JavaScript is required for this website to work.

De klassiekers: Heb je tandpijn, lees Tolstoj!

Jürgen Pieters10/12/2023Leestijd 3 minuten
Graaf Vronski en Anna Karenina in een verfilming uit 2012.

Graaf Vronski en Anna Karenina in een verfilming uit 2012.

foto © IMDB

Literatuurwetenschapper Jürgen Pieters vraagt zich af waarom het nog steeds de moeite loont Lev Tolstojs klassieker Anna Karenina te lezen.

Literatuurwetenschapper Jürgen Pieters vraagt zich af waarom het nog altijd zeer de moeite loont om de klassiekers te lezen. Waarom zijn de klassiekers de klassiekers?

In De boekenapotheek (2013), een naslagwerk voor wie aan literaire zelfmedicatie wil doen, komt Anna Karenina twee keer voor. Dat is voor geen enkel ander van de 400 voorgeschreven boeken het geval. Wie na de vorige aflevering van deze reeks intussen aan de roman van Tolstoj is begonnen, zal het met me niet kwalijk nemen: als het daar twee keer mag, dan hier toch ook?

Overspel

In een eerste vermelding in De boekenapotheek wordt Anna Karenina geprezen als remedie tegen overspel. Tolstojs roman dient er als waarschuwing voor lezers die in de verleiding zouden komen een affaire te beginnen. De roman wordt samen aanbevolen met Flauberts Madame Bovary, een boek dat Tolstoj ter voorbereiding van het zijne goed heeft bestudeerd.

Twee vrouwen die de verkeerde boeken kiezen en onvermijdelijk de dieperik ingaan. Twee schrijvers die weten dat fictie enkel voor wie goed genoeg leest een waarschuwing kan zijn. Of het nu Franse romannetjes zijn (Emma Bovary) of Engelse (Anna Karenina), in de verkeerde handen draait de literatuur altijd averechts uit.

Tandpijn

De tweede vermelding van Anna Karenina in De boekenapotheek verrast veel meer. Tolstojs roman komt namelijk ook goed van pas voor wie hevige Tandpijn heeft. Althans, één specifiek hoofdstuk uit Anna Karenina zou die onverwachte kracht hebben. Wie het hoofdstuk in kwestie leest, zal zich ‘verbonden’ voelen met Anna Karenina’s onfortuinlijke minnaar, zegt De boekenapotheek. Bibliotherapie werkt op grond van identificatie: je herkent wat je zelf voelt in het romanpersonage en je voelt je minder alleen. Literaire pijn is gedeelde pijn en dus maar halve pijn.

De gedachte dat boeken pijnstillers kunnen zijn, is niet zo gek als ze lijkt. Literatuur, zo heeft biomedisch onderzoek aangetoond, maakt een mens kalmer. De bloeddruk verlaagt, pijnervaringen nemen af en ook andere stressmarkers zakken. Let wel: het werkt niet noodzakelijk met alle boeken en al zeker niet voor alle lezers. En net als gewone patiënten zijn ook literatuurliefhebbers onderhevig aan het placebo-effect.

Vronski en Anna

Gelukkig hoeft de lezer met tandpijn niet de volle 950 pagina’s van Tolstojs meesterwerk door te ploegen. Het vijfde hoofdstuk van het achtste deel volstaat volgens De boekenapotheek. In mijn vertaling is dat pagina 896 tot pagina 898. Nog geen drie volle bladzijden, maar opnieuw: van het wonderlijkste dat de wereldliteratuur te bieden heeft.

In dat hoofdstuk heeft de jonge graaf Vronski het soort tandpijn dat een mens zijn ergste vijand niet toewenst. ‘De hinderlijke pijn van de sterke kies, die zijn mond met speeksel vulde, maakte hem het spreken moeilijk’, schrijft Tolstoj. Daarom zegt Vronski voor één keer ook niets. ‘Hij zweeg en liet zijn blik op de wielen rusten van een kolenwagen, die langzaam voorbijschoof over de rails.’

De verteller toont ons in die ene zin wat Vronski ziet en in de volgende gaat hij in op wat de graaf tezelfdertijd denkt. De rails brengen Vronski terug naar de dood van zijn geliefde Anna. De kolenwagen die hij ziet passeren, herinnert hem aan zijn minnares die zich aan het einde van het zevende deel van de roman radeloos voor een trein gooit.

Hartzeer

Vronski’s gedachten komen sneller dan de zinnen die ze onder woorden moeten brengen. En dan, schrijft Tolstoj, ‘plotseling’ — een woord dat wel vaker voorkomt op sleutelmomenten in Anna Karenina — verdwijnt de tandpijn.

Of beter gezegd: de tandpijn maakt plaats voor een ander gevoel dat niet minder knagend blijkt en dat Tolstoj omschrijft als ‘een wanhopige innerlijke beklemming’. Tandpijn verschuift naar hartzeer en die hartzeer is het die Vronski heel even in staat stelt zijn fysieke pijn te vergeten. ‘Hij voelde geen kiespijn meer’, lezen we, ‘en zijn gezicht werd door snikken verrokken.’

Geen optie

De pijn van Vronski’s gebroken hart wordt nog versterkt door de wroeging die de graaf voelt. Want mogelijk pleegde Anna zelfmoord om een ruzie die de twee geliefden kort voordien hadden. De enige weg die Anna nog op kon, was die van de zelfgekozen dood.

Terugkeren naar haar man was geen optie, want dan was ze haar minnaar kwijt. Weggaan bij haar man was evenmin een optie, want dan kon ze haar zoontje niet langer bij zich hebben. Anna maakt de enige keuze die voor haar nog mogelijk is: de keuze die haar in staat stelt niet te moeten kiezen.

‘Schaamteloos’

De aanblik van de kolenwagen op de treinsporen brengt Vronski in één beweging terug naar het moment waarop hij het lichaam van Anna moest gaan identificeren. Of preciezer gezegd, in de woorden van de klinisch-kille verteller: ‘datgene wat er nog van haar over was’, ‘het op een tafel te midden van vreemden schaamteloos uitgestrekte, bebloede lichaam, dat nog vol was van het nauwelijks geweken leven’.

Dat ‘schaamteloos’ in die laatste zin maakt van Anna Karenina grote literatuur. Op wiens denken slaat het adjectief immers? Op dat van Vronski, die kwaad is dat ‘zijn’ Anna zomaar in de wachtkamer van het station ligt opgebaard, ten prooi aan de ogen van al die vreemde passanten, alsof ze niets meer is dan een vreemde onder vreemden? De schaamteloosheid is in dat geval die van een of andere wetsdienaar voor wie elk lichaam uiteindelijk niet meer is dan een lichaam.

Maar we kunnen het adjectief ook op het conto van de verteller schrijven, die zelfs in de dode Anna een schaamteloos overspelige vrouw ziet. Een die haar lichaam gaf aan iemand die er in een wereld waar het huwelijk heilig is geen recht op had.

Tolstoj, dichter en moralist, houdt de twee mogelijkheden open. Hij kiest niet en legt daarmee de keuze waar ze in de beste boeken moet liggen: bij de lezer.

Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.

Commentaren en reacties