JavaScript is required for this website to work.

Waarom valt er na Remco Campert zo weinig te lachen in de letteren?

Frank Hellemans5/7/2022Leestijd 4 minuten

foto © Unsplash

Ooit schreven schrijvers voor hun plezier. Maar lichtvoetigheid is ver te zoeken in de huidige literatuur. Toch vonden we een paar leestips.

Filmkomedies genoeg en Vlaamse tv-series vol kolder, karikaturen en groteske grollen. Maar wanneer kan je als lezer nog eens (glim)lachen bij het lezen van een Nederlandstalige roman? Ooit schreven auteurs voor hun plezier en schuwden allesbehalve de lichtvoetige en humorvolle toets, zoals de pas overleden Remco Campert met brio deed. Tegenwoordig lijkt het omgekeerde het geval en moet de zwaarte van het leven in doodernstig proza worden bezworen. Alle respect voor Marieke Lucas Rijnevelds bloemrijke zelfanalyse op zoek naar een niet-binaire seksualiteit in De avond is ongemaken het met de eerste Boon-prijs bekroonde Mijn lieve gunsteling. Maar vrolijk word je er niet van.

Ware humorist is natuurleuk

Moet dat dan? Vrolijk worden van hetgeen je leest? Dat is de vraag die Rob van Essen zich min of meer stelt in het thema-nummer dat de lage landen serveert. ‘De slag om de lach’, zoals de diverse bijdragen rond humor in het mei-nummer ervan worden gelabeld, focust in eerste instantie op de diverse manieren waarop stand-up comedians in Vlaanderen en Nederland te werk gaan. Maar ook de literaire amusementsindustrie – of beter gezegd het ontbreken ervan – komt aan bod.

Literaire satire is nochtans altijd een blijver geweest in de Nederlandstalige literatuur sinds het ontstaan van de Haegse Mercurius eind 17de eeuw. En dat vooral Nederlanders wel pap lusten van woordspelingen allerhande – ‘De ware humorist is natuurleuk’ (Kees van Kooten) – blijkt uit de grappige taalacrobatieën, zoals die door Battus (alias Hugo Brandt Corstius) in zijn Opperlandse taal-en letterkunde werden gepleegd. Of uit de spitse woordgrapjes die columnist Van Kooten jarenlang maakte.

Zware geesten

Maar dat de grappige literaire romans niet voor het grijpen liggen, is dus een overstatement. Van Essen, bekend om zijn ironisch proza en voor De goede zoon in 2019 bekroond met de Libris Literatuur Prijs, waagt zich als ervaringsdeskundige aan ‘een kleine verhandeling over humor in de literatuur’. Wat blijkt? Ja, zeker beginnende auteurs, zo Van Essen, gaan ervan uit dat literair schrijven serious business is: ‘Vaak bevinden ze zich ook nog in hun zware jaren, en misschien zijn het juist de zware geesten die gaan schrijven.’ Vandaar dat Van Essen het als zijn missie ziet om tijdens schrijverscursussen de weldaden van het spontane, lichtvoetige en humoristische schrijven aan deze auteurs in spe te tonen. ‘Zwaarte’, zo Van Essen, is immers ‘geen wezenskenmerk van verhalende teksten’. Integendeel zelfs: ‘Spontaan schrijven leidt tot lichtheid, humor.’

Toch heeft Van Essen, die zelf met een verraderlijk lichte tongval schrijft, blijkbaar geen hoge pet op van romans die niet zozeer te denken geven als wel tot lachen aanzetten. Van Essen: ‘Zeker, er is zoiets als de bevrijdende lach – maar waar bevrijdt die ons nu precies van? Niet van de maatschappelijke ongelijkheid, niet van oorlog en oorlogsdreiging, niet van machtsmisbruik, verrijking en groeiende armoede, toch?’ Daarmee ontmaskert Van Essen zichzelf als een belijder van een ietwat ouderwets geëngageerde maatschappelijke literatuur, zoals die in de jaren ‘60 en ‘70 haast verplichte kost was. Wie alleen maar aanzet tot lachen, verdedigt in Van Essens optiek eigenlijk de maatschappelijke status quo en bevestigt dus de ongelijkheid. Vandaag engageren auteurs, genre Rijneveld, zich eerder in het cultiveren van hun geslachtelijke identiteit of zoeken ze naar hun etnische roots. Maar hun humorloze ernst is er niet minder om.

Lezer kietelen

Is het dan de taak van de schrijver om activistisch de samenleving in vraag te stellen of zijn zoektocht naar identiteit in de maag van de lezer te splitsen? Wat is er mis met humoristische literatuur die op haar best ook ontregelend kan zijn, of inzicht kan bieden in de manier waarop de samenleving functioneert?

Jeroen Brouwers mag dan wel de Libris Literatuurprijs 2021 gescoord hebben met zijn Cliënt E. Busken waarin hij zijn tachtigjarige alter ego in den treure steeds weer dezelfde stilistische herhalingen ten beste laat geven. In de tragikomische anekdotiek die Hendrik Groen in zijn trilogie serveert, herken je als lezer niet alleen de vaak nogal deprimerende wereld van de rust- en verzorgingstehuizen maar ook de onvrijwillig komische aard ervan. Zeker in Groens eerste twee delen van diens Geheime dagboeken – Pogingen iets van het leven te maken en Zolang er leven is – waar hij als 83 en 1/4-oude bejaarde en vervolgens als 85-jarige aan het woord komt, valt er heel wat te lachen met ‘s mans strapatsen. Groen zal nooit een prestigieuze literatuurprijs krijgen, maar de Nederlandse lezers lusten er wel pap van. Ze bekroonden hem voor die eerste beiden delen van zijn trilogie telkens met de NS Publieksprijs.

De lezer kietelen op een lichtvoetige toon tussen neus en lippen is wat grootmeester Willem Elsschot zo knap vermocht. Vooral in zijn minder bekende novellen, zoals Een ontgoocheling, sluimert heel wat navrante humor. Dat geldt ook voor veel columns en vertellingen van Godfried Bomans die Van Essen bij herlezing dan weer te moraliserend vindt. En dus voor de afgelopen weekend overleden 92-jarige grootmeester van het lichtvoetige genre Remco Campert.

Spirituele schelmenromans

Vlaamse humoristische auteurs excelleren vaak in het groteske genre van de schelmenroman. Dat is al zo vanaf Van den Vos Reynaerde tot Tijl Uilenspiegel, van Walter van den Broeck tot de jonge Herman Brusselmans, Marnix Peeters en sporadisch ook Christophe Vekeman. Probleem is de meer dan eens té karikaturale uitvergroting waardoor de impact van het verhaal op de lezer klein is. Je moet als auteur van een spirituele schelmenroman al van goeden huize zijn om beklijvende satire te kunnen plegen. De Tsjechische auteur Jaroslav Hasek vermocht dat met De lotgevallen van de brave soldaat Svejk het best.

Het is eerder in de paraliteratuur van auteurs die niet tot de literaire fine fleur worden gerekend dat er humoristische ontdekkingen te doen vallen. De jiddisch aandoende absurde humor in de verhalen van Franz Pointl (De kip die over de soep vloog) of Anton Valens (Het boek Ont) zijn een geheimtip. Recent was daar het zoon-vaderboek van Sam De Graeve (Dag vader) waar ook aardig mee te (glim)lachen valt.

Bevrijdende lach

In Nederland timmert enfant terrible Chrétien Breukers al een tijdje aan de weg. Zijn Praag aan zee is, zoals bij De Graeve, ook een zoon-vaderafrekening waarbij vooral de aforistische souplesse vol tragikomische effecten opvalt: ‘Mensen die dood zijn, zijn zo dood dat het bijna geacteerd lijkt. Mijn vader maakt er werk van, van dat dood zijn.’ En ja, ook Arnon Grunberg doorspekt zijn romans met dit soort geinige woordelijke herhalingen.

Wie op zoek gaat, vindt dus nog wel wat humor. Dikwijls tussen de regels. Maar de loden ernst van veel hedendaags proza beneemt je wel eens de zin om de waarheid van de bevrijdende lach te willen beleven tegen beter weten in.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties