De klassiekers: Kafka op zijn best
De gedaanteverwisseling
Franz Kafka.
De gedaanteverwisseling is geen lectuur waar een mens vrolijk van wordt. Maar ze noopt in tijden als de onze wel tot nuttig zelfbesef.
Een man wordt even voor halfzeven op een willekeurige ochtend wakker. Hij heeft onrustig gedroomd. Meteen ziet hij dat hij ‘s nachts veranderd is in een insect dat de omvang van een mensenlichaam heeft. ‘In een reusachtig ondier’, zegt de tekst. ‘Zu einem ungeheueren Ungeziefer’: in het Duits klinkt het nog meer als een nachtmerrie op klaarlichte dag.
Al in de tweede zin van het verhaal krijgen we het ondier dat de man geworden is te zien, door diens eigen ogen nog wel. ‘Hij lag op zijn hardgepantserde rug en zag, als hij zijn hoofd enigszins optilde, zijn gewelfde bruine, door boogvormige geledingen verdeelde buik, waarop de deken, op het punt omlaag te glijden, nauwelijks houvast kon vinden.’
De lezer krijgt meteen medelijden met de arme kerel. Hij was gewend op zijn zij te slapen, zegt de verteller, en dat kan met dat nieuwe lichaam niet meer. Voor het overige ziet zijn kamer er nog uit als toen hij slapen ging. De beschrijving van de doodgewone mensenkamer maakt het duidelijk: wat we te lezen krijgen, is geen fantasy-verhaal en ook geen horror-story. Dit is bittere realiteit.
Autobiografisch
De man heet Gregor Samsa. Hij is handelsreiziger in stoffen. Samen met zijn ouders en zijn jongere zus woont hij in een appartement in Praag. Sinds het bedrijfje van zijn vader failliet ging, is hij de kostwinner in huis. Hij werkt erg hard. Zo hard dat hij zich overslapen heeft op de ochtend waarop zijn verhaal begint. En dan wordt hij wakker.
De familienaam van Gregor resoneert met die van de schrijver die hem onsterfelijk maakte: Franz Kafka. In het Duits heet het verhaal ‘Die Verwandlung’, in de Nederlandse vertaling van Willem van Toorn ‘De gedaanteverwisseling’. Het verhaal van Gregor Samsa is door en door autobiografisch. Niet dat Kafka zelf ooit in een groot insect veranderde, maar hij voelde zich wel zoals de antiheld van wat een van zijn grootste novellen is: geen echte mens, ongewenst gezelschap, ongedierte.
Verzekeringsagent
Die Verwandlung dateert van eind 1912. Kafka is op dat moment 29 en al een paar jaar aan het schrijven. Beroepshalve is hij dan al vijf jaar aan de slag bij het Verzekeringsinstituut voor Arbeidersongevallen van het Koninkrijk Bohemen. Hij is geliefd bij zijn bazen en precies in alles wat hij doet. Hij zal de functie tot aan zijn vervroegde pensionering behouden. Met de nodige tegenzin, dat wel.
Twee jaar na zijn pensioen – op 3 juni 1924, hij is dan bijna 41 – sterft Kafka aan de longziekte die hem dan al zeven jaar ziek maakt. Hij heeft op dat moment niet meer dan een paar publicaties op zijn naam, geen kwart van wat hij schreef. Een groot schrijver wordt hij pas postuum, wanneer zijn goede vriend Max Brod tegen de wensen van de auteur in zijn teksten op de wereld loslaat. Dankzij Brod kunnen lezers van over heel de wereld kennis maken met de grote romans die we blijvend met Kafka’s naam associëren: Het proces en Het slot.
Eerste druk
De gedaanteverwisseling is een van de teksten die wel al tijdens het leven van de auteur op de markt kwamen. Exemplaren van die Eerste druk (najaar 1915) gaan vandaag over de toonbank voor tussen de acht- en de tienduizend dollar. Op de kaft van die eerste editie zien we een half openstaande deur en een man in kamerjas die zijn hoofd verschrikt vasthoudt. De bron van zijn angst is wat achter die deur te zien is: de in een mensengroot beest veranderde Gregor, met zijn voelsprieten en zijn vele pootjes.
Die illustratie was een suggestie van Kafka zelf. Hij wou liever niet dat de vormgever een poging zou ondernemen het insect dat Gregor geworden was te tekenen. ‘Het dier kan niet worden afgebeeld’, schreef hij in een brief aan zijn uitgever. ‘Het kan zelfs niet vanop een afstand getoond worden.’
Volgens een van Kafka’s meest scherpzinnige lezers is dat de logica zelve. Gregor is tenslotte niet écht een ‘Ungeziefer’ geworden. Hij is het enkel in de ogen van zijn directe omgeving. Maar hij neemt die blik wel over: hij ziet zichzelf zoals zij hem zien. Als uitschot, een bron van schaamte, als iets dat niet getoond mag worden.
Geen kakkerlak
Latere uitgevers hebben de wens van de auteur naast zich neergelegd. Op de kaft van nogal wat edities van het verhaal staat een keverachtig dier afgebeeld, nu eens een kakkerlak, dan weer een scarabee.
Die laatste kwalificatie (‘oude mestkever’) krijgt Gregor in het verhaal van een bejaarde werkster, maar die heeft volgens Vladimir Nabokov niet goed gekeken. In een van zijn bekende Lectures on Literature fileert die het verhaal van Kafka. Een kakkerlak kan Gregor niet zijn, zegt Nabokov: die zijn plat en Gregor is dat allesbehalve.
Vader en zoon
De man op de kaft van de eerste druk is Gregors vader, op het moment waarop hij zijn ondier geworden zoon voor het eerst te zien krijgt. In de tekst gaat dat als volgt: ‘Zijn vader balde met een vijandige uitdrukking de vuist, alsof hij Gregor in zijn kamer terug wou duwen, keek dan onzeker de woonkamer rond, bedekte zijn ogen met de hand, en weende, zodat zijn machtige borst schokte.’
Kafka’s eigen vader, Hermann, was een Joodse handelaar die in Praag een bloeiende zaak met modeartikelen had. Omdat hij hoopte dat zijn zoon de firma ooit zou overnemen, zag hij maar niets in diens schrijverij. Schrijven kon geen ‘Brotberuf’ zijn, alleen een waardeloos tijdverdrijf. Zijn zoon lijkt van die gedachte nooit echt te zijn losgekomen.
Wreed schoon
Het is moeilijk om in Kafka’s verhaal niet de gespannen verhouding tussen de auteur en zijn vader te zien. Meer dan eens jaagt Gregors vader in Die Verwandlung zijn zoon terug zijn kamer in, nu eens met woorden, dan weer met een stok. Hij kan Gregor niet aankijken, is ook bang dat iemand buiten de familie hem zal zien. Later in het verhaal verwondt hij zijn zoon door hem met appels te bekogelen. De moeder smeekt haar man het leven van hun zoon te sparen. Hoe het verhaal verder afloopt – niet goed, het is Kafka – moet de lezer zelf ontdekken.
De gedaanteverwisseling is geen lectuur waar een mens vrolijk van wordt. Maar ze noopt in tijden als de onze wel tot nuttig zelfbesef. Nog voor we anderen als onmens gaan behandelen, hebben we al een fatale stap in de verkeerde richting gezet: we hebben ze eerst als onmens gezien. Wat dat doet, met daders én slachtoffers, toont Kafka in zeventig pagina’s die tot het wreedste én het schoonste uit de wereldliteratuur behoren.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.