Tom Lanoye botst op kritiek tegen zijn historische roman
Tom Lanoye.
foto © Belga
Biograaf Bert Govaerts is niet mals voor de simplistische manier waarop Tom Lanoye in ‘De draaischijf’ van de collaboratie een karikatuur maakt.
Alles voor het theater en het effect. Biograaf Bert Govaerts is niet mals voor Tom Lanoyes naar eigen zeggen eerste historische roman: ‘Voor de studie van de collaboratie in Vlaanderen is De draaischijf géén referentiewerk.’
De ene historische roman is de andere niet. Maar Tom Lanoye neemt in De draaischijfwel een heel serieus loopje met de geschiedenis van de collaboratie. Zijn historische revisie van deze zwarte bladzijde doet de wenkbrauwen fronsen. Het is natuurlijk Lanoyes volste recht om in romanfictie de vrijheid van het genre volledig te beoefenen. Maar om in interviews vervolgens uit te bazuinen dat hij met deze eerste historische roman van zijn hand wel degelijk ook man en paard heeft genoemd, is een brug te ver.
In het zomernummer van het literatuurhistorische tijdschrift Zacht Lawijd gaat biograaf Bert Govaerts, die meer dan degelijke levensverhalen over Ernest Claes en Marnix Gijsen schreef, op zoek naar de bronnen van Lanoyes smeuïge verhaal. De vuistdikke roman is gebaseerd op leven en werken van Joris Diels (1903-1992) die zich als Antwerps theaterdirecteur geëncanailleerd had met de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Overspannen geheugen
Lanoye maakt zich achteraan de roman en op zijn persoonlijke website sterk dat hij steunde op heel wat authentieke bronnen om zijn groteske over Diels & co te plegen. Hij geeft grif toe dat hij zijn hoofdpersonage Alex Desmedt op basis van die informatie heeft gemodelleerd. Lanoye dekt zich daarbij in met zijn favoriete dooddoener dat in het leven en de kunst alles theater is, toch? Trouwens, aldus de romanverteller nog, Desmedt heeft last van een overspannen geheugen. Et alors?
Maar Govaerts wou wel eens weten wie de echte Diels was geweest en stootte daarbij op een onverdachte bron die Lanoye niet kende en die sluimert in het Rijksarchief. Joris Diels, alias Desmedt dus, die aanvankelijk van culturele collaboratie werd beschuldigd, werd in beroep in 1948 vrijgesproken. In 1951, zo Govaerts, heeft het Antwerpse Militaire gerecht een deel van het strafdossier aan het Brusselse Rijksarchief overgemaakt. Govaerts kon het inkijken en vindt daarin heel wat nuanceringen bij het karikaturale, simplistische beeld dat Lanoye in zijn roman van Desmedt-Diels schetst: ‘Zo wordt De draaischijf een didactisch boek over goeden en kwaden.’ En ja, natuurlijk staat Desmedt bij Lanoye aan de verkeerde kant van de geschiedenis en met hem de Vlaamse zaak in het algemeen.
Historische verdraaiingen
Ook de manier waarop oorlogsburgemeester Leo Delwaide door Lanoye steevast als ‘poelepetaat’ wordt opgevoerd, doet aan de complexe werkelijkheid absoluut geen recht maar komt rechtstreeks uit het nazikarikaturenboek. Het kan er bij Govaerts dan ook niet in dat historicus Bruno De Wever in een dubbelinterview met Lanoye in De Morgen toegeeft dat hij Lanoye in deze roman slechts op één enkele historische fout heeft kunnen betrappen, terwijl het boek wemelt van de historische verdraaiingen.
De Wever merkt daarbij fijntjes op dat de meisjes van een collaboratieorganisatie in Lanoyes verbeelding bruine uniformen krijgen aangemeten, terwijl die in werkelijkheid groen waren. Tot zover, meent De Wever, de enige historische misser van de schrijver. Govaerts daarentegen vond een waslijst aan anomalieën die het zogenaamde historische karakter van deze roman helemaal ondergraven.
Poelepetaat versus superburgemeester
Het zijn er te veel om op te noemen maar voor ‘meer tragisch reliëf’ worden oorlogsgebeurtenissen en -personages naar believen verschoven of erbij gefantaseerd. De oorlogswinter van 1941-42 wordt een jaartje opgeschoven zodat het bombardement van Mortsel op 5 april 1943 nog meer detoneert.
Socialist Camille Huysmans die door de verteller als ‘de burgemeester der burgemeesters’ wordt geroemd, krijgt zelfs in Londense ballingschap de nimbus van minister mee. Oostfrontmartelaar Reimond Tollenaere wordt gehuldigd in Desmedts Bourla-schouwburg terwijl dit in werkelijkheid nooit is gebeurd. Hetzelfde voor de zogezegde ontmoetingen van Desmedt met nazikopstukken Hermann Göring en Joseph Goebbels.
Stadsbestuur
Ook de manier waarop het stadsbestuur van Antwerpen in de collaboratie terechtkwam, is heel anders dan in deze roman wordt voorgesteld. Lanoye doet het uitschijnen dat er na de Duitse intocht in België onmiddellijk een ‘zwart’ schepencollege werd geïnstalleerd met ‘poelepetaat’ Delwaide aan het hoofd, terwijl ook twee socialistische schepenen pas vanaf januari 1942 mee de dienst uitmaakten.
Delwaide, zo Govaerts, polste toen bij het Hof van Cassatie of een dergelijke demarche hoogverraad vanwege het Antwerpse stadsbestuur zou betekenen. Het antwoord van de eerbiedwaardige opperste rechters was een ‘in veel juridische wol verpakt néén’ en dus bleven Delwaide en zijn schepenen op post.
Banale pseudogeschiedenis
Govaerts vindt uiteindelijk dat De draaischijf niet het epitheton historische roman verdient maar eerder thuishoort in het domein van de parageschiedenis, ‘een soort romanesk nichtje van banale pseudogeschiedenis’. Lanoye wou met De draaischijf blijkbaar bewijzen dat hij net als Hugo Claus met Het verdriet van België en De verwondering of Jeroen Olyslaegers met Wil een klassieker in het collabogenre kon schrijven.
Lanoye is in zijn grenzeloze ambitie weer verzand in een grand-guignol farce waarin hij al op voorhand de bokken van de geiten scheidt, en daarbij alle retorische trucs uit de kast haalt om zijn gelijk te demonstreren. Hij deed dat meer dan twintig jaar geleden ook al eens met zijn trilogie Het goddelijke monster waarin hij het West-Vlaamse graaikapitalisme in het algemeen en de textielfamilie De Clerck in het bijzonder aan de schandpaal wou nagelen. Hetzelfde nu dus voor het Vlaams nationalisme. Dat kan het leesplezier voor de fans allicht niet bederven. Maar voor een echte historische roman die naam waardig moet je als onbevooroordeelde lezer elders zijn.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.