Henri-Floris Jespers: scholier-uitgever van Patrick Conrad, Hugo Claus en Clem Schouwenaars
Zacht Lawijd, Zomer 2022.
foto © Facebook
Er zijn schrijvers die ook uitgever zijn. Denk maar aan Marnix Peeters. Maar als tiener boeken uitgeven, zoals Henri-Floris Jespers, da’s andere koek.
Knap dat de 57-jarige schrijver Marnix Peeters nu ook zijn eigen uitgever is geworden, die zijn elfde roman Komt een priester bij Beëlzebub zelf promoot. Én die bij boekhandels aanlevert zonder recht op retour. Maar wat te denken van de Antwerpse homme de lettres Henri-Floris Jespers? Die al op de schoolbanken van het Berchemse atheneum een eigen uitgeverij Monas begon die de poëziedebuten van onder anderen Patrick Conrad en Eddy Van Vliet bracht? En ook licht erotische pulpromannetjes van Clem Schouwenaars, zo blijkt nu.
Zeventienjarig broekje
Literatuurhistoricus Manu van der Aa is bezig met een biografie over dichter-regisseur-thrillerauteur Patrick Conrad. Mondjesmaat gaf hij in het literair tijdschrift Zacht Lawijd al een inkijk in wat er reilde en zeilde bij de Antwerpse Pink Poets. Nu doet hij in het nieuwste dubbelnummer van Zacht Lawijd een boekje open over hoe de jeugdige Henri-Floris Jespers (1944-2017) reeds als zeventienjarig broekje een eigen uitgeverij opstartte: Monas (Grieks voor ‘eenheid’ of ‘enige’).
Jespers was natuurlijk niet de eerste de beste. Hij was kleinzoon van de bekende expressionistische schilder Floris Jespers, die boezemvriend was van Paul van Ostaijen. Junior Jespers kreeg via zijn grootvader de wereld van de modernistische beeldende kunst dus met de paplepel ingegoten. Zijn vader Marc Jespers was trouwens de Marc die in Van Ostaijens overbekende gedicht ‘s morgens de dingen groet.
Te gul en te prachtig
Zelf liefhebberde de jonge Henri-Floris in Franstalige poëzie. Van der Aa vertelt hoe Jespers als scholier, na drie keer een jaartje dubbelen, na het vijfde jaar middelbaar de schoolbanken definitief vaarwel zei. Maar ondertussen had hij er wel Conrad leren kennen die na het middelbaar voor een regisseursopleiding koos, en intussen ook gedichten schreef én beeldend werk creëerde.
Conrad, die een jaar jonger was dan Jespers, kreeg de eer om zijn eerste dichtbundel Cezar en Jezabel in 1963 bij Jespers’ Monas-uitgeverij te laten verschijnen. Zes jaar later deed diezelfde Conrad trouwens Jespers’ Monas-winkeltje dicht met een tentoonstellingscatalogus van Conrads tekeningen. De schuldenberg die Jespers met zijn jeugdige overmoed als uitgever toen had gedolven was niet meer te dempen. Het zou nog tot begin 2019 duren — twee jaar na het overlijden van Jespers — voordat uitgeverij Monas officieel gerechtelijk werd ontbonden. Kortom, een zakelijk genie was Jespers nooit geweest. Maar wie hier leest welke auteurs Jespers op die zes jaar in zijn fonds bracht, komt wel onder de indruk van ‘s mans literair instinct. Het letterkundige kruim van die dagen kreeg bij hem in prachtige uitgaves onderdak én werd daarvoor gul betaald. Te gul dus, en te prachtig.
Bibliofiel hebbeding
Conrads schrijversloopbaan als precieuze dichter geraakte dankzij Monas definitief gelanceerd. Maar ook andere in de jaren 1960 grote namen in het Vlaamse literaire wereldje schoven bij Jespers aan. Eddy van Vliet (1942-2002) bracht er zijn eersteling Het lied van ik uit. En zelfs Hugo Claus liet er een dure privé-uitgave verschijnen. Relikwie heette het bibliofiele hebbeding en bevatte twaalf gedichten van de meester, bij erotische tekeningen van artistiek enfant terrible Paul Joostens (1899-1960). Later zou Claus deze cyclus onderbrengen in de bundel Heer Everzwijn.
Ook romanschrijver Clem Schouwenaars (1932-1993), die nu vergeten is maar een halve eeuw terug een van de meest prominente Vlaamse auteurs was, tekende present in Jespers’ fonds. Hij deed dat met erotiserende pulpverhalen onder pseudoniem. Van der Aa kwam te weten dat Schouwenaars zich verschuilde achter de nom de plume Landon Pembrake. Schouwenaars, die na het succes van zijn eerste romans een job in het onderwijs opzegde om voltijds schrijver te worden, geraakte in geldnood omwille van een scheiding.
Ladykiller
Contractueel zegde Schouwenaars toe om a rato van 4.000 frank per verhaal de erotische memoires van Landon ‘Juan’ Pembrake in 24 feuilletonepisodes te zullen aanleveren. Na De passie ontwaakt, het eerste stationsromannetje van ladykiller Pembrake, viel de trein echter stil. Van der Aa ontdekte nu dat er in het archief van Jespers, dat in het Antwerpse Letterenhuis op ontsluiting wacht, nog drie nooit gepubliceerde vervolgverhalen van Pembrake sluimeren.
Dat die nooit werden gepubliceerd had veel te maken met de financiële kater die de prestigieuze uitgave van Paul Ibou’s Metamorphosis veroorzaakte. Ibou maakte later naam en faam als grafisch kunstenaar en ontwerper van alom gebruikte logo’s. Maar met deze ambitieuze uitgave sloeg hij een gat in de kas, wat de definitieve doodssteek betekende voor Jespers’ kind. In 1969 leed de uitgeverij schipbreuk. De Pink Poets maakten toen hun opwachting en Jespers’ ervaringen als prille uitgever zouden ervoor zorgen dat Nic van Bruggen en vooral Hugues C. Pernath er hun ding konden doen.
Leemte opvullen
Jespers ging zich vanaf de jaren 1970 meer en meer ontpoppen tot homme de lettres. Op vraag van zijn Volksunie-vriend én toenmalig minister van Financiën Hugo Schiltz werd hij diens perschef werd. Vanaf de jaren 1980 werd Jespers zowat het geheugen van de experimentele Frans-Belgische literatuur. En nog later was hij een van de eersten om een literaire blog te beginnen. Onder de nogal pompeuze hoofding Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie trachtte Jespers nieuws uit het wereldje van de letteren en beeldende kunsten te brengen, dat in de reguliere media nauwelijks of niet meer aan bod kwam.
Toen ik hem in 2009 in de woning van zijn grootvader in de Antwerpse Marialei sprak, maakte hij er geen geheim van dat hij ontgoocheld was in de bijna totale afwezigheid van degelijke kunst- en literatuurkritiek in de kranten. Via zijn blog trachtte hij naar eigen zeggen die leemte, zo goed en zo kwaad als het kon, op te vullen.
Illustere voorganger
In zekere zin was de cirkel die hij een halve eeuw daarvoor met zijn uitgeverij Monas begon, rond. Toen schreef hij haast als enige (‘monas’) het gelijknamige tijdschrift vol en werkte hij als cavalier seul aan de uitgeverij. Als 72-jarige had hij zich teruggetrokken in de voorouderlijke woning om, hoe fragiel ook, toch nog een stem te geven aan alles wat reilde en zeilde binnen het kunstwereldje.
Wanneer Marnix Peeters dus nu met zijn Pottwal Publishers zelf een uitgeverij runt, bevindt hij zich in uitstekend gezelschap. Via een systeem van voorintekening heeft hij bij de boekhandelaars die zijn nieuwe groteske roman Komt een priester bij Beëlzebub inkochten, een oplage van 4.000 exemplaren bedongen — en dus ook betaald gekregen. Gelukkig is Peeters dus heel wat nuchterder én commerciëler dan zijn illustere piepjonge voorganger. De kans dat Peeters’ potvis op korte termijn zal stranden, lijkt dan ook quasi nihil. Hij is immers allang geen scholier meer, maar een door de wol geverfde journalist-schrijver-uitgever én gepassioneerd hondenliefhebber.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.