De polder-Lolita van Marieke Lucas Rijneveld
literatuur
foto © Bas Vinckx
Verboden seksualiteit is een bron van broeierige, literaire hoog- én laagstandjes.
Mijn lieve gunsteling, de tweede roman van het 29-jarige Nederlandse literaire wonderkind Marieke Lucas Rijneveld, sloeg afgelopen weken in als een bom. Wie nog reserves maakte bij de al te bloemrijk aangedikte stijl van haar eersteling De avond is ongemakging deze keer zonder meer voor de bijl. Vijf jaar na Kalfsvlies, haar poëziedebuut, heeft Rijneveld nu al de status van grootste Nederlandstalige talent van de afgelopen jaren.
Genderfluïde nimfijn
Zoals in haar prozadebuut draait alles rond de ontluikende seksualiteit en de wilde fantasieën van een jong pubermeisje in een familie van Noord-Brabantse melkveehouders. Maar deze keer veranderde Rijneveld ingenieus het geweer van schouder en vertelt ze het verhaal vanuit het perspectief van een 49-jarige veearts die hopeloos wordt opgegeild door een op het eerste gezicht onschuldige polder-Lolita van amper 14. Rijneveld liet zich niet alleen inspireren door het ouderlijke milieu van veeboeren maar vooral door de virtuose schrijfkunst van Vladimir Nabokov die met zijn gelijknamige roman Lolita de spreekwoordelijke jonge nimfijn in ons taalgebruik binnenbracht.
Zowel Nabokov als Rijneveld brengen hun brisant verhaal via de biecht van het oudere mannelijke hoofdpersonage dat zich heeft vergrepen aan jong vlees (bij Nabokov is er ook een moord in het spel). Maar de vamp in wording krijgt bij Rijneveld een heel andere lading. Rijneveld – die zichzelf in het gewone leven als non-binair of genderfluïde opstelt en daarom voor een dubbelgeslachtelijke voornaam kiest – exploreert gaandeweg de speelruimte van een dergelijke androgyne sensibiliteit. Het is niet voor niets dat de veearts zijn Lolita met het mannelijke ‘gunsteling’ aanspreekt. Zij/hij/x heeft immers ook machistische fantasieën en droomt ervan om met een ‘gewei’ partners te penetreren, zoals de arts met haar doet.
Hymnische monoloog
Rijnevelt zweert in deze tweede roman niet alleen bij de hoogstpersoonlijke, dierlijke metaforische stijl van haar romandebuut, maar kiest daarenboven voor de legendarische monologue intérieur-stem die James Joyce met Ulysses salonfähig maakte. Openingszinnen zeggen natuurlijk niet alles, maar zijn vaak illustratief voor hetgeen volgt. Rijneveld begint de inwendige monoloog van haar/zijn hoofdpersonage als volgt: ‘Lieve gunsteling, ik zeg het je maar meteen: ik had je in dat steilorige hoogseizoen als een zweer met een hoefmes uit de klauwlederhuid moeten verwijderen, ik had ruimte moeten maken bij de tussenklauwspleet zodat mest en vuil ertussenuit zouden vallen en niemand je kon infecteren, misschien had ik je enkel wat moeten pellen en bijschaven met de slijper, je moeten reinigen en droogwrijven met wat zageling.’
Wie zich als lezer nu al verslikt, weet waaraan hij zich kan verwachten: nog langere, hymnische zinnen namelijk die nog dichter op de huid en in het hoofd van de veearts kruipen. Even verderop – we zijn dan in de derde zin van het eerste hoofdstuk – start een passage van enkele bladzijden lang: ‘Je lag die halsstarrige zomer als een kalf in stuitligging in de kraamkamer van mijn verziekte verlangens, ik was de handlanger van de waanzin, ik wist niet hoe ik je niet kon willen, jij, de hemelse uitverkorene (…).’
Frivool
Wat een contrast met de befaamde, frivole openingsscène bij Lolita-uitvinder Nabokov die het hoofdpersonage Humbert Humbert zijn verrukking voor de naam van zijn ‘hemelse uitverkorene’ speels laat uitspellen: ‘Lolita, mijn levenslicht, mijn lendevuur. Mijn zonde, mijn ziel. Lo-lie-ta: de tongpunt daalt drie treden het gehemelte af en tikt bij drie tegen de tanden. Lo. Lie. Ta.’ Om nog maar te zwijgen van Zwarte schuur, de afgelopen week met de Boekenbon Literatuurprijs (en 50.000 euro) bekroonde roman van Oek de Jong, die heel zuinig een alleswetende verteller aan het woord laat: ‘Zwijgend zaten ze in de taxi.’
Oek de Jong hanteert een klassieke vertelstijl waarin alle radertjes in elkaar passen en waar deze keer weer eens de problematische mannelijkheid van de protagonist wordt uitgespit. Blijkt dat de gevierde schilder die bedacht wordt met een overzichtstentoonstelling al jarenlang kampt met een jeugdtrauma waarin een 14-jarige Lolita de hoofdrol vertolkt. Toen hij als jonge puber niet wou ingaan op haar seksuele SM-advances duwde hij haar per abuis van de zoldervliering de dood in. De Jong is een subtiele verteller die pas na een hele tijd de kaarten op tafel legt en deze oerscène opdist in functie van waar het hem echt om te doen is: hoe man te zijn in deze moeilijke tijden. Een verstoorde relatie met de moeder speelt zijn hoofdpersonage blijkbaar levenslang parten, zoals ook de relaties met andere vrouwen in De Jongs roman illustreren.
Hevige opwinding
De ene Lolita is duidelijk de andere niet. Louis Paul Boon was, zoals geweten, ook gefascineerd door jonge meisjes en oogstte trouwens een tamelijk succes met zijn controversiële pornoroman Mieke Maaikes obscene jeugd. Na zijn dood verscheen in hetzelfde genre Eros en de eenzame man waarin Boon zijn alter ego verlekkerd naar jonge vrouwen laat gluren terwijl hij zolders leegmaakt. Viezentist Boon ventileert op die manier voyeuristische en exhibitionistische mannelijke fantasieën die voor de rest nergens literaire verpakking krijgen, zoals bij Nabokov en Rijneveld. Ook hier spreekt de openingszin boekdelen: ‘Het bleven dagen van heftige opwinding.’
Niks mis met dergelijke prikkellectuur, maar wat te denken van Buiten de wereld, de debuutroman van Karl Ove Knausgård uit 1998, die in het zog van zijn autobiografisch succes Mijn strijd nu werd vertaald. Meer dan 800 bladzijden lang vertelt Knausgård in een taai verhaal hoe een 26-jarige Noorse leraar zich laat verleiden door een een 13-jarig meisje in zijn klas. Het hele verhaal staat in functie van de zelfanalyse van de leraar-verteller. Je moet al een serieuze fan van de Noor zijn om die worsteling te doorstaan, eerlijk gezegd.
Toxische seksualiteit
Nee, geef me dan maar Nabokov en Rijneveld. Zij slagen erin om literatuur te laten doen waarvoor ze is gemaakt: to boldly go where no one has gone before. Het doet deugd in deze tijd vol (zelf)censuur om eindelijk nog eens romans te lezen waarin schrijvers zich zonder reserves durven onderdompelen in de peilloze dieptes van de seksualiteit bijvoorbeeld. Het is dan aan de lezer zelf om te beslissen of hij zich in deze grensoverschrijdende Lolita-literatuur laat meevoeren en tot waar.
Niet mannelijkheid of vrouwelijkheid an sich is toxisch maar seksualiteit en het bestaan zelf zijn dat sowieso. Komt er natuurlijk op aan om dat gif navenant te verdunnen zodat het speel- en leefbaar blijft. Maar dat is een ander verhaal.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.