De onvergetelijke professor: Pnin (Vladimir Nabokov)
Vladimir Nabokov.
foto © Wikimedia
Een taaltovenaar, een verteller van verhalen én een leraar: Vladimir Nabokov was het allemaal.
Van alle klassiekers uit de tweede helft van de twintigste eeuw zijn een aantal boeken van Vladimir Nabokov me het liefst. En het allerliefst is me van al die geweldige boeken het in 1957 verschenen kleinood Pnin. Ik herlees de korte roman minstens om de drie jaar. Onlangs nog hoog boven de wolken, op een lange lijnvlucht naar Seoul.
Pnin is de roman waarmee Nabokov zijn naam voorgoed vestigde in het Westen. Een aantal hoofdstukken eruit verschenen tussen 1953 en 1955 als aparte verhalen in The New Yorker.
De schrijver had geld nodig: hij was in die periode op zoek naar een uitgever die zich durfde te wagen aan de roman die hij vóór Pnin schreef, het schandaalboek Lolita, waarin een volwassen man zijn perverse liefde bezingt voor een minderjarig meisje.
Verboden roman
Vrienden die dat boek in typoscript lazen, wensten Nabokov veel succes. Geen enkele uitgever in het al bij al puriteinse Amerika zou zich aan zo’n boek willen verbranden. En ze kregen gelijk: Lolita verscheen in 1955 eerst bij een Franse uitgever met een nogal pornografisch portfolio.
Maar door een lovende recensie van Graham Greene werd de roman wel snel opgepikt in Groot-Brittannië, maar al even snel weer verboden. Pas in 1958 kwam Lolita in de Verenigde Staten uit. Het boek werd er een immens verkoopsucces. Door de aanhoudende stroom royalties kon Nabokov in 1961 permanent in Zwitserland gaan wonen, op hotel in Montreux dan nog wel. Hij overleed er in 1977.
Verhuis
Op het moment dat Lolita in de Verenigde Staten verscheen, had Nabokov net naam gemaakt met Pnin, zijn vierde in het Engels geschreven roman. Eerst schreef de van oorsprong Russische auteur in zijn moedertaal, maar sinds zijn verhuis naar de VS koos hij resoluut voor het Engels.
Die verhuis kwam er in 1940. Nabokovs echtgenote was joodse en het koppel voelde zich door de dreiging van de oorlog niet langer veilig in Frankrijk, waar ze toen woonden.
Nabokov beheerste ook zijn nieuwe taal uitstekend. Niet alleen was hij drietalig opgevoed (Russisch, Engels en Frans; hij was het kind van aristocraten uit Sint-Petersburg), hij studeerde ook in Cambridge en gaf later in Berlijn lessen in de taal van Shakespeare.
Titelpersonage
Pnin is volkomen uit Nabokovs eigen leven gegrepen. Net als het hoofdpersonage van de roman – de onvergetelijke professor Timofey Pavlovich Pnin – is de auteur zelf ook een ‘emigré’ uit de hogere klasse.
Net als Pnin belandde ook hij door de Russische revolutie eerst in Europa en daarna in de VS, waar hij een aanstelling vond aan een paar universiteiten in New England. Het fictieve Waindell College waar Pnin Russisch voor beginners doceert, doet denken aan de universiteit van Cornell, waar Nabokov tussen 1948 en 1959 les gaf over meesterwerken uit de Russische en de Europese literatuur.
Zwart beest
Toch zou het een vergissing zijn om Pnin te zien als een zelfportret van Nabokov. Het tegendeel is waar. Als de auteur al opduikt in zijn roman, dan is het veeleer als de verteller die ons met een behoorlijke dosis ‘mauvaise foi’ het verhaal van Pnin doet.
De verteller is trouwens degene die aan het einde van de roman indirect verantwoordelijk blijkt voor het einde van Pnins carrière in Waindell. Hij wordt immers ingehuurd als vervanger van diens baas en beschermheer. Maar Pnin weigert met zijn ‘bête noir’ samen te werken en geeft ontslag.
Wat er in het gedeelde verleden tussen de verteller en het titelpersonage allemaal fout is gelopen, komen we niet te weten, al valt te vermoeden dat de verteller ooit met Pnins liefje ging lopen.
Lacherig
Het is pas naar het einde van de roman toe dat de verteller van Pnin prominent op de voorgrond treedt. Aanvankelijk houdt hij zich verborgen, al wordt het de lezer snel duidelijk dat de verteller Pnin nogal lachwekkend vindt.
Hij lacht zowel met zijn voorkomen (hij vergelijkt de kale professor al op de eerste pagina van het boek met een aap met een te grote kop voor te magere beentjes) als met zijn blijvende worsteling met de Engelse taal.
Meer dan een karikatuur
Aanvankelijk gaat de lezer daar makkelijk in mee. Maar naarmate de roman vordert, blijkt Pnin meer dan de karikatuur die de verteller van hem maakt. De rare professor is tegelijk een warm en gevoelig mens. Een man die blijvend rouwt om verloren geliefden en op zijn eigenzinnige manier uiteindelijk alleen maar goed wil doen voor anderen.
De grootsheid van Nabokovs roman zit uiteindelijk hierin: dat we als lezer naarmate de roman vordert almaar duidelijker beginnen in te zien dat we al even wreed zijn als de verteller als we Pnin reduceren tot de lachwekkende creatuur die die verteller van hem maakt.
Net als de verteller in Lolita is die in Pnin een wezen dat we niet op zijn woord moeten geloven: onbetrouwbaar tot op het bot, zoals wel vaker in Nabokovs werk.
Verteller én leraar
Nabokov ging ervan uit dat een goede schrijver behalve een taaltovenaar ook een verteller van verhalen én een leraar moet zijn. De auteur van Pnin is de drie tegelijk. Het taalplezier spat van de pagina’s. Wie het boek in het origineel kan lezen, moet dat zeker doen, al verdienen Nabokovs Nederlandse vertalers alle lof.
Het taalvernuft van de auteur gaat in deze roman samen met de aantrekkelijkheid van de vele verhalen die de verteller over het hoofdpersonage vertelt. Die zijn op zich vermakelijk, maar in de manier waarop ze verteld worden, worden ze nog komischer.
Belangrijke les
Pnin die op een verkeerde trein zit op weg naar een lezing, Pnin die leert autorijden, Pnin die een housewarming party geeft voor zijn collega’s. De verteller heeft oog en oor voor het hilarische en de lezer bijt in de wortel.
Maar tegelijk – en daar zit de derde rol van meester Nabokov – duwt de roman ons na het schuddebuiken met de neus op een belangrijke les: niet zelden is er iets wreeds in het lachen met andermans stunteligheden.
Zolang we dat lachen met weten te beperken tot fictieve personages, is er geen probleem. Maar wie kan met de hand op het hart zeggen dat hij altijd op tijd stopt met spotten?
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.