Guy Prieels verrast met filmische collaboratie- én spionageroman
Prieels
foto © Bas Vinckx
Aan Vlaamse collaboratieromans geen gebrek, maar waar blijven de spionageverhalen? Guy Prieels zorgt voor soelaas door in zijn nieuwe roman een dubbelspionne – de Gentse Mata Hari – tijdens WO II op te voeren.
Aan Vlaamse collaboratieromans — zie Jeroen Olyslaegers (Wil) , Erwin Mortier (De onbevlekte) en Stefan Hertmans (De opgang) — de laatste tijd geen gebrek. Maar Guy Prieels maakt van Verloren levens ook een swingend spionage- en contraspionageverhaal dat al begint voor de Tweede Wereldoorlog met een Gentse Mata Hari als spil van de vertelling.
Spionageverhaal gevraagd
De ondertussen 83-jarige Prieels is een literaire laatbloeier. Hij debuteerde pas op zijn 69ste. Verloren levens is al zijn negende roman. Hij past perfect in de thrillerweek die momenteel in Nederland het spannende verhaal in de kijker zet.* En er iets extra’s aan toe voegt: een spetterend spionageverhaal namelijk. Laat net dat ingrediënt nauwelijks aanwezig zijn in de voor de rest best wel degelijke thrillers van bestsellerauteurs als Jef Geeraerts, Pieter Aspe, Toni Coppers en Bram Dehouck.
De peetvaders van het spionagegenre waren lange tijd Engelse en Amerikaanse coryfeeën. John le Carré, bijvoorbeeld, Robert Ludlum, Tom Clancy en William Boyd. Zij kozen vooral de Koude Oorlog als setting voor hun uitgekiende verhalen over liefde, verraad en bedrog. Recentelijk scheerde de Brits-Australische auteur Terry Hayes hoge toppen met zijn weergaloze Ik ben Pelgrim dat zich in het terroristenmilieu afspeelt.
Docufictie
Prieels koos voor het Gent van de Tweede Wereldoorlog. Daar is trouwens ook De opgang van Hertmans gesitueerd. Hertmans schreef een documentair verhaal over de Vlaams SS’er Willem Verhulst, de collaborerende vader van Adriaan Verhulst, notoir vrijzinnige Gentse geschiedenisprof en ex-voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRT en het Willemsfonds. Hij zette zijn literair angehauchte onderzoeksreportage nogal misleidend als roman in de markt. Hertmans draait immers vooral rondjes rond de persoon van papa Verhulst. Die werkte als vertrouwensman voor de Duitse inlichtingendienst. Deze Verhulst woonde ooit in het huis waar de schrijver later zelf zijn domicilie had, voordat hij uitweek naar het groene Pajottenland. Hertmans komt er eigenlijk niet toe om een echt verhaal op te dissen. Verhulst senior wiste immers zoveel sporen uit. En de schrijver moet het dan bij gebrek aan beter maar met nevengetuigen doen.
Prieels afficheert zijn roman uitdrukkelijk als docufictie ‘gebaseerd op ware feiten, deels gefictionaliseerd’. Verloren levens doet met veel details, couleur locale en smeuïge anekdotes niet alleen uit de doeken wat er zich afspeelde in de diensten van papa Verhulst, maar vooral in die van de Abwehrstelle, de Duitse contraspionagedienst enkele straten verder.
Britse en Duitse inlichtingendienst
Architect Herman Note, de Gentse leider van de Zwarte Brigade, is er kind aan huis. Hij tipt er zijn nazisuperieuren over acties van het verzet. Van geplande aanslagen tot hulp bij het evacueren van gestrande geallieerde piloten. Note wordt verliefd op een zekere Mimi, een femme fatale van net twintig die uit een Franstalig Gents bourgeoismilieu komt. Papa Jongbloed, een zelfstandige die flink in de was zit dankzij een bloeiende zaak voor sanitair en verwarming, kan zijn geluk niet op. Hij draagt zijn dochter op handen. Zijzelf ontdekt echter als zeventienjarige de liefde aan zee, in de armen van wie later in het verhaal een veertigjarige Engelse medewerker van de Britse inlichtingendienst blijkt te zijn.
Tot zover het uitgangspunt van Prieels’ literaire roetsjbaan die begint in 1938 als het nazisme de wind in de zeilen krijgt. Note wordt als VNV-sympathisant opgemerkt door Hendrik Elias en Staf de Clercq, kopstukken van de Vlaamse Nieuwe Orde-beweging. Gedurende de schemeroorlog die toen ook al in Vlaanderen aan de gang was, werden door politie en gerecht lijsten opgemaakt van potentiële niet-vaderlandsgezinden. Kwestie van hen bij een mogelijk oorlogsconflict direct te kunnen arresteren. Note krijgt enkele weken voor de uiteindelijke inval van de Duitsers in België in mei 1940 lucht van die lijsten waarop ook hij figureert. Hij probeert met wisselend succes zoveel mogelijk medestanders in te seinen.
Gentse Mata Hari
Wanneer de nazi’s de macht grijpen, kunnen ondergedoken nazi-sympathisanten, zoals Note, opnieuw boven water komen en delen zij plots de lakens uit. Prieels laat via een conflict van Note met Elias duidelijk zien hoe gespleten — ook binnen de Vlaamse collaboratiescène — het Vlaams-nationalistische front wel was. Elias wou van geen actieve medewerking met de Duitse bezetter weten terwijl De Clercq Elias overrulet en Note sommeert om in Gent zijn diensten bij de Abwehrstelle aan te bieden.
Het is daar en dan dat hij Mimi tegen het lijf loopt. Zij is ondertussen bewerkt door haar Engelse minnaar om voor de Britse Intelligence Service te spioneren. Ze dient als lokaas om via een liefdesaffaire met Note te achterhalen wat de Duitsers in hun Vlaamse speeltuin van plan zijn. Welke razzia’s worden er beraamd tegen alle mogelijke tegenstanders van het naziregime? Welke verzetsstrijders, journalisten van de Lügenpresse en notarissen of professoren die hand- en spandiensten verlenen aan de Witte Brigade komen er in het vizier?. Terwijl Mimi Note aan de haak slaat, heeft ze ook nog een andere verhouding met een nazi-officier. Ze wordt van langsom aan een geraffineerde dubbelspionne die info doorspeelt aan zowel het geallieerde als het nazikamp.
Huizen en luizen
Prieels houdt de vaart in het verhaal door zonder franjes de context van de verwikkelingen te duiden met een paar spaarzame maar rake zinnen. Als het bijvoorbeeld om het Franstalige burgerlijke milieu van Mimi en haar ouders gaat, luidt het laconiek: ‘Taalverschil is standenverschil, de muur die de bovenlaag scheidt van het volk. Aan de ene kant tellen ze hun huizen, aan de andere kant hun luizen.’ De algemene inzet van Verloren levens kan de verteller kwijt in twee zinnen: ‘Jong zijn in tijden van oorlog is leven op het scherp van de snee en zonder vergoten bloed kom je er niet vanaf. Morgen staat de zon op, zoveel is zeker, maar geen mens weet of hij hem ook zal zien ondergaan.’
Dat het met deze Gentse Mata Hari slecht zal aflopen, kan je als lezer wel vermoeden. Maar de manier waarop Prieels naar de finale — ook van de oorlog — toewerkt, is toch bijzonder. De titel van deze roman is dan misschien niet zo goed gekozen. Want dat een oorlog uiteindelijk haast alleen maar verliezers kent, is immers duidelijk. Maar in dit geval toch ook enkele overlevers.
Ideaal filmscenario
Olyslaegers verraste met zijn oorlogsepos Wil door vooral in te zoomen op de collaboratie bij de Antwerpse politie die soms ook in een grijze zone verliep. Getuige de ‘tweezakkerij’ van Wilfried Wils, hoofdpersonage van Olyslaegers’ knappe roman. Prieels is literair misschien de mindere van zijn Antwerpse collega, maar de wereld van de spionage en contraspionage in Gent, Antwerpen en Brussel weet hij overtuigend filmisch neer te zetten. Verloren levens is stof voor de betere tv-serie of film over collaboratie en (contra)spionage in Vlaanderen tussen 1938 en pakweg 1950. Want ja, ook de repressie en epuratie na de oorlog komen in Prieels’ plastische verhaal ter sprake. Welke scenarist voelt zich geroepen?
*Het Doorbraak boekenteam maakte een eigenzinnige selectie ‘spannende boeken’. U vindt ze in onze online boekhandel
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.