij, het draait niet om / zijn draad, met lood in je schoenen dool je. / Het is me uiteraard een zaakje. Waak je?’
Van Tongeles klankverliefdheid is dus uiterst functioneel, zelfs wanneer ze experimenteel wordt zoals in deze poëtische marine, met als titel ‘Glijroeien’:
O ontoegankelijke zeew
ind. Elke zin is een opvlieg
end zandstrand verg
aan. Ik loop tegen mijn ei
gen taalstorml
amp. Het licht ron
d het zwa
rte gat w
aar
in ik uit-
een wa
ai-
er danst en deint.
Zwarte Pieten
Benno Barnard geraakte ook Buiten zinnen van de zee, zoals zijn bundel met elf gelegenheidsgedichten heet, die hij ook telkens – samen met Chris Burchardt – een Engelse vertaling meegaf. Barnard focuste vooral op de foto’s van Eddy Verloes van een groepje chassidische jongens die op een verlaten zandstrand lopend, springend en dansend als spookachtige figuren in zwart-wit foto’s worden gefixeerd. Barnard noemt ze in een van zijn elf gedichten ergens ‘mythisch als geheel zwarte Pieten’.
Het Gentse Poëziecentrum maakte van dit poëtisch tweetalig fotoalbum een echt cadeau door er ook nog een CD aan toe te voegen die, zoals Barnard, inspeelt op de artistieke foto’s van Verloes. Bart Bekker en Jan Vanwinckel noemen hun muzikaal project The river curls around the town. In elf soudtracks serveren ze bij de foto’s en gedichten een mysterieuze mengeling van elektronica en luisterpop.
Redelijke regeling
Barnard die zich dit weekend in De Standaard nog als een atavistisch joods brillenjongetje outte, is verzot op de joodse boekenwijsheid. Zijn gedicht over ‘Simchat thora’, het feest waarop orthodoxe mannen met de heilige schriftrollen dansen, heeft alles om een klassieker te worden. Barnard verweeft hier op onnavolgbare wijze de liefde voor de vrouw én voor het boek der boeken tot een gelukzalige roes.
Er is natuurlijk de vreugde in bed
als zijn geliefde zich uit de gewaden bevrijdt
die haar bleke vlees insnoeren: kuisheid
is een gedoe. Daar staat ze, verlegen, wie weet
heeft ze dun onaantrekkelijk haar maar neemt
een golvende pruik de bewuste mitswa
lekker in de maling. De voorschriften
willen trouwens dat ook zij er genot aan beleeft,
wat een redelijke regeling is (en geiler).
Maar er bestaat ook een ander soort
bevrediging, wanneer in de herfst de thora
is uitgelezen – dan verliest de man
in een gelukzalige roes tijdelijk zijn verstand
en danst met de heilige tekst, zijn lief,
alvorens zij hem dwingt haar opnieuw het hof
te maken en de lust om nogmaals hetzelfde
te lezen hem weer vanuit zijn lendenen bekruipt.
Want de koppelaarster kakelt dat de verlossing
gelijk is aan de ellende en de thora weet
meer dan de man, zoals de uitgeklede vrouw
hem verduidelijkt dat hij van haar houdt.
Tja, waarom eens geen gedichten lezen in het zeezand straks? En ze vervolgens zwemmend laten bezinken. Want Van Tongeles en Barnards doorwrochte marines geven ook te denken.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.