Is eeuweling Aster Berkhof de laatste volksschrijver?
Aster Berkhof wordt 100…
foto © BelgaImage
Op 18 juni wordt Aster Berkhof 100. Samen met Ernest Claes was hij de meest gelezen auteur in het Vlaanderen van de tweede helft van vorige eeuw, en op het eerste gezicht een heuse volksschrijver.
Op 18 juni wordt Aster Berkhof 100. Samen met Ernest Claes was hij de meest gelezen auteur in het Vlaanderen van de tweede helft van vorige eeuw, en zoals Claes op het eerste gezicht een heuse volksschrijver.
Conscience van vorige eeuw
De biografie Aster Berkhof: 100 jaar nieuwsgierigheid van Karel Michielsen verschijnt deze week. Berkhof heeft er ondertussen iets meer dan 100 boeken opzitten.Toen hij 90 werd, merkte Jos Borré op dat Berkhof de Conscience van de twintigste eeuw was. En Doorbraak-medewerker Lukas Devos bedacht hem ooit met het epitheton van ‘Louis Paul Boon van het platteland’.
Berkhof werd als Louis Van den Bergh inderdaad geboren in la Frandre profonde, meer bepaald in het Kempische Rijkevorsel. Zijn vader was er als hoofdonderwijzer een gerespecteerde notabele en ook zijn moeder kwam uit een welgesteld katholiek milieu. Van den Bergh junior omarmde als tiener al snel het volle leven, nam afstand van het katholicisme en schopte het tot doctor in de wijsbegeerte. Als student begon hij vanaf 1936 verhalen te schrijven en in 1944 kwam hij op de proppen met een heuse detectiveroman De heer in grijze mantel.
Schrijven zoals Trump praat
Zijn nieuwsgierigheid en avontuurzucht maakten hem tot globetrotter avant la lettre. Toen er na de Tweede Wereldoorlog van massatoerisme nog geen sprake was, trok Berkhof er op uit naar China, Japan en Latijns-Amerika. Hij werd buitenlandjournalist bij De Standaard en vanaf de jaren 1950 ook tv-BV. Hij leerde er zijn vrouw-tv-presentatrice Nora Steyaert kennen. Zij was de kleindochter van de legendarische sportjournalist Karel Steyaert, alias Karel Van Wijnendaele die het woord flandrien muntte. Op 11 maart 2020 overleed zijn echtgenote in een Antwerps verzorgingstehuis waar de bijna blinde Berkhof ook verblijft. Berkhofs laatste boek, het kloeke tweeluik Aline & De marmeren meisjes, dateert ondertussen van 2013.
Berkhof was een veelschrijver die zijn schrijverspseudoniem ontleende aan een aster en een berk die hij aan de schrijftafel in de tuin van het voorouderlijke huis zag staan. Hij vond het als jonge doctor-journalist raadzaam zijn avontuurlijke schrijverij strikt te scheiden van zijn ernstige journalistieke en academische taken. Maar al snel ging hij helemaal de luchtige schrijverstoer op omdat zijn pennenvruchten over de toonbank vlogen. Of het nu thrillers waren, humoristische romans (Veel geluk professor), poltiek-geëngageerde romans (Het huis van mama Pondo) of reisliteratuur: de modale Vlaming lustte er wel pap van. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog gedurende jaren de meest uitgeleende auteur in bibliotheken. Berkhof was immers een rasverteller die het naar eigen zeggen niet moest hebben van de uitgepuurde stijl maar van de ‘straffe’ verhalen die hij in sneltreintempo nogal hijgerig serveerde. Hij schreef een beetje, zoals de Amerikaanse president Trump praat: in korte zinnen die vaak repetitief variëren op hetgeen al gezegd werd. En dat doet Arnon Grunberg trouwens ook weleens in recente romans, maar dat is een ander, minder volks verhaal.
Epische adem
Zijn uitgesproken mondelinge verteltrant bestaat bij de gratie van de epische adem die zo typisch is voor de romantische volksschrijver. Het is een begrip dat dateert uit de late achttiende eeuw toen de gebroeders Grimm de oeroude vertellingen – sprookjes – gingen verzamelen voordat ze definitief zouden zijn uitgestorven. In de Engelse literatuur werden echte en pseudo-Keltische vertellingen gretig geëxcerpeerd voordat de stem van het oeroude volk met de dreigende modernisering definitief zou verstommen.
In Vlaanderen was Hendrik Conscience de eerste literaire volksverteller van naam en faam. Hij leerde zijn volk niet zozeer lezen dan wel voorlezen, zoals Gaston Durnez zaliger schrander opmerkte. De meeste Vlamingen waren in de negentiende eeuw immers ongeletterd maar de herkenbare verhalen van Conscience over herkenbare (wan)toestanden (kasteelheer versus boeren, boeren die zich als heren gingen gedragen of hun geluk elders waagden) werden gretig voorgelezen én doorverteld. Cyriel Buysse had eveneens een goed oor voor de taal van het volk in zijn vertellingen, en vooral natuurlijk in zijn schaars toneelwerk. Ernest Claes, Stijn Streuvels en Felix Timmermans plaatsten in zekere zin het orgelpunt en maakten een meer gesofisticeerde versie van het volksidioom die ook voor de culturele elite kunstzinnig klonk. Gerarld Walschap was misschien de laatste echte Vlaamse volksschrijver. Hij herondekte de stem van het gewone volk toen hij naar de wonderlijke verhalen van ‘grote tovenaar’ Soo Moereman luisterde en die ook als dusdanig in De wereld van Soo Moereman (1941) transscribeerde. De wereld van de vagebonden en verschoppelingen die het ongemeen kleurrijk konden zeggen, kreeg een ultieme glans in het werk van Walschap.
Eens goed inpeperen
Maar de Vlaamse Volksgeist bleef ondertussen rondspoken in het werk van Hugo Claus bijvoorbeeld die houdt van het geroezemoes van stemmen als in een dorpscafé en dat vaak ook zo in zijn romans opvoert. Leo Pleysier, Berkhofs dorpsgenoot nota bene, probeert via een uitgepuurd stemmendictee de ter zielen gaande wereld van het landelijke Vlaanderen weer op te roepen. Vandaag vervult Erik Vlaminck die rol met verve. Nadat hij in een zesdelige romancyclus de Heimat van zijn Antwerps-Kempische grootouders portretteerde, vertolkt hij nu met Brieven van dikke Freddy de rol van maatschappelijke outcast die het de machthebbers eens onverbloemd inpepert wat de gewone man van hun aanstellerij denkt.
Betere gebabbel
Zoals de massamedia vandaag gesegmenteerd zijn, zo ook de letteren. Hét volk bestaat niet meer, ook al heten de tijden dan populistisch te zijn. Er resten slechts doelgroepen die zoveel mogelijk op hun wenken worden bediend. Voor elk wat wils met andere woorden. De populaire romanliteratuur is daarbij in zekere zin teruggekeerd naar haar oorsprong van damesromanliteratuur. Griet Op de Beeck spant nu de kroon met haar relatieverhalen die overigens ook vooral bestaan uit het beter opgeschreven gebabbel waarin – zoals bij Berkhof – avontuurlijke zelfverwerkelijking en de strijd tegen maatschappelijke hypocrisie centraal staan.
Literaire honderdjarigen
En Aster Berkhof dan? Berkhof schreef nog in 1988 een Kempische streekroman waar hij erg trots op was. In Mandra Gorres keert hij terug naar zijn Rijkevorselse roots om er vol mededogen de lijdzame leefwereld van de plaatselijke heidewoners en arbeiders in kaart te brengen. Maar toch was Berkhof finaliter geen echte voksschrijver maar eerder een moderne entertainer. En zoals dat met entertainers gaat, worden ze vergeten zodra ze de bühne verlaten. Maar gelukkig niet helemaal want het Letterenhuis is zijn literaire honderdjarigen niet vergeten, zo blijkt. In 10 x 100 laat het Antwerpse literatuurmuseum tien auteurs van vandaag een ode brengen aan hun literaire voorgangers van 100 jaar geleden. En laat onder de tien eeuwelingen in kwestie – van onder anderen Hubert van Herreweghen en Piet Van Aken tot Hubert Lampo en Aster Berkhof – uitgerekend Berkhof nog écht 100 jaar worden. Lang leve Aster Berkhof!
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.