De klassiekers: Gustave Flauberts ‘Un coeur simple’
Dat heet dan gelukkig zijn
foto © Pixabay
Un coeur simple is een in wezen intriest verhaal. Het vertelt de onopvallende levensgang van een onopvallende vrouw. Toch is het een meesterwerk van een geweldige schrijver.
Zou er ooit een mooier kortverhaal geschreven zijn dan Un coeur simple? Het eerste van de Trois Contes die Gustave Flaubert in april 1877 op de wereld losliet? Ik ken er geen dat pakkender is, beter geschreven, strakker gecomponeerd. Wie het ooit las, moet niet twijfelen: lees het nog eens. En nog eens.
Un coeur simple (Een eenvoudig hart in de Nederlandse vertaling van de Drie vertellingen) is late Flaubert. De in 1821 geboren auteur van Madame Bovary was al 55 toen hij zich aan dit verhaal zette. Vier jaar later stierf hij plots, in omstandigheden die wellicht onopgehelderd zullen blijven. Was zijn dood het gevolg van een hersenbloeding die op haar beurt het resultaat was van een lange voorgeschiedenis aan geslachtsziekten? Of ging het om een plotse epileptische aanval? Ik ken dokters die van boeken houden en het zich nog altijd afvragen.
Bij zijn dood had Flaubert vier romans op zijn naam staan die het bij de kritiek en het publiek niet echt goed deden. Daarnaast een stuk of wat kortverhalen en reisdagboeken, maar vooral: duizenden brieven die de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Ze leren ons hoe moeizaam Flauberts schrijven ging, van hoeveel schrapwerk zijn teksten uiteindelijk het resultaat waren.
Dat is ook bij Un coeur simple het geval. Alleen al over de openingspagina deed Flaubert twee lange werkdagen. Vaak ging hij tijdens de maanden waarin het verhaal tot stand kwam ’s avonds zwemmen in de Seine die aan zijn tuin in Croisset grensde. Op een dag schreef hij in een uitzonderlijke geut inspiratie twaalf bladzijden. Maar uiteindelijk hield hij er van die twaalf maar één over. Het juiste woord lag bij Flaubert zelden voor het rapen.
George Sand
Un coeur simple is nauw verbonden met de dood van Flauberts allerbeste vriendin: de zeventien jaar oudere succesauteur George Sand. Zij was destijds veel bekender dan hij. In een goed jaar schreef ze evenveel romans als Flaubert in zijn hele leven. Ze verkocht er ook oneindig veel meer.
Toen Flaubert voor de zoveelste keer in een brief klaagde dat de mensen zijn werk niet apprecieerden, kon Sand het niet langer aanzien. ‘Schrijf eens wat minder triestige boeken’, wierp ze haar vriend voor de voeten. ‘Probeer eens een boek te schrijven dat de lezer plezier geeft, dat je publiek laat voelen wat het betekent om gelukkig te zijn. Hou toch op met die boeken die blijven roeren in de troosteloze soep van het bestaan.’
Naar eigen zeggen begon Flaubert Un coeur simple om die uitdaging op te nemen. Hij wou haar duidelijk maken dat hij net zo zalvend kon schrijven als zij. Jammer genoeg stierf Sand voor ze het nieuwe verhaal kon lezen. Ze zou het prachtig gevonden hebben, dat zeker, maar troostend? Ik betwijfel het.
Een leven van verlies
Un coeur simple is een in wezen intriest verhaal. Het vertelt de onopvallende levensgang van een onopvallende vrouw. Félicité is haar naam, ‘de gelukkige’. Haar leven is nochtans een leven van verlies. Een man of kinderen heeft ze nooit gehad. Degenen die haar in haar leven nabij zijn, raakt ze een voor een kwijt: een favoriete neef, de bazin die ze heel haar leven dient, het jonge kind van die bazin. Zelfs haar laatste metgezel, de papegaai die ze kreeg van haar neef, moet ze afgeven. Loulou doopt ze het dier. In de laatste fase van Félicités leven wordt de papegaai haar beste en enige vriend.
Wanneer Loulou sterft, laat Félicité het dier opzetten. Devoot als ze is ziet ze in de vogel de belichaming van de Heilige Geest. Ze begrijpt niet dat die in de christelijke traditie als een duif wordt afgebeeld: duiven spreken immers niet, papegaaien wel. Op het einde van het verhaal ziet Félicité op haar sterfbed Loulou in een visioen van opperst geluk: de papegaai verwelkomt haar in de eeuwige vreugde die eindelijk de hare zal zijn.
Papegaaiheid
Uit Flauberts correspondentie weten we dat hij bij het schrijven van Un coeur simple een opgezette papegaai op zijn werktafel had staan. Hij had het dier laten overkomen uit het Museum voor Natuurwetenschappen van het nabijgelegen Rouen. In het aan de schrijver gewijde Pavillion Flaubert in Croisset staat het beest nog altijd op die werktafel. Het bracht de Britse auteur Julian Barnes op het idee van zijn schitterende roman Flauberts papegaai (1984).
Flaubert had de papegaai naar eigen zeggen nodig om zijn brein te kunnen vullen met ‘papegaaiheid’, l’idée perroquet. Hij wou het dier niet alleen zo goed mogelijk kunnen beschrijven, maar hij wou ook het personage van de eigenares van de papegaai beter kunnen begrijpen. Hij wou weten en voelen wat Loulou betekende voor Félicité. Via dat personage wou hij bovendien doorgronden wat hij zelf niet kon begrijpen: hoe iemand verlies te boven kon komen door geloof, van welke aard ook. Het geloof dat het leven toch de moeite waard was en de mensheid goed, het geloof dat zijn werk ook voor anderen een verschil kon maken.
Félicité, c’est moi
Madame Bovary, c’est moi. Wat Flaubert ooit over het hoofdpersonage van zijn eerste grote roman zei, kon hij evengoed gezegd hebben over Félicité. Tijdens het schrijven van zijn verhaal werd hij zelf de oude vrouw over wie het ging. Zelf was hij even eenzaam als Félicité, maar niets gaf hem de troost die zij uit haar geloof haalde.
Toch is er een groot verschil tussen het late verhaal en Flauberts eerste roman. Madame Bovary is doordrenkt van afstandelijke ironie: als lezer voel je dat Flaubert geen sympathie kan opbrengen voor zijn jonge heldin. Niet dat hij haar expliciet veroordeelt, maar begrip of tederheid voor zijn schepsel, nee. Flauberts schandaalroman wordt nergens beter verbeeld dan in de spotprent waarin de schrijver het bloedende hart van zijn personage op zijn schrijversscalpel gespietst heeft.
Nergens zichtbaar
Un coeur simple is wat dat betreft heel anders. Ook hier blijft de auteur afwezig in het verhaal. Zoals altijd bij Flaubert is de vertelwijze afstandelijk en neutraal registrerend. De schrijver moet als God zijn in zijn schepping, schreef hij in een brief aan zijn minnares toen hij aan Madame Bovary werkte: overal aanwezig maar nergens zichtbaar.
Ook in Un coeur simple is dat het geval. Maar terwijl Emma Bovary getoond wordt als een al bij al bespottelijk wezen dat zich laat verblinden door de door Flaubert hartstochtelijk verfoeide bourgeoisidealen, verschijnt Félicité in Un coeur simple als iemand die ondanks alles begrip en bewondering verdient. Naïef in haar geloof, dat wel, maar ze is in wezen wie ze is: eenvoudig en schoon in al haar doen en laten. Flaubert begreep het aan het einde van zijn leven volkomen: wat kan daar in godsnaam verkeerd aan zijn?
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.