Ook Tom Lanoye deed aan raciale stereotypering
Er zijn wel meer merkwaardige raciale opvattingen en stereotypen te vinden in werk van Lanoye. Volgens Kevin Absillis is het ‘tijd om het daarover te hebben, zij het dan liever niet op een louter culpabiliserende, heksenjacht-achtige toon’.
foto © Bas Vinckx
Kevin Absillis weerlegt het moedwillig in stand gehouden misverstand rond het racisme van Hendrik Conscience. Hij toont aan dat een bepaald literair establishment, met Tom Lanoye op kop, zelf boter op het hoofd heeft.
In Het slechte geweten van Vlaanderen, een indrukwekkende tiendelige blog van de Antwerpse literatuurprof Kevin Absillis, pleit hij voor eerherstel voor Hendrik Conscience. Volgens hem werd de oervader van de Vlaamse romanliteratuur ten onrechte bedolven onder smalende commentaar voor zijn zogezegde vreemdelingenhaat en racistische clichés. Wordt het geen hoog tijd, zo Absillis, dat de culturele bovenlaag in Vlaanderen de hand in eigen boezem steekt en afstapt van zijn zelfgenoegzame morele superioriteit?
Dierlijke mond
In de finale tiende episode van zijn feuilleton zet Absillis nu de puntjes op de i. ‘Wie in Vlaanderen maar genoeg culturele moderniteit belichaamt en dus op de radar staat als links, vrijzinnig en antiflamingantisch (het laatste bij voorkeur wederzijds bevestigd) krijgt een fraai pakket aan vrijbrieven en aflaten cadeau. (…) Le raciste, c’est l’autre!’
Bij wijze van recent voorbeeld van zoveel misplaatste eigendunk bij een bepaald soort literair establishment citeert Absillis uit Alles moet weg, het romandebuut van Tom Lanoye uit 1988. Daarin wordt een van de Marokkaanse bedienden die illegaal in een Vlaamse taverne werkt, als volgt te kijk gezet: ‘Zijn gezicht was scherp, met hoge jukbeenderen. Zijn tanden stonden onregelmatig in een dierlijke mond. Zijn huid was blauwig bruin, hij had een stoppelbaard, zijn haar was zwart als de nacht, zijn ogen waren zwart als bessen. Hij lachte hinnikend, en knikte heftig bij alles wat hij zei.’
Kuifje in Afrika
Het taaltje dat Lanoye beide Marokkanen in de mond legt, lijkt zo uit het Congolese koeterwaals van Kuifje in Afrika te zijn weggelopen. En als ze hun Vlaamse baas lachend gelijk geven, imiteren ze het dier inclusief oerwoudgeluiden waarvoor ze wel eens worden uitgescholden. Ironie van Lanoye? Nee, ‘niet-emancipatoire humor’, schrijft Absillis. Hij zet daarbij terloops Conscience uit de wind. ‘Naast dit portret van de Marokkaanse medemens (…) steekt de zich ook al in een Vlaamse taverne afspelende scène met de Moor in Consciences roman Jacob van Artevelde helemaal af als een goedbedoeld pleidooi voor verdraagzaamheid en verbroedering.’
Lanoyes ongecontesteerde raciale opvattingen
Absillis’ finaal verdict is vlijmscherp voor Lanoye en de zijnen. ‘Als we dan toch op zoek gaan naar een verband tussen de doorbraak van het Vlaams Blok en de Vlaamse letterkunde, zou dit het contra-intuïtieve startpunt moeten zijn: de ongecontesteerde raciale opvattingen in het werk van een auteur die zijn naam maakte als gepatenteerde criticaster van het Vlaams-nationalisme en zich in de jaren 1990 ontpopte als een van de boegbeelden van de antiracistische beweging. Daar, aan dat startpunt zullen we meer kunnen bijleren over de werking van racisme dan misplaatst glunderend bovenop de berg van moedwillig misverstand waaronder we Hendrik Conscience hebben bedolven.’
Met de reconstructie van dat ‘moedwillig misverstand’ begint Absillis sina ira et studio. De diffamering van Conscience werd ingeleid door de historici Lode Wils en Sophie De Schaepdrijver. Zij voerden de Vlaamse vreemdelingenfobie, zoals die uit de doorbraak van Vlaamse Belang zou spreken, ten onrechte terug tot het werk van Conscience. Saskia De Coster wilde op een tv-uitzending over de Vlaamse literaire canon Consciences De leeuw van Vlaanderen simpelweg schrappen uit het Nederlandstalige literaire pantheon.
Goed voor het gesticht
Zijn historisch epos is immers niet meer dan ‘een soort braakbal van een schrijfsel’ (De Coster). Lanoye had het bij de 200ste verjaardag van Conscience in 2012 ook al neergesabeld als ‘hallucinant lachwekkend kutboek’. En Marc Reynebeau deed tijdens een radio-uitzending helemaal de deur dicht voor de onmiskenbare pionier van de Vlaamse roman: ‘Conscience heeft minstens honderd boeken geschreven. Wie dat nu zou herlezen, die is denk ik goed voor het gesticht.’ Er gingen toen zelfs stemmen op om het Antwerpse Pieter de Coninck-plein een andere naam te geven. En om het standbeeld van Conscience om te smelten. Afijn, de Gentse Pippi Langkous-waanzin spookt blijkbaar al langer rond dan vandaag.
Absillis daalt met veel finesse af in het werk van de verguisde meester die zijn volk leerde lezen. Leerde voorlezen, corrigeerde Gaston Durnez dit adagium. Want in de volkse analfabete 19de-eeuwse milieus floreerde toen Amanda Gorman-gewijs het gesproken woord. Absillis geeft grif toe dat Conscience een kind van zijn tijd was. En dat hij dus exotische clichés over vreemde volkeren gebruikte. En dat hij daarbij inderdaad uit het toenmalig gebruikelijke arsenaal van eurocentrische en paternalistische opvattingen putte.
Respect voor de ander
Maar daarnaast — en Absillis bewijst dit met Consciences teksten in de hand — ‘is het juist opmerkelijk dat zijn teksten geen openlijk racisme of afwijzingen van etnische vermenging bevatten.’ Het is zelfs opvallend hoeveel empathie zijn romans vaak opbrengen voor de ander. ‘Ze rapporteren naar de toenmalige normen vaker wel dan niet met respect over de etnische ander en streven overwegend naar vermenselijking, niet naar demonisering.’
En ja, Conscience heeft inderdaad het verschil tussen Vlamingen en Franstaligen in vroeger werk vaak opgeklopt. Het was een manier om via die retorisch aangescherpte toon zijn antikoloniaal vertoog tégen het Franstalig imperialisme en vóór het onderdrukte Vlaamse volk kracht bij te zetten, zo Absillis. Van biologisch racisme is bij Conscience echter helemaal geen sprake.
Zeugen of hippopotami
In zijn coda — de slotaflevering — voert de literatuuronderzoeker Cyriel Buysse ten tonele. Die wordt steevast als schrijver aan de ‘goede’ kant van de geschiedenis opgevoerd. Maar volgens Absillis formuleert hij in sommige van zijn reisimpressies onversneden antisemitisch racistisch. Wanneer Buysse vrouwen observeert in het Joodse kwartier van Tunis, typeert hij ze als ‘monstrueus-dikke Jodinnen, lijkend op zeugen of hippopotami op hun achterpoten’. En dan zeggen, zo Absillis, dat Felix Timmermans altijd aan de ‘slechte’ kant van de (literatuur)geschiedenis belandt. Terwijl uitgerekend de goede Fee de Congo-romantiek al vroeg doorprikte. Maar Luc Renders vindt hem zelfs geen voetnoot waard in Koloniseren om te beschaven. Zijn recent overzicht van de koloniale manier waarop Congo in de Vlaamse roman wordt voorgesteld.
Integendeel, Consciences Batavia uit 1858 wordt er door Renders als eerste koloniale roman binnengehaald én ten onrechte gedesavoueerd. Als zou er van deze roman een rechtstreekse lijn hebben gelopen naar de latere Belgische koloniale avonturen van Leopold I en diens zoon Leopold II. Quod non, zo Absillis. Immers: ‘Batavia verscheen zeven jaar voordat Leopold II zijn vader opvolgde en meer dan een kwarteeuw voor die laatste Congo-Vrijstaat usurpeerde.’ Concrete bewijzen voor dit nepnieuws — zoals dat ook nog in Knack van vorige week kritiekloos door sociolinguïst Sibo Kanobana werd geventileerd — ontbreken helemaal, aldus Absillis nog.
Geen heksenjacht
Absillis belooft om zijn explosieve blog binnenkort op papier te brengen. Deze artikelenreeks zal in het voorjaar van 2021 in uitgebreide vorm verschijnen in Wt. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging. Daarna volgt een cultuurhistorische monografie met als werktitel Het slechte geweten van Vlaanderen. Over racisme en de culturele verbeelding sinds Hendrik Conscience.
Op Facebook geeft hij nog mee dat er inderdaad ‘een opzienbarende contradictie bestaat tussen het officiële antiracisme van een culturele bovenlaag en haar artistieke praktijken en praatjes.’ Deed Lanoye trouwens ook niet ooit aan blackfacing? En er zijn trouwens nog meer merkwaardige raciale opvattingen en stereotypen in ander werk van Lanoye aan te treffen. Absillis: ‘Tijd om het daarover te hebben, zij het dan liever niet op een louter culpabiliserende, heksenjacht-achtige toon.’
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.