Marieke Lucas Rijneveld en Lize Spit cultiveren kunst van het ongemak
literatuur
foto © Bas Vinckx
Na de feel good-televisie worden de Nederlandstalige letteren nu overspoeld door vrouwelijke feel bad-literatuur vol zwarte romantiek.
Het internationale succes van Marieke Lucas Rijneveld en Lize Spit is het exponent van een trend in de Nederlandstalige letteren waarbij schrijfsters vol zelfhaat en doodsverlangen het ongemakkelijke leven tot op het bot uitbenen.
Uitbenen tot op het bot
Het internationale succes van Marieke Lucas Rijnevelds debuut De avond is ongemak is het exponent van een trend die al langer speelt in de Nederlandse en Vlaamse literatuur: jonge schrijfsters die hun vrouwelijke protagonisten het leven en vooral de liefde zelfvernietigend laten uitbenen tot op het bot. Zelfhaat en doodsverlangen tieren welig in hun oeuvre en een unhappy end vormt steevast het orgelpunt. En toch zijn hun boeken fascinerend, ja dwingend om lezen omdat de auteurs ervan stilistisch uitgekiend — bijna Elsschottiaans precies – te werk gaan en vaak ook metaforisch meeslepend de geknakte levens van hun hoofdpersonages paradoxaal genoeg tot zingen brengen.
Dat Rijnevelds eersteling De avond is ongemak in Engelse vertaling – The discomfort of the evening – afgelopen week de prestigieuze International Booker Prize won (goed voor zo’n 60.000 euro), heeft allicht niet alleen te maken met die morbide en toch vitalistische verteltoon die van elke bladzijde spat, maar ook met de Hollandse setting die voor Engelstalige lezers een exotische couleur locale ademt: die van het bijbelvaste – in Rijnevelds geval: gereformeerde – boerengezin waar schuld en verdoemenis de plak zwaaien en elk ongeluk als straffe Gods wordt beschouwd.
Autistische fantasiewereld
Je lijkt wel in een naturalistische roman van een eeuw geleden beland, alleen zijn niet langer hardvochtige machoboeren of losers van tantes of afgeslagen vrouwen de spil van het verhaal maar jonge meisjes en vrouwen die in de knoop zitten met hun seksualiteit en eindeloos gedub. Bij Rijneveld is dat een tienjarige puber die het moet meemaken hoe het hele gezin kapseist wanneer haar broer bij een schaatsongeval om het leven komt. Jas, de jonge vertelster, geeft zichzelf daarvoor de schuld want ze was boos geweest omdat ze niet mocht gaan meeschaatsen en had even daarvoor een soort van vloek uitgesproken: laat het huiskonijntje en Jas’ troeteldier aub niet in de pot belanden voor het kerstdiner en offer in plaats daarvan schaatsbroer Matthies.
Die ene gedachte van schuld brengt een keten van rituele zelfbeschadigingen op gang in het ‘oestergezin’ van Jas. Zijzelf raakt geconstipeerd en moet het meemaken hoe haar naaste familie en vrienden – tot zelfs haar vader toe – haar lichaam daarbij anaal manipuleren dat het een lieve lust (nu ja) is. Ook de koeien op de boerderij moeten eraan geloven tot Jas meer en meer ingesponnen raakt in een autistische fantasiewereld met fatale gevolgen.
Apart soort genot
Laat dat nu net ook de inzet zijn geweest van het al even eclatante debuut van Lize Spit vier jaar geleden. Het smelt speelt eveneens in een afgesloten dorpse wereld waarin Eva als tienermeisje door vrienden en vriendinnen misbruikt wordt. Ook zij sluit zich bij wijze van overlevingsstrategie af van de lichamelijke wereld en observeert zichzelf – en haar naaste omgeving – met een pijnlijk precieze blik alsof ze een insect dissecteert. De vertelsters van Rijneveld en Spit hebben in hun gedissocieerde waarneming opvallend veel liefdevolle, lyrische aandacht voor het geleidelijk aan desintegreren van de ‘normale’ werkelijkheid. Bizar hoe personages die op de vlucht voor de vijandige realiteit zichzelf (laten) verminken daarbij toch in een wereld vol zwarte romantiek terecht komen. Ja, het lichaam en de geest veroorzaken ongemak maar die ongemakkelijkheid krijgt in het werk van Rijneveld en Spit de gloed van een apart soort genot die je verzoent met het harde leven. Of zoals Jas het formuleert bij Rijneveld: ‘(…) Volgens de dominee is ongemak goed, in ongemak zijn we echt.’
Nederlandstalige schrijfsters hanteren al langer dan vandaag dit motto. Kristien Hemmerechts was allicht een van de eerste vrouwelijke auteurs die met Een zuil van zout reeds in de jaren tachtig van de vorige eeuw een monumentje oprichtte voor de rouw om doodgeboren kinderen. Hemmerechts’ uitgebeende stijl zocht op zijn Rijnevelds naar de echtheid van het ongemakkelijke leven en ongeluk van een jonge moeder in dit geval. Margot Vanderstraeten zou jaren daarna al even opvallend debuteren met Alle mensen bijten, een coming of age-roman waarin het jonge vrouwelijke hoofdpersonage voor de harde buitenwereld vlucht in een parallel universum waarin ze via alledaagse bijna dwangmatige handelingen de onrust in lijf en leden probeert te herstellen.
Beslissen om ongelukkig te zijn
Patricia de Martelaere ten slotte is de filosofische voedster van de Spits en Rijnevelds van vandaag. Niet alleen in haar essays maar ook in haar romans bedreef ze naar eigen zeggen ‘koude kunst’ die niet inzette op meelijden, identificatie en empathie maar op afstandelijkheid en genadeloos observeren waardoor eigenaardig genoeg het verkrampte, ongewone liefdesleven van haar hoofdpersonages toch als heel normaal en ‘echt’ overkwamen. In haar laatste grote roman Het onverwachte antwoord zegt de protagoniste: ‘Ik besliste om ongelukkig te zijn. Het is niet alleen een recht, maar ook een wetenschap.’ Maar uitgerekend dit niets en niemand ontziende adagium leidt uiteindelijk tot een warme omhelzing van het volle, op het eerste gezicht negatieve leven, zoals de slotzin bijna jubelend uitroept: ‘(…) En het antwoord is: ja, hoe dan ook, helemaal, volslagen: ja.’
Savoureer het ongemak
Dat schrijfsters zoveel aandacht besteden aan de soms helende kracht van (zelf)beschadiging bestaat dus al langer dan vandaag. Ongemakken zijn er niet om uit de weg te gaan maar om ze recht in de ogen te kijken, misschien zelfs te cultiveren en daardoor alleszins hanteerbaar te maken. Loop dus niet met een boogje om het ongemakkelijke werk van Rijneveld en Spit heen, maar savoureer het.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.