Vergeleken met Marnix Peeters is Herman Brusselmans een watje
Peeters en Van Camp zijn een geheimtip, zoals dat heet, voor wie als lezer buiten de platgetreden paden van de mainstreamliteratuur wil treden. Zonder hen zou het literaire leven heel wat saaier zijn.
foto © Bas Vinckx
Van Chris Van Camp tot Marnix Peeters: buitenstaanders kruiden de letteren.
Het is zoals in het voetbal. De G5 — met de belangrijkste, rijkste clubs à la Club Brugge, Genk, Gent en Anderlecht — zet de toon, maar wat zou een competitie zijn zonder minder kapitaalkrachtige smaakmakers als OH Leuven, Beerschot, Charleroi en Malinwa? Dus ja, natuurlijk was Wildevrouw dé roman van het jaar en Revolusi van David Van Reybrouck hét beste non-fictieboek. Maar wat gezegd van prikkelende boeken van literaire outsiders die veel meer aandacht waard zijn dan ze in dit coronajaar kregen? Van Chris Van Camp tot Marnix Peeters: buitenstaanders kruiden de letteren.
Van pijnkabinet tot schatkamer
De kus van Dabrowski van Chris Van Camp verscheen al in het voorjaar. Het werd door de auteur zelf op Facebook gepromoot, bij gebrek aan beter. De ondertitel ervan zegt helemaal waar het Van Camp om te doen is. Namelijk ‘hoe het “pijnkabinet” van een onecht kind een schatkamer werd’. Van Camp was eigenlijk ongewenst door haar moeder. Die ligt nu op sterven. Van Camp gaat dagelijks bij haar op bezoek om met zichzelf en haar mama in het reine te komen. Dankzij de theorie van de positieve desintegratie van de hier te lande volstrekt onbekende Poolse psychiater Kazimierz Dabrowski (1902-1980) leert de schrijfster niet alleen zichzelf, maar ook haar moeder te omarmen.
Pittig detail: het was tijdens het opruimen van het huis van haar moeder dat Van Camp op een Engelstalig boek over de helende therapie van deze Dabrowski stootte. Die ontwikkelde een stappenplan om zonder klassieke psychiatrische medicatie je eigen onrust te leren begrijpen. En om die te transformeren tot helend ontwikkelingspotentieel. Van Camp vertelt tussen de bezoeken aan haar moeder door over de manier waarop Dabrowski haar eigen innerlijke conflicten leerde te aanvaarden én om te zetten in positieve energie.
Deviante levens
De kus van Dabrowski is dus eerst en vooral een pakkende documentaire getuigenis van iemand die als onechte dochter van de visboer-lokale toneelgod Rik Schöller eindelijk haar kaarten op tafel durft te leggen. Al van op de eerste bladzijden zegt ze waar het haar om te doen is: ‘Dra komt er een verplichte vermelding op boekcovers: “Het lezen van deviante levens kan uw mentale gezondheid schaden.” Maar naar wiens beeld zijn dan straks de romanhelden geschapen?’ Conclusie van Van Camp-Schöller: ‘Heb het leven lief en veracht het met verve. Meer dan gelijkmoedigheid is dat des mensen.’
Met verve komt de schrijfster op voor het ‘deviante’ in ieder van ons. In haar geval werd ze van in haar jeugd in Lier nagekeken als hoogblonde tiener die blijkbaar een koekoeksjong was. Haar zogenaamde nonkel Rik kwam haar wel eens bezoeken, maar nooit werd het familiegeheim bij naam genoemd. Haar moeder, die een diva was in het plaatselijke amateurtoneel — een beetje zoals de mama van Tom Lanoye in Sprakeloos —, liet zich verleiden door haar theatrale tegenspeler ‘nonkel Rik’ Schöller en geraakte ongewenst zwanger. Maar ook haar halfbroer, zo Van Camp, was ongewenst. ‘Mijn moeder nam het nooit voor mij op, integendeel. Ze had haar eigen oorlogen waarin ze mij als kanonnenvlees inzette. Achteraf begreep ik dat het moederen voor haar nooit evident was. Ze had nooit een kinderwens gehad. Haar kinderen waren ongelukjes, allebei.’
Uitgewrongen dweil
Laat dat nu net ook het uitgangspunt zijn van Oogje. Het kleine meisje uit de Lange Tafelstraat, de tiende roman van Marnix Peeters. Oogje, een meisje dat lijdt aan het syndroom van Down, en Beertje, een eenzelvige tiener, werden door hun ouders verkocht aan een plaatselijk circus. Kinderen betekenen immers, aldus mama Beertje, alleen maar last. ‘Kinderen maken je leven niet compleet, ze pakken het je áf, ze doen er hun goesting mee en je mag al blij zijn als je na verloop van jaren het overschot terugkrijgt, als een klamme, uitgewrongen dweil dan wel. Naar de schimmel stinkend.’
Beertje vertelt terloops hoe zijn ouders keer op keer alles uit de kast haalden om af te geraken van hun zoontje. Tot ze hem uiteindelijk verkochten aan circusuitbaters op zoek naar freaks. Hij smeedt het plan om wraak te nemen op hun beide ouders en het hun betaald te zetten. Onderweg komt hij geestesgenoten tegen die mee willen ijveren voor ‘een wettelijk stelsel voor een systeem van ouderlijke evaluatie’.
Alles omgekeerd
Peeters is geen gewone verhalenverteller maar een cultauteur van boosaardige burleske sprookjes waarbij alles wordt omgekeerd: goed en kwaad, leven en dood. Er niemand in de Vlaamse letteren die zo politiek-incorrect schrijft als hij. Vergeleken met Peeters is Herman Brusselmans een watje. De verteller heeft het dan ook steevast over Oogje, het mongooltje, en serveert de antimoraal van zijn verhaal bij monde van de hoer Ruxandra Bucuresti of circusartiest Leider Weiss die hen allebei heeft gekocht voor hun circuskunstjes: ‘De mensen willen dat niet in huis, maar ze voelen wél mee met gehandicapten!’
Peeters heeft een boontje voor het groteske en macabere. Geriater-euthanasiedokter André Pauwels speelt samen met beide rebelse tieners de hoofdrol in deze wraakkomedie. Hij is wijd en zijd bekend om zijn palliatieve kunsten én het bijhorende handboek Inleiding tot de dood. Immers, aldus dokter Pauwels, ‘Wat is het leven anders dan een inleiding tot de dood?’ Regelmatig wordt er tussen de bedrijven door geciteerd uit de handleiding van deze dokter Dood over de wonderlijke biologisch-chemische manier waarop het lichaam nog voor de geest afscheid neemt van het leven. Wie een beetje googelt, stoot trouwens op de echte dokter François ‘Swa’ Pauwels die op het VRT-human interest programma Afscheid vier jaar geleden kwam getuigen over zijn palliatieve praktijk. Benieuwd wat hij van deze romaneske uitvergroting-vervorming zou vinden. Hij kan er allicht, net zoals de fans van Peeters, best om lachen.
Buiten de platgetreden paden
Kortom, Peeters en Van Camp zijn een geheimtip, zoals dat heet, voor wie als lezer buiten de platgetreden paden van de mainstreamliteratuur wil treden. Zonder hen zou het literaire leven heel wat saaier zijn, ook al zal lang niet elke lezer hun deviante verhalen naar waarde kunnen schatten. U bent, zeker in het geval van Peeters, gewaarschuwd!
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.