JavaScript is required for this website to work.

Geesten van Boedapest: Chris Ceustermans op zoek naar een verloren Hongaarse vriend én zichzelf

Frank Hellemans28/5/2024Leestijd 3 minuten

Vijfendertig jaar na de vermeende zelfdoding van zijn Hongaarse studiegenoot Joeri trekt Chris Ceustermans in Boedapest op onderzoek.

Ooit zat hij in Leuven samen op kot met Joeri, een Hongaarse medestudent, tot die plots verdween en zelfdoding zou hebben gepleegd. Vijfendertig jaar later wil Chris Ceustermans er in Geesten van Boedapest eindelijk het fijne van weten. Hij reist naar Boedapest om er diens familie te spreken en de bruid met wie Joeri uiteindelijk nooit zou trouwen.

Maar openen doet Ceustermans met zichzelf als bijna negentienjarige naïeve Kempenzoon die in de herfst van 1987 in de Leuvense peda Camilo Torres aanspoelt om er politieke wetenschappen en sociologie te gaan studeren.

Op de gang verblijft een zesentwintigjarige Hongaarse student die hem intrigeert en die hem met zijn Lou Reed-charisma en Serge Gainsbourg-aspiraties meetrekt naar de wijde wereld van rock-’n-roll en meisjes.

Kink in de kabel

Hij troont ‘Chries’ – zoals de Hongaar zijn voornaam uitspreekt – mee naar de schandaalfilm Salo – 120 dagen van sodomie van Pasolini. Hij zet samen met hem een muziekbandje op dat in de lokale studentenkelder zal optreden én ongetwijfeld het jeugdige, vrouwelijke publiek zal charmeren.

Maar dan komt er plots een kink in de kabel. ‘Gyuri’, zoals de vriend en mentor van Ceustermans in het Hongaars heet, verkast naar het Hongaars College in Leuven en pleegt er onder onduidelijke omstandigheden zelfdoding.

Boedapest nu is Leuven toen

Iets wat auteur Ceustermans nu en ook vroeger maar moeilijk kon geloven. Als jonge student drong hij in augustus 1989 bij de Leuvense politie niet aan op meer informatie. Maar twee jaar geleden trok vijftiger Ceustermans, die ondertussen al twee literaire bio’s over J.M.H.Berckmans en Emmanuel De Bom op zijn naam heeft staan, zijn stoute schoenen aan.

Hij ging bij familie, vrienden en archieven op zoek naar de waarheid achter diens mysterieuze dood. Het resultaat is een confrontatie van de jaren ‘80 in het Leuven van vóór de Val van de Muur met het Hongarije van vandaag, waarin Viktor Orbán de plak zwaait.

De sprong naar Boedapest en Hongarije in 2022 en 2023 neemt de lezer vervolgens mee in de odyssee naar Joeri’s Hongaarse jeugd en familie

De eerste helft van Geesten van Boedapest geeft een aandoenlijk tijdsbeeld van het Leuven uit Ceustermans’ studententijd waarin buitenlandse studenten nog een bezienswaardigheid waren en het leven op slot zat.

De sprong naar Boedapest en Hongarije in 2022 en 2023 neemt de lezer vervolgens mee in de odyssee naar Joeri’s Hongaarse jeugd en familie maar ook en vooral naar een paradoxale, haast gelijkaardige wereld als toen in Leuven: ‘Boedapest voelt als het Leuven van mijn jonge jaren. Gemoedelijk, maar ook als een stolp waarin de buitenwereld weinig doordringt.’

Veel veiliger

Uiteraard is Ceustermans niet blind voor de autoritaire trekjes van Orbáns beleid maar tegelijk moet hij bekennen dat diens conservatisme ook zijn goede kanten heeft: ‘Ik voel me er veel veiliger dan in het nachtelijke hart van het in rijke zones en armere getto’s gescheurde Brussel, waar ik voortdurend over mijn schouders kijk.’

Toen Joeri begin jaren ‘80 als vluchteling de wijk nam naar België, zuchtte Hongarije nog onder het communistische juk. Iemand die zonder toestemming zijn thuisland vaarwel zei, werd automatisch persona non grata bij de Hongaarse overheid. Joeri had het geluk dat er in het Hongaars College te Leuven een peda was die via westerse en Hongaarse dissidente steun jonge Hongaarse bannelingen probeerde op te vangen.

Maar ook in dat zogenaamd beschermd milieu was de geheime Hongaarse politie nooit ver weg. Het wemelde er van spionnen van allerlei aard. Wie weet zelfs, zo suggereert Ceustermans, of de zich over iedereen ontfermende pater Muszlay ook geen banden had met de Hongaarse geheime dienst.

Jeugdige branie

Want Joeri was in zijn Leuvense jaren medewerker van het met Amerikaans geld gespijsde anticommunistische radiostation Radio Free Europe en trok daardoor natuurlijk de aandacht van de Hongaarse geheime politie.

Het seksueel ontwaken van Ceustermans en de vrouwenhistories van Joeri geven smaak en kraak aan die terugblik op een al bij al onbezonnen tijd in het Leuven van die dagen

Ceustermans vertelt hoe hij toen als freelancer van Gazet van Antwerpen samen met Joeri op reportage in het Leuvense zijn eerste journalistieke stappen vol jeugdige branie zette onder het motto: ‘De pers is aangekomen!’

Het seksueel ontwaken van Ceustermans en de vrouwenhistories van Joeri geven smaak en kraak aan die terugblik op een al bij al onbezonnen tijd in het Leuven van die dagen.

Nu hij in Boedapest op pad gaat met hetgeen hij weet van familie en vrienden van Joeri wordt de verteltoon grimmiger. Zeker wanneer hij de bruid van Joeri maar niet te pakken krijgt om haar kant van het verhaal te horen.

Requiem

Wat overblijft is een melancholisch requiem voor een verloren Hongaarse ziel én Vlaamse jeugd in de jaren ‘80. Ceustermans, de onderzoeksjournalist, graaft zich dus ook autobio en wordt daar niet altijd vrolijk van.

‘Vanwaar die obsessie om over het verleden te schrijven, om te schrijven tout court, in plaats van met mijn vingers de huid van die andere persoon te lezen? (…) Wat betekent vrijheid wanneer je vooral alles in je eentje moet rooien?’ klinkt het.

Aan het einde van zijn zoektocht vindt hij geen definitief antwoord op deze en andere vragen, maar suggereert hij dat gemeenschapsdenken en kosmopolitische openheid elkaar niet hoeven uit te sluiten maar allebei nodig zijn: ‘Een mens zou nog heimwee krijgen naar de vermaledijde verzuiling, waarbij de verschillende gezindten een plekje kregen toegewezen.’

Je zou bij het lezen van Ceustermans’ queeste van minder nostalgisch worden.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties