Julian Barnes doet het weer: portret van een innemende zwakkeling
Julian Barnes
foto © Wikipedia
Julian Barnes schreef eerder al een fantastisch boek: De papegaai van Flaubert. Zijn nieuwste, Elizabeth Finch, zet die gewoonte voort.
Mijn favoriete boek van Julian Barnes (een schrijver van wie ik elke zin koester) zal altijd De papegaai van Flaubert zijn. Het verscheen in 1984: ik las het al zeker zes keer, telkens weer met veel plezier. Sindsdien heb ik van Barnes alles gelezen.
Zijn nieuwste, Elizabeth Finch, mag meteen in mijn top drie, misschien zelfs op plaats twee. Levels of Life – de in 2013 verschenen memoires over de dood van Barnes’ partner (literair agente Pat Kavanagh; ze overleed in 2008) – vind ik vandaag de beste derde.
Twee vertellers
Ik sluit niet uit dat ik Elizabeth Finch over een paar jaar opnieuw lees en besef dat ik bij een eerste lectuur te enthousiast was. Dat enthousiasme valt nochtans eenvoudig te verklaren. Elizabeth Finch doet me sterk denken aan mijn favoriete Barnes.
De gelijkenis met De papegaai van Flaubert (de twee boeken zijn voor het overige nochtans erg verschillend) zit in de vertellers. Die van het oudere boek – Geoffrey Braithwaite – is een gepensioneerde dokter, wiens vrouw zelfmoord heeft gepleegd. Geoffrey heeft een obsessie ontwikkeld voor het werk van Flaubert. Hij denkt via dat werk tekst en uitleg te vinden over de mysteries van zijn leven.
Of beter: de mysteries van het leven van zijn vrouw. Zij is een iets oudere versie van Emma Bovary, de protagoniste van Flauberts klassieker. Net als Emma vult ze de leegte in haar bestaan op met andere mannen. Ook zij pleegt zelfmoord terwijl haar echtgenoot er staat op te kijken.
Geluksvogel
De verteller van Elizabeth Finch is iets jonger dan Geoffrey, maar ook hij is op zoek naar het wezen van het vrouwelijk bestaan. Hij is twee keer getrouwd en even vaak gescheiden, een derderangsacteur op zijn retour. Hij heet Neil. Een familienaam heeft hij niet nodig: Neil blijft graag op de achtergrond, ook in het boek dat hij vertelt.
Neils verhaal draait volledig rond Elizabeth Finch. Zij was de docente van een cursus over ‘Cultuur en beschaving’ die Neil volgde aan een instituut voor volwassenenonderwijs, samen met andere oudere studenten. Van bij het eerste college werd Finch zijn mentor, een gids in de kunst van de juiste zelfinschatting. (De ‘vink’ (‘finch’) was bij de Kelten een geluksvogel.)
Nalatenschap
Na zijn afstuderen blijft Neil contact houden met Elizabeth Finch. Twintig jaar lang gaat hij om de zoveel tijd met haar lunchen. Altijd op haar initiatief en telkens bij dezelfde Italiaan: Neil heeft geleerd dat het leven beter is als het hem gewoon overkomt. Ze eten en drinken ook altijd hetzelfde: de pasta van de dag, een salade, een glas witte wijn en een koffie achteraf.
En dan komt plots het bericht dat Neils favoriete docente overleden is en dat ze hem haar intellectuele nalatenschap heeft toevertrouwd. Notitieboeken, lesvoorbereidingen, maar ook een onafgewerkt essay over de keizer uit de vierde eeuw van wie men zegt dat hij het Romeinse Rijk opnieuw wou ontkerstenen: Julianus Apostata, de Afvallige. Zijn voornemen was om het Rijk terug te brengen naar het heidendom, maar hij regeerde nauwelijks twintig maanden. Hij overleed op het veld van eer, het slachtoffer van een speer die hem dodelijk trof.
Volgens Elizabeth Finch had deze Julianus nochtans alles in zich om de redder van het westen te worden. In zijn synthese van haar boek in wording stelt Neil de gedachte centraal dat het christendom verantwoordelijk is voor oorlogen en conflicten die de moderniteit door en door hebben bepaald, tot vandaag. EF (zo noemt Neil haar) is allergisch voor monotheïsme: één godsdienst betekent één moraal, en, zegt ze, dat gaat in tegen het leven zelf.
Hinkstapsprong
Barnes’ roman is naar de vorm een hinkstapsprong: hij bestaat uit drie delen. In het eerste krijgen we Neils kaderverhaal: hij introduceert Elizabeth Finch, vertelt over zijn fascinatie voor haar, over hun lunches en over zijn verbazing bij haar testamentaire opdracht.
Het tweede deel is zijn synthese van het lange essay dat zijn mentor voorbereidde over Julianus De Afvallige, aangevuld met eigen notities op basis van grondige lectuur. Voor veel recensenten van Barnes’ roman is dat deel het taaiste, voor sommigen niet te verteren. (I beg to differ, maar ik ben dan ook een onverbeterlijke fan.)
In het derde deel van de roman landt Neil bij zijn eigen verhaal. Hij zoekt een aantal medestudenten van vroeger op van wie hij hoopt dat ze hem zijn beeld van EF kunnen bevestigen. Ze moeten hem een antwoord kunnen geven op de vraag die hem blijft bezighouden: moet hij een boek schrijven over zijn docente, of niet? En welk boek moet dat zijn: een biografie? een hagiografie? een essay over de vriendschap voor een vrouw die niet tot lustige liefde kan worden teruggebracht?
Anita Brookner
In 2016 publiceerde Julian Barnes in The Guardian een stuk ter herinnering aan zijn net overleden collega Anita Brookner, de schrijfster die hij leerde kennen in 1984 toen zij en niet hij de Booker Prize kreeg – haar Hotel du Lac haalde het toen van De papegaai van Flaubert. De opening van dat stuk keert letterlijk terug in deze roman: ze zitten op restaurant en zij vraagt hem of wat hij besteld heeft niet de verkeerde keuze blijkt te zijn (‘Disappointing?’).
Barnes en Brookner gingen ook vaak lunchen, doorgaans op dezelfde plek, waar zij steeds hetzelfde at (geen pasta, wel vis). Net als Elizabeth Finch was Brookner een verstokte rookster, gematigd, maar met klasse: twee sigaretten bij de zwarte koffie. Steeds stijlvol gekleed, bon mots in overvloed: het kon niet anders of Finch was Brookner, vonden een aantal Britse recensenten meteen.
‘Unfinished business’
Het is verleidelijk om Elizabeth Finch als een sleutelroman te lezen. Maar dat is fout. Barnes heeft nog maar eens een roman geschreven die toont waar hij het best in is, beter dan de meesten van zijn generatie: in de creatie van steeds nieuwe fictieve personages die hem telkens opnieuw de mogelijkheid bieden zijn centrale thema verder te ontwikkelen.
Wie we zijn wordt ten gronde bepaald door wie we ontmoeten, stelt Barnes in elk van zijn werken, maar noch onszelf noch de ander zullen we ooit ten volle doorgronden. Elke roman van Barnes is wat dat betreft een oefening in levenskennis en mensenkennis. Een oefening die ook nooit af kan zijn, aangezien het leven zelf per definitie ‘unfinished business’ is.
Op verschillende plaatsen in Elizabeth Finch typeert Neil zichzelf als een meester van onafgewerkte projecten. Zijn paper voor het vak van zijn favoriete docente heeft hij nooit ingediend. Het mag dan ook niet verbazen dat Barnes hem op het einde van zijn roman doet besluiten zijn boek over Finch stop te zetten. Boeken toe: alle papieren mogen opnieuw de kast in. (Wordt dit het laatste boek van de 76-jarige Barnes? Laat ons hopen van niet.)
Het zwakke geslacht
Barnes’ personages zijn geen papieren wezens, zoals in filosofische romans wel eens het geval is (en dit is een filosofische roman, laat daar geen twijfel over bestaan). Niet alleen het titelpersonage, maar ook de verteller zie je zo voor je, in die mate zelfs dat het naargelang de roman vordert steeds duidelijker wordt dat Elizabeth Finch in wezen rond Neil draait.
Neils tastende en zoekende portret van EF blijkt op het einde van de rit ook een zelfportret, het portret van een zelf dat in de restanten van verhoudingen tot verschillende vrouwen een broze eenheid vindt. Het is het portret van een zwakkeling – bij Barnes zijn de mannen altijd het zwakke geslacht – maar van een die je zo tot je dierbaarste vrienden zou willen rekenen.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
‘Middlemarch’ van George Eliot is een klassieker der klassiekers: een meesterwerk waarin de droom van een huwelijk gaandeweg ontmaskerd wordt.