JavaScript is required for this website to work.

Shakespeares ‘Donkere Dame’ was een vrouw in mannenkleren

Frank Hellemans16/12/2020Leestijd 4 minuten
Shakespeares sonnetten in de versie van Bas Belleman is een onuitputtelijke bron
van leesplezier voor alle leeftijden en seksen.

Shakespeares sonnetten in de versie van Bas Belleman is een onuitputtelijke bron van leesplezier voor alle leeftijden en seksen.

foto © Bas Vinckx

‘Shakespeares sonnetten’ in de versie van dichter-vertaler Bas Belleman is een onuitputtelijke bron van leesplezier voor alle leeftijden en seksen.

Shakespeares 154 sonnetten blijven tot de verbeelding spreken. Bas Belleman, zelf geen onverdienstelijk dichter, zorgde voor een nieuwe frisse vertaling én prima toelichtingen van deze onsterfelijke gedichten.

De pest en Will

Toen Shakespeare in de jaren 1590 als dertiger in Londen werd geconfronteerd met de pest én de sluiting van de theaters, schreef hij noodgedwongen gelegenheidspoëzie voor een vriend. Dichter-vertaler Bas Belleman schetst in Shakespeares sonnetten kort het tijdskader waarin deze sonnetten ontstonden. Een kwart van alle Londenaren zou toen besmet geweest zijn met de pestbacil en de helft ervan bezweek tijdens de pandemie. Je zou van minder in je kot blijven en poëzie plegen.

De verzen waarin het alter ego van Shakespeare in de eerste 126 sonnetten tot zijn vriend spreekt, van wie hij de schoonheid roemt, roepen hem in eerste instantie op om die schoonheid door te geven aan zijn nageslacht. Een enkele keer voert Shakespeare zichzelf speels als ‘Will’ ten tonele. Vanaf sonnet 127 met de wel heel actuele beginregel (‘In the old age black was not counted fair’) richt hij zich tot een dame met ravenzwarte ogen die sindsdien als ‘Donkere Dame’ wordt omschreven, alhoewel Shakespeare zelf nergens de ‘Dark Lady’ als dusdanig vermeldt. Vandaar Bellemans vermoeden dat de bard in deze ‘Donkere Dame’-sonnetten het geweer van schouder heeft veranderd: ‘Shakespeare schreef 126 sonnetten over een master-mistress, een jongeman met vrouwelijke kanten. Is het dan zo vreemd dat hij in nummer 127 over een vrouw met mannelijke kanten begint te schrijven?’

Voorbij geslacht of gender

Et alors? Belleman is dichter genoeg om te beseffen dat de seksuele identiteit van de partner tot wie Shakespeare zich vaak in deze sonnetten richt, er weinig toe doet. Zoals hij met zijn experimenteel poëtisch taalgebruik ons nog altijd betovert, zo zou Shakespeare – aldus Belleman – zich niets gelegen hebben gelaten aan geslacht of gender in de liefde. Het is trouwens een publiek geheim  dat zijn upper class-vrienden er graag verfijnde, vrouwelijke manieren op nahielden (inclusief oorringetje en make-up). En het is algemeen geweten dat in het theater, de natuurlijke biotoop van Shakespeare, vrouwenrollen door mannen moesten worden vertolkt. Om maar te zeggen dat de Elisabethanen ook wel iets hadden met travestieten.

Het is pas decennia na de dood van Shakespeare in 1616 dat deze sonnetten geleidelijk aan het publiek hebben veroverd. De eerste Nederlandse vertalingen dateren van de negentiende eeuw en werden sindsdien door elke generatie schrijvers in een nieuw kleedje gestoken. Tachtiger Albert Verwey maakte een van de meest opgemerkte en virtuoze vertalingen van de sonnetten. Vijfentwintig jaar geleden was daar de klassieke vertaling van Peter Verstegen (in een tweetalige versie) die nog altijd staat als een huis. Ook H.J. de Roy van Zuydewijn deed in 1997 zijn duit in het zakje en bleef daarbij zo dicht mogelijk bij het Engelse origineel. Bas Belleman maakte nu de eerste 21ste-eeuwse complete vertaling van de sonnetten, inclusief het verhalende gedicht ‘Lamento om liefde’ (‘A lover’s complaint’) dat in de oorspronkelijke Engelstalige uitgave van 1609 de sonnettenkrans afsloot.

Zomerdag

Belleman geraakte in de ban van deze gedichten toen hij in 2012 de achtentwintig laatste ‘Donkere Dame’-sonnetten vertaalde en in boekvorm uitbracht. Hij besloot toen om werk te maken van de volledige vertaling van alle sonnetten, inbegrepen de liefdesklacht. Hij schoof de eigen dichtersactiviteiten opzij om zich te wijden aan het vertalerswerk.

Deze kloeke uitgave van 464 pagina’s opent met zijn Nederlandse vertalingen en brengt vanaf pagina 123 de Engelse versie met telkens een vlot vertelde scherpe commentaar bij elk sonnet. Hij licht er niet alleen summier zijn vertalerskeuzes toe maar geeft terloops ook de nodige situering. Het bekendste sonnet nummer 18 (‘Shall I compare thee to a Summer’s day?’) krijgt zelfs drie verschillende vertalingen mee die perfect illustreren hoe soepel en ingenieus Belleman als dichter het meesterlijke voorbeeld omspeelt. Heel klassiek: ‘Zal ik je vergelijken met een Zomerdag?’ Of speels en spreektalig: ‘Zal ik eens jou zien én een Zomerdag?’ En gewaagd: ‘Vergelijk je jou ‘ns met een zomerdag.’

Als leeuwerik verrezen

Deze gedichten, zoals natuurlijk het toneelwerk van Shakespeare, moet je eigenlijk eerst in het Engels hardop voorlezen om het retorische vuurwerk op je tong te proeven. De Nederlandse vertaling en commentaar van Belleman vergroten én verdiepen vervolgens het mysterie van deze superbe mechaniek van de taal. Knap hoe Shakespeare alle registers bespeelt: van het meest vulgaire en expliciet seksuele tot getallenmystiek, spiegelingen, echo’s en regelrechte, troostende levenswijsheid. Vaak moet je ook glimlachen om de manier waarop ‘Will’ zichzelf in het spel betrekt en te kijk zet: als baby bijvoorbeeld die naar de aandacht van zijn mama hengelt.

Persoonlijk heb ik een boontje voor het negenentwintigste sonnet (‘When in disgrace with Fortune and men’s eyes’) dat melancholisch opent met een klacht: ‘Schaam ik mij voor mijn Lot en andermans ogen, / Hoe eenzaam huil ik dan, tot niets in staat.’ Vervolgens keert de stemming bij de gedachte aan de geliefde: ‘Maar heb ik mezelf in gedachten al bijna gesmoord, / Denk ik allicht aan jou en zwelt mijn lofzang / (Als leeuwerik verrezen bij zonsopgang) / Uit dorre aarde tot de hemelpoort.’ Het happy end van het afsluitende couplet klinkt haast hilarisch hoopvol: ‘Jouw zoete liefde herinnerd is zo’n beloning, / Ik schater om alle weelde van de koning.’

Schreeuw en geeuw en snik

Hugo Claus maakte in 1986 vijftien sonnetten met een bewerking van zijn lievelingsgedichten van Shakespeare. Ook hij was blijkbaar gecharmeerd door bovenstaand sonnet en gaf het slot ervan een typisch Clausiaanse aards-erotische lading mee die nogal vettig-volks in de verf zet wat Shakespeare meer ’tongue in cheek’ suggereert: ‘Lief, zeg me dat ik mij niet dik moet maken /met zo’n lamlendige zieligheid, /dat ik moet zingen, vrij als de leeuwerik, /elke ochtend van onze blakende tijd/ als wij elkaar vinden onder het laken/ na een nacht van schreeuw en geeuw en snik.’

Voor wie het nu nog niet weet, herhaal ik het graag: Shakespeares sonnetten in de versie van Bas Belleman is een onuitputtelijke bron van leesplezier voor alle leeftijden en seksen.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties