Hebben Tom Lanoye en Bart Moeyaert al niet genoeg prijzen gekregen?
foto ©
Tom Lanoye en Bart Moeyaert hebben sowieso al prijzen genoeg gekregen en tonnen media-aandacht. Laat dus maar een outsider de Boon 2023 winnen.
Donderdag 30 maart krijgt de tweede Boon Literatuurprijs zijn beslag. De draaischijf van Tom Lanoye lijkt het te gaan halen voor de Boon fictie én non-fictie. Prijsbeest Bart Moeyaert is met Morris, de jongen die de hond vond topfavoriet voor de Boon jeugdliteratuur. Maar hopelijk gaat de geldzak van 50.000 euro naar een outsider.
Nederlandse handen
De eerste Boon Literatuurprijs voor fictie én non-fictie ging vorig jaar weinig verrassend naar de Nederlandse auteur Marieke Lucas Rijneveld. Mijn lieve gunsteling bevestigde al het fraais wat over zijn debuutroman De avond is ongemak werd verteld. Bruggeling Pieter Gaudesaboos ging met zijn prentenboek Een zee van liefde toen met de kinder- en jeugd-Boon aan de haal.
Dat geen enkele Vlaamse schrijver bij de laatste vijf kanshebbers voor de ‘volwassen’ Boon was, hebben de juryleden bij deze tweede editie blijkbaar goed onthouden. De Boon Literatuurprijs is immers de enige die met de twee grote Nederlandse prijzen kan concurreren: de Libris en de Boekenbon (ex-AKO) Literatuurprijs. Het is geen geheim dat beide Nederlandse prijzen de laatste jaren bijna steevast naar ‘eigen’ literair talent gaan. Het was dus wel ironisch dat de eerste editie van de Vlaamse Boon uitgerekend in Nederlandse handen terecht kwam.
Historische oorlogsromans
Dit jaar zijn drie van de vijf genomineerden Vlaamse auteurs, met Tom Lanoye als grote gegadigde. Zelf toetert hij graag rond dat hij nog eens een grote roman pleegde – bijna 500 bladzijden – en daarenboven een historische. Het werd hier al vaker geschreven dat de historische roman vandaag inderdaad een van de weinige fictiegenres is die het goed doet. En dan vooral als het over de Eerste Wereldoorlog gaat, en de collaboratie tijdens de Tweede. Wat Erwin Mortier, Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers deden, moet mij toch ook lukken, aldus allicht Lanoye.
Lanoye had trouwens al in 2006 voor de bühne een remake gemaakt van Mefisto van Klaus Mann waarin de artistieke collaboratie van de Duitse toneelcoryfee Gustaf Gründgens aan bod kwam. Lanoye vond in het wedervaren van de Antwerpse familie Diels tijdens WO II een Vlaamse tegenhanger van Manns oorspronkelijk verhaal. Beide broers schaarden zich – de ene al wat actiever dan de andere – aan de kant van de nazi’s om als theatermaker, respectievelijk componist-dirigent hun ding te doen.
Schone schijn
De draaischijf is echter niet zomaar een moraliserende afrekening met de Vlaamse collaboratie in het algemeen en de nazi-esthetica in het bijzonder. Lanoye, zelf een theatraal verteller bij uitstek, laat via zijn alter ego en verteller theaterdirecteur Alex Desmedt de dubbelzinnige fascinatie voor verblindende totaalkunst mooi meespelen. Om maar te zeggen dat Lanoye, zonder zich helemaal te identificeren met Desmedt, toch handig de schone schijn weet op te houden en dus verwarring bij de lezer zaait.
Lanoye die als theaterdier heel wat prijzen kreeg, werd voor zijn romanwerk weinig of nooit bekroond. Sprakeloos, zijn meest populaire roman over de aftakeling van zijn mama, haalde weliswaar altijd de shortlist van de grote prijzen maar schoot nooit de oppergaai af. Voor Boze tongen kreeg Lanoye in 2003 de Gouden Uil Literatuurprijs, voorloper van deze Boon, zeg maar. Boze tongen was het laatste deel van een drieluik Het goddelijke monster, een politieke familieroman van in totaal 1300 bladzijden die ook nog eens als TV-feuilleton te zien was. De typisch Vlaamse groteske overacting in woord en beeld mocht in die jaren dan wel furore gemaakt hebben. Ondertussen is deze trilogie terecht al lang vergeten.
Autofictie in trek
Aan outsiders voor de Boon straks geen gebrek. De 35-jarige debutante Tülin Erkan schreef met Honingeter een verstilde roman over het moeilijke leven van haar hoofdpersonage Sibel Kaya, geprangd tussen twee culturen. Erkan, Turkse en Belgische, rekent tussen de regels vooral af met de immer afwezige vader. Ze werd zelf opgevoed door haar Franstalige mama in Oostende en ook een Engelstalige grootmoeder zette haar op weg. Maar de jaarlijkse ontmoetingen met haar vader in Turkije waren niet echt om naar uit te kijken. En toch ook wel, in zekere zin. Wachten op Godot in Istanbul airport zou de weinig wervende werktitel van dit aparte debuut kunnen zijn geweest.
Autofictie is net, zoals de historische roman, trouwens erg in trek. Schrijvers en vooral schrijfsters, zoals Erkan, nemen daarbij ingrijpende gebeurtenissen uit het eigen leven als expliciet uitgangspunt om er vervolgens een fictieve saus over te gieten. Emy Koopman doet iets gelijkaardigs in Tekenen van het universum waarin ze een driehoeksrelatie fileert en filosofeert over de (on)mogelijkheid van polyamorie. Niña Weijers maakt het in Zelf doen heel wat minder bont door in een bedrieglijk eenvoudige essayistische stijl over ogenschijnlijk banale voorvallen toch tamelijk hooggestemd proza te maken. Geert Buelens ten slotte vindt de klimaatcrisis al erg genoeg en zet met zijn Wat we toen al wisten de puntjes op de i. Hij vraagt zich af waarom we vijftig jaar na het fameuze alarmerende milieurapport van de Club van Rome zo laat pas in actie zijn geschoten.
Beestenboel
Bij de laureaten voor de Boon jeugdliteratuur ligt Bart Moeyaert met zijn fragiele novelle Morris dus in polepositie. Moeyaert is het prijsbeest bij uitstek. Hij heeft alle grote prijzen al binnen gereven en internationaal won hij nog in 2019 de Astrid Lindgrenprijs, die ook wel eens de Nobelprijs voor jeugdliteratuur wordt genoemd. Kan je nagaan dus dat Moeyaert met dit boekje het nu ook weer zou kunnen halen. Zeker omdat Moeyaert eveneens voor volwassenen schrijft. Zijn uitgepuurde, minimalistische stijl is leeftijdsloos. Misschien werkt die stilistische meerwaarde misschien enigszins in zijn nadeel bij het toekennen van een prijs voor kinder- en jeugdliteratuur.
Edward van de Vendel is eveneens een vaste waarde in de jeugdletteren. Met Misjka koos hij voor een dwergkonijntje als hoofdpersonage die luisterend oor speelt voor de verhalen van een Afghaanse jongen op de vlucht. Honden (Moeyaert) en konijnen (Van de Vendel) maar ook schildpadden, zoals in Schildpad en ik van Marit Törnqvist het geval is, maken van deze lichting kanshebbers een echt beestenboeltje. Marco Kunst met Patroon over een familiegeheim en Sanne Rooseboom met Mot en de metaalvissers, een onvervalst avonturenboek, completeren het kwintet.
Mattheuseffect
Lanoye en Moeyaert zijn dus de gedoodverfde winnaars straks. Maar als twee honden vechten om een been, loopt de derde er wel eens mee heen. Jury’s houden van dark horses om in de sfeer van het carnaval der dieren van de jeugdgenomineerden te blijven. En ach ja, Lanoye en Moeyaert hebben sowieso al prijzen genoeg gekregen en tonnen media-aandacht. Het mattheuseffect speelt immers ook in het literaire wereldje: wie veel heeft, zal nog meer krijgen. U supportert toch ook voor de outsider?
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.