JavaScript is required for this website to work.

Koenraad Goudeseune neemt ‘excellent’ afscheid van het leven

Frank Hellemans9/12/2020Leestijd 3 minuten
‘Zelden of nooit gezien dat een dichter zo sereen en vol zelfkennis de dood in
de ogen durft te kijken.’

‘Zelden of nooit gezien dat een dichter zo sereen en vol zelfkennis de dood in de ogen durft te kijken.’

foto © Bas Vinckx

Wat doe je als schrijver wanneer je het einde voelt naderen? Verstommen, of toch nog even in schoonheid doorgaan? Goudeseune koos voor de goede dood en publiceerde de afgelopen dagen zijn literaire testament in de drieluik: ‘Erkenning’, ‘Erfenis’ en ‘Excellent’.

Wat doe je als schrijver wanneer je het einde voelt naderen? Verstommen, of toch nog even in schoonheid doorgaan? De 55-jarige dichter Koenraad Goudeseune kreeg onlangs te horen dat hij ongeneeslijk ziek was en koos daarom voor de goede dood, nog voor Kerstmis. Op Facebook publiceerde hij de afgelopen dagen zijn literaire testament in een drieluik: ‘Erkenning’, ‘Erfenis’ en ‘Excellent’. Zelden of nooit gezien dat een dichter zo sereen en vol zelfkennis de dood in de ogen durft te kijken.

Waer bestu bleven?

Natuurlijk, schrijvers, en zeker dichters, hebben iets met de dood. Denk maar aan de beide openingsregels van ‘Insomnia’ van J.C. Bloem: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen, / En niet slapend denk ik aan de dood (…).’ De meest beklijvende gedichten uit onze letteren hebben het er vaak over, zoals in het overbekende 14de-eeuwse Egidiuslied: ‘Egidius, waer bestu bleven? / Mi lanct na di, gheselle mijn. / Du coors die doot, du liets mi tleven.’ Gilles, beter bekend onder zijn Latijnse naam Egidius, was een Brugse handelaar die failliet zou zijn gegaan en daarom uit het leven stapte. Zijn zakenvrienden waren aangegrepen door zijn dood en één van hen, waarschijnlijk Jan Moritoen, schreef na Gilles’ dood een gelegenheidslied dat in beperkte kring werd uitgevoerd en dankzij het Gruuthusehandschrift een blijver werd.

Buitenbeentje

Zo gaat het meestal in de funeraire poëzie, zoals trouwens ook in de muziek. Na de dood componeert een vriend een lied, muziekstuk of gedicht bij wijze van hommage aan de overledene. De meerstemmige ‘déploration’ of klacht van Josquin des Prez naar aanleiding van de dood van Johannes Ockeghem bijvoorbeeld snijdt nog altijd door merg en been, zoals ook het Egidiuslied dat doet. Om nog te zwijgen van de beroemde slotregels uit Dylan Thomas’ klacht bij het doodsbed van zijn vader: ‘Do not go gentle into that good night / rage, rage, against the dying of the light’.

Maar wat gedacht van een schrijver die zelf de dood te snel af wil zijn, en in zijn laatste dagen besluit een eigen in memoriam te maken? Jan Jacob Slauerhoff deed het ooit met zijn ‘In memoriam mijzelf’, een balorige ballade maar ook een genadeloos zelfportret: ‘Door vijanden omringd, / Door vrienden in den nood / Geschuwd als aas dat stinkt, / Houd ik mij lachend groot, / Al is mijn ziel verminkt, / Mijn lijf voor driekwart dood.’ Slauerhoff was in de Nederlandse literatuur van het interbellum een buitenbeentje en dat kan je ook zeggen over Goudeseune.

Mislukking als brandstof

Goudeseune debuteerde in de jaren 1990 ooit veelbelovend, zoals dat heet, onder de vleugels van Herman de Coninck in het Nieuw Wereldtijdschrift. Hij mocht meewerken aan de boekenbijlage in De Morgen die De Coninck toen bestierde. Zijn bedje leek gespreid maar dat was buiten de grillige Goudeseune gerekend die het moeilijk had met journalistieke deadlines én met het succes van sommigen van zijn schrijvende collega’s. Na het overlijden van De Coninck, zijn literaire beschermheer, bleef hij koppig zijn ding doen, maar geraakte stilaan gebrouilleerd met zijn vakgenoten.

Hij voelde zich miskend, en koketteerde — vaak in rake gedichten en proza — met die zelfgezochte status van literaire outcast. In Het boek is beter dan de vrouw, een weergaloos brievenboek uit 2007 met de epistels van Gustave Flaubert als grote inspiratiebron, klinkt dat als volgt: ‘Ik moet het (…) hebben van wat er aanspoelt, een kistje persoonlijke drama’s, een verroeste fiets waarmee ik op mijn bek ging, nooit onder de knie gekregen klavierstukken, mislukking als brandstof, kortom.’

Toen uitgeverij Atlas acht jaar geleden een nieuw brieven- of poëzieboek van zijn hand niet meer zag zitten wegens te weinig commercieel, geraakte hij op de dool. Twaalf stielen en dertien ongelukken waren zijn deel, maar ook als taxichauffeur in het Gentse bleef hij hardnekkig verder schrijven. Er verschenen diverse rijk gevulde dichtbundels (onder andere bij uitgeverij Vrijdag), waarin hij vooral sonnetten pleegde en zijn reputatie van neoklassieke dichter alle eer aandeed. Verleden maand bracht uitgeverij Douane nog een burlesk verhaal De nuttige last van tragiek uit.

Ook in traagte moet er vaart

Terwijl Goudeseune in het officiële literaire circuit geen potten meer brak, groeide zijn faam echter op Facebook. Mondjesmaat verspreidde hij er zijn gedichten en fragmenten van zijn verhalen. Vooral zijn poëzie viel op. Dat hij nu zijn eigen grafgedicht bij elkaar schreef en deelde met zijn volgers, bewijst nog maar eens de grote dichterlijke klasse van deze recalcitrante auteur. Zijn finale epitaaf ‘Excellent’ is nu al een klassieker en zou in geen enkele bloemlezing straks mogen ontbreken:

EXCELLENT

Dit moment vreesde ik van meet af aan: de pen die wordt
dichtgeschroefd,
het kladschrift dat wordt dichtgeklapt. Woordenboeken finaal in de
kast.
Alles gezegd wat er te zeggen valt, op tijd een punt gezet. Ik nam mij
voor:
ik maak er nog een drieluik van, dat geeft me extra tijd. Waarom haast

als slenteren kan? Maar in poëzie is er niks doorzichtiger dan een
dichter
met maar één troef: meanderen. Niet het meanderen zelf natuurlijk,
De Schelde meandert nabij Zevergem en dat is mooi, maar dat doet
de
rivier niet zelf, zij kan enkel stromen naar de fysica van het land,

het getij, het debiet dat berekend kan. Meanderen in een vers —
indien alleen dát gezocht, is koketteren met een kunde die er eigenlijk
geen is. Is schoonschrijverij en slaapverwekkend. Ja, ook in traagte

moet er vaart. Welnu, ik rep me. Laat mij, bij wijze van spreken, een
kwieke terdoodveroordeelde zijn die eerder dan zijn beul klaar staat
op ‘t schavot en hem nog grijnzend vraagt: ‘Waar bleef je, excellentie?’

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties