De klassiekers: met Anna Karenina op de trein
Graaf Vronski en Anna Karenina in een verfilming uit 2012.
foto © IMDB
‘Anna Karenina’ is van het beste wat er ooit is geschreven, vindt literatuurexpert Jürgen Pieters. Maar een stationsromannetje is het boek zeker niet.
Literatuurwetenschapper Jürgen Pieters vraagt zich af waarom het nog altijd zeer de moeite loont om de klassiekers te lezen. Waarom zijn de klassiekers de klassiekers?
Een reeks over de boeken der boeken kan niet anders dan Anna Karenina behandelen, het meesterwerk dat Tolstoj in 1877 deed besluiten – zeven jaar na Oorlog en Vrede – dat het niet snel nog beter zou worden. Na de publicatie van zijn roman gaf hij de brui aan de literatuur. Voor een tijd dan toch.
Moskou-Sint-Petersburg
Voor wie geen tijd heeft voor het hele boek: er is één schitterende scène waarover ik het alvast wil hebben. Ze komt in het 29ste hoofdstuk van het eerste deel. We zijn op dat moment iets meer dan honderd pagina’s ver. We hebben er nog achthonderd te gaan.
De lezer bevindt zich in de nachttrein die Anna van Moskou naar huis in Sint-Petersburg moet brengen. De trein staat op het punt te vertrekken. Anna is blij dat ze Moskou kan verlaten, sneller dan voorzien. Ze kijkt ernaar uit haar man en zoontje in de armen te kunnen sluiten.
Bij het begin van de roman is Anna naar Moskou gereisd om het huwelijk van haar broer te redden. Die broer (Stepan Oblonski, Stiwa voor de vrienden) heeft een verhouding gehad met de Franse gouvernante van zijn kinderen. Zijn vrouw, Dolly, heeft het ontdekt en nu wil ze haar man het huis uit.
In de ban van Anna
De affaire waarmee Tolstojs roman opent, is maar een prelude op de verhouding die het vervolg van het boek zal beheersen: die tussen Anna en de jonge graaf Vronski. De vlam tussen die twee slaat over op het bal ter ere van Dolly’s jongere zus, de achttienjarige society-schoonheid Kitty. Vronski is daar omdat hij naar Kitty’s hand dingt. Maar al snel daagt het de lezer dat de jongeman onlosmakelijk in de ban raakt van Anna. En wij met hem.
De minnaars-to-be dansen en wat gebeurt lijkt onvermijdelijk, des te meer omdat Tolstoj ons de scène toont door de ogen van Kitty. Maar Anna verzet zich. Ze raakt in de war en wil meteen naar huis. Nu ze het huwelijk van haar broer heeft gered, wil ze haar eigen huwelijk niet in gevaar brengen. Vallen voor Vronski, beseft ze, zou haar neergang betekenen.
Eigenliefde
Bij het begin van de scène op de nachttrein slaakt Anna dan ook een zucht van opluchting: ‘Nu is alles voorbij, God zij dank!’ Het ‘alles’ in kwestie slaat op de mogelijkheid dat Anna en Vronski werkelijk verliefd worden. Want de liefde die zich bij het dansen aandiende, dat weet Anna heel goed, is van het vernietigende soort.
Maar Tolstoj laat er geen twijfel over bestaan: Anna maakt zichzelf iets wijs. Of beter: ze maakt zich van alles wijs. Dat haar leven in Sint-Petersburg goed en rustig is (haar woorden), dat wat zij tijdens het bal voelde een bron van schaamte moet zijn (haar woorden), dat het hart altijd moet volgen wat het hoofd dicteert (Tolstojs suggestie).
Leesscène
De scène in de nachttrein is een leesscène. Anna heeft om de reistijd te doden een boek meegenomen: een Engelse roman waarvan Tolstoj ons de titel onthoudt, maar die zich ten dele in een hospitaal afspeelt. Volgens sommigen bestaat die roman niet in het echt, anderen zijn ervan overtuigd dat het om The Warden van Anthony Trollope gaat.
De clue van de leesscène is nochtans niet wat Anna leest, maar wel hoe ze leest. Eerst loopt dat lezen veeleer lastig. Anna kan zich niet concentreren. ‘Haar drang om zelf te leven was te groot’, schrijft Tolstoj. ‘Wanneer zij las, hoe de heldin van de roman een zieke verzorgde, dan wilde zijzelf onhoorbaar door de ziekenkamer lopen.’ Het boek kan haar niet boeien omdat het haar wegleidt van het leven, van haar leven.
Het echte leven
De trein blijft evenwel de trein – ‘er viel niets te doen’ – en Anna verplicht zichzelf verder te lezen. En door dat ‘gedwongen’ lezen vindt ze plots wat het boek voor haar betekent. Ze ziet in dat het wel degelijk over haar leven gaat. Als ze schaamte voelt voor iets wat een personage in het boek doet, slaat die schaamte over op haarzelf. De afstand tussen het leven en het lezen valt ineens weg. Zij is het boek, het boek is zij.
Tegelijk roept haar roman de vraag op waarom ze zich moet schamen. Het boek geeft haar meteen antwoord: het beklemmende gevoel bij haar dans met Vronski is nergens voor nodig. Vronski staat voor vrijheid, voor het terugvinden van een gevoel dat ze verloren was – het gevoel echt te leven.
Twijfel
‘Wat zij las’, schrijft Tolstoj, ‘drong niet meer tot haar door.’ Dat is ook niet nodig. Het boek heeft Anna tot een besef gebracht dat ze zonder dat boek nooit zou hebben bereikt. ‘Reed de coupé nu achteruit of vooruit, of stond hij stil?’ vraagt Anna zich vertwijfeld af. Het is de twijfel die het lezen haar heeft bijgebracht. Het is de twijfel die haar ook een droomvisioen doet krijgen. Ze ziet een van haar medereizigers aan de muur van de coupé knagen. Een oude vrouw hult het hele rijtuig in een donkere wolk.
Anna krijgt bij dit alles het gevoel dat ze neerstort en dat is figuurlijk gesproken ook zo. De lezer van Tolstojs roman weet op dat moment hoe laat het is, maar Anna duidelijk niet: ‘Ze was niet angstig, maar blij.’ De tragedie die haar keuze voor een relatie met Vronski in gang zet, kan eindelijk beginnen. Anna heeft beslist, en het boek dat ze las heeft haar tot die keuze gebracht.
Geen stationsroman
Wie wil weten hoe het verhaal van Anna en Vronski verdergaat, moet geen seconde twijfelen en het boek zelf lezen. Anna Karenina is van het beste wat er ooit is geschreven. Nogal wat cruciale scènes in de roman spelen zich af in of een rond een station. Een Amerikaanse doctoraatsstudent heeft het ooit uitgevlooid: niet minder dan 32 keer komt het spoorwegmotief in het boek voor.
Maar een stationsromannetje is Anna Karenina zeker niet. Daarvoor is Tolstojs meesterwerk te dik en, vooral, te diepgaand. De roman draait weliswaar rond een bijzonder conventionele plot (maatschappelijk verboden liefde loopt slecht af), maar Anna Karenina is zo goed dat je als lezer vergeet dat je niet het leven zelf aan het lezen bent.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.