Waarom Stefan Hertmans of Cees Nooteboom nooit de Nobelprijs Literatuur zullen winnen
foto ©
De Zweden hebben al zeven Nobelprijswinnaars Literatuur terwijl Nederlandstalige schrijvers nog nooit werden bekroond. Eigen schrijvers eerst?
Donderdag 6 oktober is er weer een schrijver aan het feest met de bekendmaking van de Nobelprijs Literatuur. Deze financieel zwaarste onderscheiding – goed voor bijna 1 miljoen euro – is nog nooit naar een Nederlandstalige auteur gegaan. En het ziet er niet naar uit dat dit in de nabije toekomst wel het geval zal zijn.
Franstalige Gentenaar
Ja, Maurice Maeterlinck ging met de literaire lauweren en de geldzak aan de haal, alhoewel hij zelf weigerde om de prijs in Zweden in ontvangst te gaan nemen. In 1911 was de Belgische symbolist de uitverkorene voor onder andere Pelléas en Mélisande (1892). Claude Debussy, Arnold Schönberg en Jean Sibelius verklankten het drama ieder op hun eigenzinnige manier. De Franstalige Gentenaar werd toen ook gretig gelezen omwille van zijn natuurhistorische proza waarin hij het had over het leven van de bijen (1901) én van de bloemen (1907). Maeterlinck was daarmee de meest succesvolle vertegenwoordiger van de toen bloeiende Belgische Franstalige letteren, met naast hem Emile Verhaeren als bekendste exponent. Maar noch een Vlaamse noch een Nederlandse schrijver is er sindsdien in geslaagd om op het nobele schild te worden gehesen.
Zeker in het geval van Nederlandse schrijvers is dit ronduit merkwaardig. Nederlanders hebben immers talloze Nobelprijzen binnengehaald, waaronder verschillende keren die voor fysica. Hoe komt het dan dat zij als enige West-Europese natie steevast naast het net vissen als het om de schone letteren gaat? Zelfs Harry Mulisch, keer op keer in de running, werd hem niet gegund. Om van Hugo Claus of Louis Paul Boon maar te zwijgen. Ook al zou die laatste op de shortlist van vijf laatste kanshebbers hebben geprijkt toen hij in mei 1979 plots kwam te overlijden, en dus ter elfder ure afviel.
Eigen schrijvers eerst
Wie het lijstje nobele auteurs overloopt sinds die voor de eerste keer in 1901 aan de Fransman Sully Prudhomme werd uitgereikt, kan er niet naast kijken. De Nobelprijs was eerst en vooral een Europees-Amerikaanse aangelegenheid. 15 Franse, 12 Britse, 10 Amerikaanse en 8 Zweedse schrijvers staan op het palmares. Dat Zweden oververtegenwoordigd is, kan je wel zeggen. Eigen schrijvers eerst blijkbaar. Ook Italië en Spanje hebben samengeteld 11 winnaars onder elkaar verzameld.
Reden te meer dus om je af te vragen waarom de Nederlandstalige literatuur – en de Nederlandse meer in het bijzonder – nooit aan het feest is geweest. De Polen, onder wie Olga Tokarczuk nog in 2018, werden zes keer eindwinnaar, de Ieren 4 keer (nee, niet James Joyce maar wel Samuel Beckett en George Bernard Shaw). Zelfs de Zwitsers prijken met Carl Spitteler en Herman Hesse twee keer op het hoogste literaire schavotje. De Hongaren (Imre Kertesz), de Tsjechen (Jaroslav Seifert) en België dus (met de Franstalige Maurice Maeterlinck) telkens één maal.
Zevende wereldtaal
De Nederlandstalige auteurs zijn met hun triest record van nul winnaars de evenknie van de Slowaken en de Schotten. Maar als je weet dat de Nederlandstalige literatuur met zijn 23 miljoen potentiële taalgebruikers en lezers de achtste meest gebruikte taal in Europa is, kan je je toch afvragen waar het sinds 1901 in godsnaam fout is gelopen.
Natuurlijk is het een feit dat er heel weinig uit het Nederlands wordt vertaald, zeker waar het om poëzie en romanproza gaat. Als er al Nederlandstalige boeken in buitenlandse vertaling worden gebracht, gaat het vooral om literaire non-fictie (zoals in het geval van Bart Van Loo’s Bourgondiërs en David Van Reybroucks historische worpen over Congo en Indonesië). Harry Mulisch is hierop de notoire uitzondering. Zijn De ontdekking van de hemel scoorde ook in Engelse vertaling. En Cees Nooteboom is een grote naam in Duitsland. Ook Stefan Hertmans zag Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge verschillende keren vertaald maar of zijn renommee tot in Scandinavië reikt, is zeer de vraag.
Taalunie luidt alarmbel
Nederlanders en Vlamingen laten zich graag voorstaan op hun kosmopolitisme maar dus nauwelijks of nooit op hun eigen artistiek-literair erfgoed. Wij Vlamingen zijn wereldwijd beroemd om onze Vlaamse Primitieven. En Nederlanders ook om hun schilders, zoals Rembrandt en Vincent Van Gogh. Maar wie zou er in het buitenland al gehoord hebben van Multatuli, de enige Nederlandstalige schrijver die in de top 100 van de wereldliteratuur van het Duitse weekblad Die Zeit ooit voorkwam?
Wie wil scoren in de Zweedse academie, kan maar beter aanwezig zijn in de afdelingen neerlandistiek in Stockholm waar potentiële toekomstige Zweedse juryleden worden gevormd die later beslissen over de winnaars. En niet alleen in Zweden dient de neerlandistiek op masterniveau aan universiteiten door de Nederlandse en Vlaamse overheden mee te worden gefinancierd natuurlijk, maar ook elders in Europa en de wereld.
De Taalunie, die het Nederlandstalige beleid ter zake coördineert, luidde al in 2019 in een rapport de alarmbel. Vergeleken met de ons omringende Europese landen besteden Nederland en Vlaanderen slechts een habbekrats: ‘In totaal investeren Nederland en Vlaanderen via de Taalunie (…) 4,5 cent per inwoner van het Nederlandse taalgebied in het internationaal universitair onderwijs van het Nederlands. Andere Europese landen investeren meer in het buitenlandse onderwijs van hun taal: Zweden (11 cent), Hongarije (15 cent), Portugal (€ 2,80), Duitsland (€ 5,30).’
Idealistische trend
Het hoeven dus niet altijd per se grotere taalgebieden te zijn, zoals Duitsland, die substantieel meer investeren in hun internationale academische taalpolitiek. Integendeel, Zweden, Hongaren en Portugezen geven de Nederlandstaligen hier het nakijken. En dat zulks geen windeieren legt, bewijst dus de hitparade van de literaire Nobelprijswinnaars. Veel Duitsers, Zweden en ook een enkele Hongaar en Portugees (onder wie José Saramago).
Het is nog te vroeg om gedetailleerde voorspellingen te doen over de winnaar van dit jaar. De gokkantoren, zoals Ladbrokes, wachten nog met hun prognoses. Maar op sociale media circuleert al wel de naam van de Hongaar Laszlo Krasznahorkai van wie de Wereldbibliotheek zijn vier romans in Nederlandse vertaling heeft gebracht, met Oorlog en oorlog als meest recente. Ook de ondertussen 92-jarige Oekraïense dichteres-schrijfster Lina Kostenko wordt genoemd. Van haar verscheen onlangs een eerste Nederlandstalige vertaling: Cipressen branden heet die bloemlezing van 60 gedichten.
Er werd hier al om evidente redenen een pleidooi gehouden om de veel geplaagde 75-jarige Salman Rushdie nu eindelijk de lauweren te gunnen. Als er ooit een schrijver werken ‘met een idealistische’ trend schreef, zoals Alfred Nobel zelf als criterium voor de winnaar liet optekenen, dan is hij het wel.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.