Hoe fout was Piet ‘Heimatsson’ van Aken?
foto ©
Piet van Aken wordt gezien als een notoir linkse auteur. Des te verrassender dat hij in 1942 publiceerde in het Duitsgezinde Westland.
Als prille twintiger publiceerde Piet van Aken in maart 1942 in een Duits tijdschrift een novelle met als focus de Boomse steenbakkerijen. Hij deed dat hetzelfde jaar nog eens dunnetjes over in het door Filip de Pillecyn geredigeerde Duitsvriendelijke Vlaamse ‘Westland’. Redenen genoeg voor Jan Lampo om zich af te vragen of de notoir linkse auteur Van Aken misschien toch een zwart oorlogsrandje had.
Grensoverschrijdend
Piet van Aken (1920-1984) schreef de klassieke novelle Klinkaart (1954) die nog altijd en misschien meer dan ooit vandaag het (her)lezen waard is. Toen er van grensoverschrijdend gedrag nog geen sprake was, maakte Van Aken van de verkrachting van een jong meisje door haar ploegbaas op haar eerste werkdag de inzet van een fijnmazig aangrijpend verhaal.
Jan Lampo, zoon van auteur Hubert Lampo (1920-2006), besteedde het laatste jaar van zijn werkzaamheden als archivaris in het Vlaamse Letterenhuis te Antwerpen aan het ontsluiten van het archief van Van Aken. Mondjesmaat schrijft hij in Zuurvrij, het huistijdschrift van het Letterenhuis, wat hij in diens nalatenschap aan verrassends op het spoor kwam.
Bakstenen stapelen
In het zomernummer vanZuurvrij pakt Lampo junior uit met een wel heel bijzondere vondst. In het maartnummer van Das XX. Jahrhundert uit 1942 prijkt zowaar een verhaal van de toen 22-jarige Piet ‘von’ Aken. ‘Die Ziegeleien’ of ‘De steenbakkerijen’ waren de biotoop van vader en zoon Van Aken in Terhagen bij Boom, waar die industrie toen nog volop bloeide. Reeds als 15-jarige werkte de jonge Van Aken in het ‘gelaag’ om er bakstenen te stapelen. En de aparte harde wereld van de steenbakkers zou het waarmerk worden van Piet van Akens schrijverij, zoals in Klinkaart.
Van Aken kreeg de schrijfmicrobe te pakken toen hij in het Mechelse atheneum eind jaren 1930 Nederlands kreeg van Filip de Pillecyn, de zogenaamde prins van de Vlaamse literatuur. De Pillecyn zou na de oorlog vijf jaar in de cel zitten wegens culturele collaboratie. Hij deed daarover pakkend verslag in zijn gevangenisdagboek Tegen de muur.
Faux pas?
Van Aken, even oud als Hubert Lampo, verkeerde tijdens de oorlog eerder in verzetskringen. Maar dat belette hem dus niet om te publiceren in een Duits cultureel tijdschrift en in een Vlaams, waarin ook Cyriel Verschaeve opduikt. Vandaar dat Jan Lampo zich afvraagt of Van Aken met deze publicaties een faux pas heeft gemaakt die flagrant in tegenspraak is met diens linkse en vrijzinnige imago.
Al in 1941 nam Van Aken deel aan een Antwerpse schrijfwedstrijd voor de jeugd van het vrijzinnige Willemsfonds, waar Hubert Lampo toen secretaris was. Opvallend is het pseudoniem dat Van Aken toen gebruikte: Gunnar Myriad Heimatsson. De familienaam die hij hier hanteerde, getuigt van de fascinatie van de jonge Van Aken voor de heimatliteratuur in het algemeen en die van Knut Hamsun & co in het bijzonder. Lampo vermoedt dat leraar De Pillecyn zijn pupil tijdens de lessen Nederlands heeft laten kennismaken met de literaire magie van de Scandinavische grootmeester.
Uitgeefster Manteau
Wanneer Van Aken een jaar later zijn verhaal over de steenbakkerijen in Duitse én Vlaamse versie brengt, is De Pillecyn trouwens ook niet ver weg. De Pillecyn was bij het verschijnen van het bewuste Westland-nummer in juni 1942 de hoofdredacteur van het blad. Het was allicht ook diezelfde De Pillecyn die de jonge Van Aken bijna gelijktijdig in het Duitse tijdschrift deed belanden.
Alhoewel ook uitgeefster Angèle Manteau een rol in de eigenaardige publicatielijst van Van Aken zou kunnen hebben gespeeld. Zij zou immers eveneens in 1942 het romandebuut De falende God van Van Aken brengen en had er dus alle belang bij om Van Akens naam en faam ook in Duitsland weerklank te doen vinden.
Verzetsbeweging
Van Aken zelf zweeg achteraf over die Duitse uitstap. Vandaar dat Jan Lampo het als een eenmalige uitschuiver opvat: ‘De jonge auteur liet zich dat welgevallen – maar meer ook niet.’
Feit is alleszins dat Van Aken nooit actief is geweest in de literair-culturele collaboratie. Wel integendeel. Al in 1940 ging Van Aken aan de slag bij de verzetsbeweging ‘s Lands Wederopbouw. Hij kwam er in contact met gelijkgezinde, vrijzinnige auteurs, zoals Raymond Herreman en Maurits Roelants. Hij geraakte bevriend met dichters als Bert Decorte, Jos de Haes en Hubert van Herreweghen. En hij verkeerde er ook in het gezelschap van vakbondsman August van Istendael, vader van Geert.
Jonge Turken
Net als vader Lampo zou Van Aken trouwens altijd in het vrijzinnige literaire milieu opereren. Hij was, zoals Lampo, redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT) en recensent voor Volksgazet. Om den brode bleef Van Aken al die decennia tot aan zijn vroege dood trouwens redactiesecretaris van De Werker, het huisorgaan van het socialistische ABVV.
Toen in de jaren 1960 binnen het NVT het nieuwe experimentele schrijven van jonge Turken als Ivo Michiels, Paul de Wispelaere en Hugo Claus opgeld maakte, verketterde Van Aken in zijn kritieken en polemieken hun nieuwlichterij. Hij hekelde hun modieuze proza dat eerder op de provocerende vorm dan op relevante inhoud speelde.
Gemeenschapskunst
Michiels en Claus die, zoals Van Aken dus kortstondig deed, ook publiceerden in Duitsgezinde Vlaamse bladen, hadden vanaf eind jaren 1940 met veel misbaar afscheid genomen van hun eerdere faux pas. Van Aken die na zijn aanvankelijke fascinatie voor Scandinavische heimatschrijvers vooral Amerikaanse auteurs hoog had zitten, bleef daarentegen trouw aan een soort van literaire gemeenschapskunst.
Schrijven over de maatschappelijke werkelijkheid en dan vooral over bepaalde schrijnende toestanden bleef voor Van Aken opdracht nummer één. De naam van Heimatsson had hij definitief afgelegd maar hem helemaal verloochenen zou hij nooit doen.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.