W.F. Hermans in Brussel en Willem Elsschot in Parijs
foto ©
Wij bespreken deel 23 van WF Hermans’ verzameld oeuvre, met veel Brussels werk, en een biografisch onderzoek naar Willem Elsschot in Parijs.
Deze week verschijnt het voorlaatste deel van Willem Frederik Hermans’ verzameld oeuvre met ongebundeld en vaak nog nooit gepubliceerd werk uit zijn laatste jaren in Brussel. In mei gidst Elsschot-specialist Eric Rinckhout ons rond in het Parijs van 1906-1907, toen de jonge Elsschot er in een pension verbleef dat de stof opleverde voor zijn knetterende prozadebuut Villa des Roses.
Hete kut
Hermans, die vorig jaar honderd zou zijn geworden, had iets met Brussel. Jeroen Brouwers deed over de Brusselse jaren van zijn landgenoot ooit een boekje open. En Hermans zelf stak het nooit onder stoelen of banken dat hij Brussel als hoofdstad van het ‘praktische’ surrealisme cultiveerde, waar hij in diens geest graag frieten met champagne combineerde. Terwijl hij met Nederland een haat-liefde verhouding koesterde waarbij de haat primeerde, was dat in het geval van België én Brussel dus een waarbij de liefde de bovenhand voerde.
Al in zijn debuutroman De tranen der acacia’s uit 1949 laat Hermans de tweede helft van deze oorlogsroman in het Brussel van tijdens de Tweede Wereldoorlog spelen. Als negentienjarige struinde Hermans er rond. Tijdens de oorlog zelf kwam hij er geregeld over de vloer bij de familie Baudart, met wie Hermans’ ouders bevriend waren geraakt tijdens hun huwelijksreis. Zo werd Hermans blijkbaar ook vertrouwd met het plaatselijke patois, zoals dat in zijn roman scabreus wordt uitgespeld: ‘Rose est ien ‘ete kut, comme on dit en flamand.’
Flat in Etterbeek
Uitgerekend deze week verschijnt Ongebundeld werk, het 23ste deel van Hermans’ Verzameld Werk, met daarin teksten uit zijn zeven laatste jaren: geschreven tussen 1988 en 1995. Veel van die journalistieke opdrachten zijn nog nooit in boekvorm verschenen en vele ervan werden door Hermans in Brussel geschreven waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht.
Hermans was in 1988 in zijn Parijse appartement door een man met een bijl overvallen. Aanleiding genoeg om naar een nieuwe stek buiten het door hem vermaledijde Nederland uit te kijken. In 1991 kwam hij zo terecht in een flat in Etterbeek, vlakbij het Jubelpark. Op 24 april 1995 werd de toen 73-jarige Hermans erbuiten gereden in een ziekenwagen om drie dagen later aan longkanker in een Utrechts ziekenhuis te overlijden.
Kikkerparadijs
Tijdens die laatste jaren was zijn literaire productie nagenoeg opgedroogd maar journalistiek was hij alert genoeg om tegen een passende vergoeding spitse teksten te plegen over onderwerpen die hem nauw aan het hart lagen, zoals de staat van het Nederlands in Brussel bijvoorbeeld: ‘De taalsituatie van Brussel (…) is uitzonderlijk leerzaam en verschaft misschien een blik in de toekomst van ons eigen kikkerparadijs waar straks 80 procent van de bevolking steenkolen-Engels zal kwaken en de rest plat-Rotterdams vol germanismen.’ Visionaire woorden van iemand die sympathiseerde met de Nederlandstalige minderheid in Brussel en met de Vlaamse kleine broer van de grote Nederlandse zus. Allicht omdat underdog Hermans zich op zijn eentje eveneens als een minderheid beschouwde tussen de Nederlandse literaire smaakmakers van zijn tijd.
In een van zijn finale teksten komt Hermans terug op zijn levenslange fascinatie voor Brussel waar hij in de jaren veertig zijn literaire carrière begon: ‘Brussel is een betoverde stad. Het is geen toeval dat het surrealisme er bloeide. In Brussel bestaat er aan gelegenheid zich opgenomen te voelen in een droomwereld, geen gebrek.’ Wie zal hem vandaag ongelijk geven?
Vaerzen over Betty Mellaerts
Naast teksten die cirkelen rond de toekomst van het Nederlands belooft deze meer dan 1000 bladzijden dikke compilatie ook essays over zijn idolen Multatuli en Jan Jacob Slauerhoff. Hij geeft er eveneens commentaar bij destijds actuele thema’s, zoals de ineenstorting van het communisme, de Europese integratie en de Duitse eenwording.
De Bezige Bij belooft dit najaar nog het laatste, 24ste deel van Hermans’ oeuvre met daarin zijn onder pseudoniem geschreven ‘Fjodor Klondyke’-pulpromannetjes uit de jaren 1940 en Vaerzen, Belgische en andere. Deze Vaerzen is een bibliofiele uitgave van Hermans onder zijn polemische schrijversnaam De Boze Bijkaart, uitgebracht te Brussel in 1994 in slechts 25 exemplaren. Benieuwd wat zijn gedicht op onder anderen tv-presentatrice Betty Mellaerts vandaag nog kan betekenen.
Wahrheit en Dichtung
Het werk van Willem Elsschot die een uitgepuurd Nederlands schreef, zoals Hermans, blijft ook fascineren. Cultuurjournalist en Elsschot-bewonderaar Eric Rinckhout schreef onder de titel Dwaalspoor eerder al het verhaal achter Elsschots laatste novelle Dwaallicht. En hij sprokkelde ook de Grote Antwerpse Willem Elsschot Atlas samen, waarbij hij alle mogelijke Antwerpse locaties opsnort die in diens werk opduiken.
Deze keer gaat hij in Willem Elsschot in Parijs op zoek naar de waarheid achter de coulissen van Elsschots debuutroman Villa des Roses. Er is al veel inkt gevloeid over dit debuut van de jonge Alfons De Ridder dat gebaseerd is op zijn eerste werkervaringen als privésecretaris van een dubieuze Argentijnse consul in Parijs. De prille twintiger De Ridder verbleef in 1906-1907 in een gelijknamig Parijs pension en zou er, zoals zijn latere hoofdpersonage Richard Grünewald, een dienstmeisje hebben bezwangerd én in de steek gelaten.
Rinckhout trok als literaire detective op onderzoek uit naar sporen van dit pension in het Parijs van vandaag. Hij poogt daarbij uit te vlooien of De Ridder, zoals zijn literair alter ego Grünewald, toen vaandelvlucht pleegde na zijn amoureus avontuurtje. Kortom, hoeveel Wahrheit en Dichtung bevat Elsschots eersteling uit 1913?
Trouwe vriendin
Dat zijn latere Nederlandse collega-boekhoudster juffrouw Anna Christina Van Der Tak Elsschots Antwerpse spreektaal tot een uitgepuurde Nederlandse schrijftaal heeft opgeblonken, is al langer geweten. Elsschot droeg zijn debuut ‘dankbaar aan mijn trouwe vriendin’ op. Van der Tak was trouwens de meter van Elsschots tweede dochter Anna. Jeroen Brouwers noemde haar in een van zijn essays veelbetekenend Elsschots ‘muze met het rode potlood’.
Maar hoe ver die corrigerende ingrepen wel gingen, is tot vandaag nog steeds niet opgehelderd. Hopelijk dat Rinckhouts sporenonderzoek ook hier meer antwoorden oplevert.
Zowel Ongebundeld werk als Willem Elsschot in Parijs zijn verkrijgbaar bij Doorbraak Boeken.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.