Tachtig is prachtig
literatuur
foto © Bas Vinckx
Frank Hellemans neemt wekelijks de Nederlandse letteren onder de loep. Deze week staan Jeroen Brouwers, Margot Vanderstraeten en Jan Cremer centraal.
Literaire tachtigers zijn hipper dan ooit. Donderdag 30 april wordt de oude Faust Jeroen Brouwers – volgens sommigen de ouwe mopperaar – 80. En verleden week, op zondag 20 april, blies geweldenaar Jan Cremer – volgens sommigen het woeste beest – al evenveel kaarsjes uit. Margot Vanderstraeten vertelt waarom het karakter Brouwers haar zo inspireert en geeft terloops mee dat ze bezig is aan een soort van vervolg op haar internationale bestseller Mazzel tov.
Middeleeuwse kopiist
Brouwers had het allicht zelf nooit geloofd het zo lang uit te zingen toen hij een goeie tien jaar geleden een herseninfarct kreeg. Als gevolg van een verlamming ging Brouwers voortaan met een speciale schrijfpen en veel moeite de binnenkant van opengescheurde broodzakken en de rugzijde van oud printpapier als een middeleeuwse kopiist letter voor letter geduldig beschrijven. Zijn jonge muze-aanbidster Gwennie Debergh werd geacht om die perkamentachtige handgeschreven rollen in de pc in te voeren. En zo geschiedde. Zij ontfermt zich nu over zijn nalatenschap.
Het onlangs verpotten van het idyllische Zutendaal – waar Brouwers in een veredelde maar zonevreemde boshut jarenlang als zelfverklaarde kluizenaar resideerde – naar het naburige Lanaken heeft hem niet belet om de 80 te halen. Dat wordt nu deze week gevierd met de jubileumuitgave van zijn meesterlijke novelle Bezonken rood en met Aan een karakter. Brieven aan Jeroen Brouwers, een liber amicorum van 26 literaire vrienden die zijn lof zingen.
Empathie voor de Vlaamse underdog
Wie Brouwers als verhalenverteller wil meemaken is bij Bezonken rood (1981) aan het juiste adres. Brouwers is als romancier nooit beter geweest. Brouwers schreef er op een sensuele, snedige manier over zijn aparte kindheidservaringen in het Indonesische jappenkamp van Tjideng in Batavia, geboorteplaats van Brouwers. Als ukkie van enkele jaren oud zat hij er samen met oma, moeder en zusje enkele jaren opgesloten. Zijn oma crepeerde er voor zijn ogen. In deze voor zijn tachtigste verjaardag uitgebrachte jubileumeditie van Bezonken rood komt Brouwers in een nawoord terug op zijn polemiek destijds met die andere kampervaringsdeskundige Rudy Kousbroek. Kousbroek vond dat Brouwers in zijn barokke en lyrische stijl de rauwe realiteit al te wreed aandikte en literair geweld aandeed. Quod non, zo bleek later. De sadistische kampcommandant Kenitji Sone die er de plak zwaaide, werd in 1946 als oorlogsmisdadiger onthoofd.
Naast deze meesterlijke novelle, die een blijver is in de Nederlandstalige letteren, is Brouwers op zijn best in literatuurhistorische essays en polemieken. Brouwers die vaak wordt opgevoerd als oud chagrijn en daar zelf gretig toe bijdroeg, getuige de recente romans Bittere bloemen (2011) en nu Cliënt E. Busken, blijkt over verrassend veel empathisch vermogen te beschikken voor de Vlaamse underdog. Hij bewees dat al in een andere, keer op keer geactualiseerde klassieker van 1400 bladzijden, De laatste deur (1983). Hij zet er knappe levensverhalen neer van Nederlandstalige schrijvers die ooit zelfmoord pleegden, zoals zijn goede vriend Jan Emiel Daele en ook Brouwers’ vriendin Anne Walravens, aan wie het boek trouwens is opgedragen. In beklijvende hommages portretteert hij in Gezichten, gestalten (2011) misschien ietwat overdreven Raymond Brulez als Vlaamse Voltaire en Johan Daisne als Vlaamse Dostojevski. Guido Gezelle en Louis Paul Boon beschouwt hij als de beste Vlaamse auteurs tout court: ’Beiden zijn door hun land- en tijdgenoten gehoond, gesard en al te lang over het hoofd gezien, om pas in hun laatste levensjaren en na hun dood de erkennig te krijgen die hun toekwam.’
Margot Vanderstraeten: ‘Brouwers ís literatuur’
Over erkenning, zeker in Vlaanderen, hoeft Brouwers absoluut niet te klagen. Wel integendeel, als je het gelegenheidsboek voor zijn 80ste verjaardag mag geloven. In Aan een karakter. Brieven aan Jeroen Brouwers bewieroken 26 auteurs en journalisten, van Tom Lanoye, Peter Terrin en Maarten ’t Hart tot Mark Schaevers en Dirk Leyman, de meester. Vreemd misschien dat er slechts vier vrouwelijke stemmen aan bod komen.
Margot Vanderstraeten, die ook internationaal furore maakte met Mazell tov over haar ervaringen als werkstudente in een Joods Antwerps gezin en die nu aan een een soort van vervolg werkt, is er één van. Tegenover Doorbraak licht ze kort een tipje van de sluier over haar eigen nieuw werk: ‘Ik zou het geen vervolgboek noemen, laat ons maar zeggen dat ik weer over het jodendom schrijf omdat dat onderwerp zich kennelijk als een zee voor mij heeft geopend, om het Bijbels te zeggen.’
Vanderstraeten vertelt dat ze Brouwers vooral bewondert om de ernst waarmee hij zijn schrijverschap beoefent: ‘Er is geen ruimte voor iets anders. Hij wil vooral via zijn boeken — essays, romans, verhalen, brieven — bestaan. Al de rest is volledig bijkomstig. Voor zo’n houding moet je karakter hebben. En ja, natuurlijk is dat karakter met de jaren gegroeid, en zal het ook wel het resultaat zijn van teleurstellingen en frustraties in het echte leven, maar we hebben het hier over literatuur, en de man ís literatuur.’
Niets bestaat wat niet iets anders aanraakt
Vanderstraeten geeft mee dat de mens Brouwers volledig samenvalt met de schrijver en zo voor haar een rolmodel is die haar in het eigen schrijverschap elke dag inspireert om koppig vol te houden: ‘Zijn barokke taal, zijn scherpe toon, zijn groot gevoel voor liefde en voor haat, zijn obsessie voor de dood, de zelfmoord, zijn behoefte aan polemiek en controverse, al die hoofdcomponenten van zijn oeuvre zijn ook de hoofdcomponenten van zijn leven.’ Waarom vrouwen zo weinig aan bod komen in dit huldeboek? Vanderstraeten: ‘Dat dit brievenboek amper vier brieven van vrouwen bevat, waarvan slechts drie schrijfster zijn, heeft ook met zijn karakter te maken. Net zoals het feit dat bepaalde auteursnamen prominent ontbreken. Niets — ook afwezigheid niet — bestaat wat niet iets anders aanraakt.’
Barbaar op Ibiza
Jan Cremer is de antipode van Jeroen Brouwers. Altijd een hekel gehad aan literatuur en recht voor de raap. Zijn Ik Jan Cremer sloeg in 1964 in als een bom. Zo vrijpostig en smeuïg was er nog nooit in de Nederlandstalige letteren verteld over seks en rock and roll in het eigen leven. Vandaag leest deze aangedikte schelmenroman nog altijd lekker weg maar doet hij vergeleken met American psycho van Bret Easton Ellis vrij braaf aan. Dit schandaaldebuut op één lijn stellen met Jack Kerouacs On the road doet Kerouac zelfs oneer aan. Maar toch blijft Cremers autobiografisch verhaal over twaalf stielen en dertien ongelukken een mijlpaal in de Nederlandse literatuur. Zijn strapatsen in het vreemdelingenlegioen en de openhartige anekdotes over de meisjes die hij quasi achteloos versierde, waren van een nooit gelezen naturel in de letteren. Later breide hij tweemaal een vervolg aan die baanbrekende schelmenroman die onlangs in één omnibus opnieuw verscheen en ingeleid werd door de Turks-Nederlandse schrijver Özcan Akyol, de new kid on the block in de Nederlandse letteren. In zijn boekenweekessay Generaal zonder leger gaf Akyol op zijn Cremers zijn Nederlandse collega-auteurs onlangs trouwens lik op stuk omdat ze zo literatuurderig-navelstaarderig schrijven en het liever over lactose-intolerantie hebben dan over het volle leven.
Ter gelegenheid van Cremers tachtigste verscheen afgelopen week Barbaar op Ibiza. Daaruit blijkt dat Cremer eerst en vooral kunstschilder was, en dan pas iemand die dacht dat hij ook als nieuwe wilde misschien iets te vertellen had. Hij schreef zijn Ik Jan Cremer trouwens op Ibiza toen hij er als 22-jarige beginnende schilder aanspoelde en er ontdekt werd door een Engelse galerist die wel iets in hem zag. Cremer is dus een onvervalst dubbeltalent, een beetje zoals Jan Wolkers met dit verschil dat Wolkers de betere schrijver is en Cremer de betere schilder.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.