JavaScript is required for this website to work.

Gezocht: nieuwe kerstvertellingen

Frank Hellemans22/12/2021Leestijd 3 minuten

foto © Unsplash

Kerstmis is niet meer wat het geweest is. En literaire kerstverhalen zijn dat ook niet meer. Of wel?

Het is weer die tijd van het jaar: kerstfilmen op de buis, kerstmuzak op de radio en kerstpret op de sociale media. Maar hoho: waar blijven de literaire kerstverhalen?

Kindeke Jezus

Natuurlijk is Kerstmis niet meer wat het geweest is. In een geseculariseerde samenleving, zoals dat in sociologentaal heet, is de geboorte van het kindeke Jezus niet langer dé gebeurtenis van het jaar. Maar toch bestond er tot niet zo lang geleden ook in de Vlaamse letteren nog altijd de traditie van het kerstverhaal. Of het nu Kristien Hemmerechts was met haar bundel Kerst en andere liefdesverhalen of Frank Adam met Wat de ezel zag, auteurs gaven een aparte literaire draai aan de geboorte van het leven en het licht. Stefan Brijs deed dat in zijn kerstnovelle Twee levensdie nog steeds wordt herdrukt.

Verleden jaar bundelde de Nederlandse auteur Geerten Meijsing in Zeven kerstvertellingen zijn gelegenheidsverhalen om in de laatste vertelling definitief afscheid te nemen van het genre. De 71-jarige Meijsing, die in literaire ballingschap in het Italiaanse Syracuse is ondergedoken, brengt op zijn manier hulde aan het versmade kerstverhaal. Hij vertelt er onder andere hoe zijn vader vroeger steevast op kerstavond uit Het kindeken Jezus in Vlaanderenvan Felix Timmermans voorlas.

Lekken van genade

Timmermans’ sensuele volksvertelling smeekt inderdaad om hardop voorgelezen te worden. Als theatervoorstelling werd het de Vlaamse literaire kerstvertelling bij uitstek. Daar kon Het kerstekind van de dit jaar jubilerende Stijn Streuvels niet tegen op. Streuvels had iets met Kerstmis. Hij maakte talloze kerstverhalen en gaf die bibliografisch verzorgd én prachtig geïllustreerd uit, vaak zelfs op eigen kosten.

Maar Timmermans, die dus ook ten huize Meijsing in Haarlem werd voorgelezen, werd pas een echte klassieker. En het moet gezegd: ook vandaag komen zijn ronkende zinnen op papier in al hun zinnelijkheid nog altijd tot leven. De vele verkleinwoorden moet je er bijnemen. Reciteer maar eens straks aan de huisgenoten de passage waarin Maria jubelend haar pas geboren goddelijke ‘borelingske’ bezingt om het effect ervan te degusteren.

‘O Jozef! Jozef! mijn ziel smelt van geluk, ik verdrink in het geluk, want hier is mijn vlees en bloed waarin God zijn licht heeft gelegd, ik ben de deur waarlangs God op aarde komt, ik ben de hoorn waaruit de hemel zijn overvloed uitschudt, ik ben de boom waaraan de Heilige Geest zijn kostelijke vrucht heeft laten rijp worden! En ach ik ben zo klein en nietig en als mens van gener weerde! Zie, Jozef, hier is de zee uit het druppelken regen gekomen, de bruidegom uit zijne slaapkamer, de schone zang uit de luit, de hele lente uit een handsvol gronds! Och het dauwt zaligheden om mij heen, mijne vingeren lekken van genade!’

Geen redelijke hoop

Timmermans’ stilistische bravoure blinkt uit in pallieteriaanse overdrijvingen die niet altijd functioneel zijn maar hier zeker wel. Meijsing die ook een taalvirtuoos is, herkent zich allicht in dit verbaal vuurwerk maar concludeert in zijn misantropie dat hij de kerstpen nu definitief aan de wilgen hangt ‘omdat er toch niemand meer is met wie ik het nog (…) zou willen vieren.’

Het inspireert hem tot een melancholisch zelfportret van een generatie die niet langer aan zet is: ‘Op de meeste dingen waren ze voorbereid, de mensen van mijn generatie, van weinig zaken echt zeker. Wij behoorden tot een generatie die een formidabel ontzag koesterde voor het nabije verleden en geen redelijke hoop voor de naaste toekomst. Er lag een gapende krater achter en een grote, onvoorspelbare leegte voor ons.’

Dan was Frank Adams vertelling Wat de ezel zag andere koek. Adam, die onlangs opnieuw boven water kwam met het oosterse meditatiehandboek Qigong, maakte furore met zijn fabelverzameling Confidenties aan een ezelsoor, waarvan de kerstvertelling Wat de ezel zag een soort inleiding vormde. Joseph Haydn componeerde ooit De zeven laatste woorden van onze Verlosser aan het Kruis. Adam laat zijn kerstpersonages op zoek gaan naar De zeven eerste woorden van Jezus, zoals het in de ondertitel luidt. De hoofdrol wordt vertolkt door een ezel met één oor. Hij mag dan al doof zijn, maar hij luistert van tijd tot tijd naar een innerlijke stem die hem de toekomst influistert.

Warme boodschap

Zo begint Adams parabel met de geboorte van Jezus die als een ei door het dak van de armzalige woning van Jozef en Maria komt geploft. In diverse oorsprongsmythes wordt de wereld als een ei voorgesteld. Ook in de ontknoping van het verhaal laat Adam via een toverspreuk een woordenei geboren worden, waaruit een kakofonie van woorden opstijgt. Met die wonderlijke aanvangsscène is de toon van het hele boek gezet: kolderesk en uitzinnig, maar ook wijs en veelzeggend.

Goede kerstverhalen dragen onuitgesproken vaak een warme boodschap mee. Exemplarisch is natuurlijk Een kerstverhaal (A Christmas Carol) van Charles Dickens. Hoofdpersonage Ebenezer Scrooge, die als spreekwoordelijke vrek alleen maar voor het geld leefde, wordt tijdens kerstavond bezocht door zijn demonen die hem tot zelfinzicht brengen. De allegorische inkleding van Dickens’ tijdloze pleidooi voor medemenselijkheid was een bestseller en leeft nu buiten de bladspiegel nog steeds voort als musical, theatervoorstelling en film.

Nieuw leven inblazen

Eigenlijk is er dus niet zo’n groot verschil tussen de Warmste Week en de betere kerstverhalen. Hetzij dan de verpakking natuurlijk. En die is in de betere kerstverhalen heel wat origineler dan in het vaak melige mediaspektakel. Welke schrijver voelt er zich geroepen om die eerbiedwaardige traditie van de kerstfabel nieuw leven in te blazen?

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties