Van August Vermeylens gemeenschapskunst tot de reset van Mark Elchardus
August Vermeylen (1872-1945)
foto ©
Bij de kritiek op ‘Reset’ denkt Frank Hellemans terug aan de gemeenschapskunst van August Vermeylen. Kennen de socialisten hun geschiedenis niet meer?
Kennen de socialisten hun eigen geschiedenis niet meer? Stuitend hoe Louis Tobback en gelijkgezinden gewezen socialistische huisideoloog Mark Elchardus nu onder vuur nemen. Wanneer socioloog Elchardus het belang van begrippen als ‘gemeenschap’ of ‘volkswil’ voor een reboot van onze democratie in diens Reset onderstreept, verwijten ze hem grofweg reactionaire bloed-en-bodem retoriek die aan de zwartste jaren 1930 herinnert. Terwijl uitgerekend socialist August Vermeylen al in de jaren 1890 in zijn pleidooien voor een moderne Vlaamse literatuur voor internationale gemeenschapskunst ‘in eigen grond geworteld’ opkwam.
Alles omgewoeld
Vermeylen, die zijn naam gaf aan het socialistische Vermeylenfonds, dynamiteerde in de jaren 1890 de gezapige Vlaamse letteren door met jonge medestanders als Emmanuel de Bom, Stijn Streuvels, Cyriel Buysse en Karel van de Woestijne te pleiten voor een Vlaamse literaire gemeenschapskunst. Als artistieke voorhoede zou deze de lezer in de moderne vaart der volkeren mee opstoten. Met het literaire tijdschrift Van Nu en Straks bracht hij in het decennium voor de eeuwwisseling zijn theorie in praktijk. Dat hij mee aan de basis lag van de vernederlandsing van het onderwijs en de oprichting van de eerste volledig Nederlandstalige Belgische universiteit te Gent, bewijst dat hij effectief ook uitvoerde wat hij predikte. De oprichting van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, zijn geesteskind, na WO II zou hij niet meer meemaken want hij overleed in 1945.
Vermeylens diagnose van de samenleving in 1893, bij de eerste publicatie van Van Nu en Straks, klinkt verrassend actueel: ‘De tijd die wij meeleven is schrikkelijk en schoon: raadselachtig ingewikkelde, bonte, aanlokkende absurditeit, paroxysme, val en oprijzing van rassen en maatschappijen, alles weer omgewoeld, alle begrip opnieuw getoetst en betwist.’ Een nieuwe verwarrende tijd vroeg om een nieuw geluid, een reset à la Elchardus, maar dan op literair-artistiek gebied. Al in 1894 brak hij zich het hoofd over de contouren van een dergelijke ‘gemeenschapskunst’: ‘De kunst die komt, – gemeenschapskunst? De betekenis van deze uitdrukking heeft men dikwijls verminkt, maar een passender woord vind ik niet (…).’
In eigen grond geworteld
Geleidelijk aan worden de concrete vormen van die gemeenschapskunst door Vermeylen verder ingekleurd. Dat schrijvers daarvoor te rade moeten gaan bij het eigen volk, bracht Vermeylen met zijn medestanders al onmiddellijk in de praktijk. Hij zette de poëzie van Guido Gezelle op de kaart, en promootte daarbij ook het werk van diens West-Vlaamse medestanders Albrecht Rodenbach en vooral Hugo Verriest. Zij hadden een voorbeeldfunctie voor een nieuwe generatie Vlaamse auteurs omdat hun werk emancipatorisch was voor het Vlaamse leespubliek.
Vermeylen die zijn flamingantisme en dat van zijn jonge medestanders in een Europese context inbedde, begreep dat de disruptieve samenleving uit het fin de siècle een literaire smoel kon krijgen. Daarvoor was een eigen artistieke expressie nodig die haar voedingsbodem in de plaatselijke Vlaamse gemeenschap vond. Pas als de Vlaamse literatuur zich van haar specifieke identiteit bewust wordt, zo Vermeylen in zijn bekendste essay ‘Vlaamse en Europese Beweging’ uit 1900, kan ze daadwerkelijk participeren aan culturele uitwisseling op een Europees niveau: ‘Onze zending is, in eigen grond geworteld, het cultuurleven van onze buren in ons om te werken tot eigen leven.’
Interne culturele bewustwording
Het accent lag bij Vermeylen op de openheid van de Vlaamse literatuur voor externe invloeden, maar tegelijk benadrukt hij het belang van de interne culturele bewustwording (‘in eigen grond geworteld’). Vandaar zijn klinkend besluit in twee stappen: ‘Om iets te zijn, moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden.’ Think global, write local zou dat vandaag heten. Als de wereld ons dorp is geworden, komt het erop aan om van ons dorp ook de wereld te maken. Zonder de inbreng van lokale culturele inhoud wordt de Europese of globale cultuur een lege huls of commerciële eenheidsworst.
In 1903 bij de oprichting van het nieuwe literaire tijdschrift Vlaanderen, zou hij samen met onder anderen Stijn Streuvels en Herman Teirlinck die lokale invulling als basis voor daadwerkelijke literaire vernieuwing opnieuw ter sprake brengen: ‘Misschien mogen we eens den droom van een Groot-Nederlandse beschaving en een Groot-Nederlandse literatuur in ‘t volle vaste daglicht begroeten. Maar niet vroeger, dan wanneer wij gewoon ons eigen geworden zijn, wanneer dit volk zich opgewerkt zal hebben volgens eigen aard en eigen groeikracht. (…) De toekomst onzer literatuur is onafscheidelijk van de toekomst van ons volk (…).’
Gemeenschap versus vennootschap
Elchardus probeert inReset op analoge wijze de staat van onze democratische samenleving te revitaliseren. Het is zaak om de samenleving terug te koppelen aan de dynamiek van de plaatselijke gemeenschap(pen). Het huidige neoliberale politieke management zweert te veel bij een hol verbindend discours waarbij mensen louter als individuen of werknemers worden beschouwd. Het heeft geen oog voor de roots van de lokale gemeenschap die meer is dan de loutere optelsom van zogezegd neutrale individuele werknemers. Ondertussen dreigt het opbod van allerlei minderheden de grondstroom van de lokale gemeenschap droog te leggen.
Jarenlang doceerde Elchardus sociologie aan de VUB. In zijn basiswerk Sociologie. Een inleiding geeft hij in enkele regels helder weer waar het onderscheid tussen een abstracte, koopmansachtige focus op de samenleving (ook wel vennootschap genoemd) versus daadwerkelijke verbondenheid met een gemeenschappelijke voedingsbodem vandaan komt. De Duitse socioloog Ferdinand Tönnies had het er al in 1887 over in zijn baanbrekend werk Gemeinschaft und Gesellschaft. Elchardus: ‘Gemeinschaft was natuurlijk; het had wortels in het verleden; het was verbonden met het landelijke en het authentieke, met gevoel, intuïtie en kunstzin, het was niet abstract, niet louter verstandelijk, het was verbonden met het verzorgende en het koesterende. Er zat (…) heel veel emotionele intelligentie in. Gesellschaft daarentegen, was stedelijk, nieuw, koel en artificieel; het was verbonden met de rede, de koele rationaliteit en de wetenschap, met berekening en handel.’
Vlaming én wereldburger
Laat dit huidige gebrek aan warme, lokale gemeenschapszin en het teveel aan koele, stedelijke, berekenende globalisme nu net aan de basis liggen van Zwarte Zondag dertig jaar geleden, aldus Elchardus. Je zou van minder een aanhanger worden van Vermeylens gemeenschapskunst of Elchardus’ communitarisme. Je moet eerst leren stappen voordat je kan lopen. En dat gebeurt aanvankelijk in eigen omgeving. Dan pas wenkt de wijde wereld. Wij willen Vlamingen zijn, om wereldburgers te worden.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.