JavaScript is required for this website to work.

Wie leest die geneest (misschien): helende en troostende boeken

Frank Hellemans8/12/2021Leestijd 4 minuten

foto ©

Frappant hoe vaak vandaag literatuur een helende functie krijgt toegedicht. Jürgen Pieters gaat op zoek naar mogelijke troostboeken.

Voor elk kwaaltje, kan je nu ook naar de boekenapotheker. Heb je last van jaloezie, dan zal Onder professoren van W.F.Hermans voor soelaas zorgen. Wie zich verslikt in zijn ambitie, kan tot inkeer komen door het lezen van Kaas van gouwe, ouwe Willem Elsschot. Zo heette het jaren geleden in De boekenapotheek waar 400 recepten op maat van de lezer op zoek naar genezing in te vinden waren. Maarten Dessing gaf er in de Nederlandse vertaling nog een aantal recepten bovenop, op maat van Vlaamse en Nederlandse literaire hulpzoekers.

Slikken maar

Literatuurprof en Doorbraak-medewerker Jürgen Pieters vermeldt deze staaltjes van literaire zielen- respectievelijk ziekenzorg terloops in Een boekje troost. Hij heeft bij dergelijk bezoek aan de boekendokter zo zijn reserves: ‘Boekje open, mondje open, slikken maar. Zo werkt het dus niet.’

Hoe werkt het dan wel? Daarvoor doorploegde Pieters vijf jaar lang de westerse literatuurgeschiedenis op zoek naar schrijvers en hun troostadvies aan wanhopige lezers. Van Homeros tot Coetzee: het is opvallend hoe vaak auteurs het hebben over de vertroosting die literatuur en poëzie kunnen geven. Pieters schetst de grote lijnen van hun bibliotherapie en komt daarbij uit op grof geschetst twee strategieën. Tot de romantiek in de negentiende eeuw was het bon ton om bij literaire vertroosting de patiënt vooral te wijzen op de onredelijkheid van zijn gedrag: ‘Wie overmand is door verdriet, moet weer tot redelijkheid worden gebracht.’

Verman je

De manier waarop de ‘koleirige’ Achilles, zo Pieters, de Trojaanse koning Priamos troost bij de dood van diens zoon Hector spreekt boekdelen voor deze premoderne rationalistische benadering. Hector werd daarbij nota bene door Achilles zelf omgebracht. De goden beschikken nu eenmaal over het lot van de stervelingen. Het heeft geen zin om je in zelfmedelijden te wentelen. Verman je dus bij grote tegenspoed.

Die nogal stoïcijnse benadering klinkt ook door in Over de troost van de filosofie van Boëthius uit de zesde eeuw. Boëthius was bij zijn Ostrogotische broodheer koning Theodoric in ongenade gevallen en wachtte op zijn executie. In zijn cel schreef hij een allegorische benadering van de manier waarop je jezelf ondanks je naderend einde waardig kunt gedragen. Boëthius is een beetje zoals de Bijbelse Job en vertrouwt op een hiernamaals waar hij in het aangezicht van God beloond zal worden.

Kunstreligie

Ook bij Dante en zijn Goddelijke komedie klinkt die christelijke hoop op Wiedergutmachung duidelijk door, zo Pieters. Maar de dichter Dante laat ook uitschijnen dat de kunstige vorm van verzen, de Italiaanse taalmuziek dus, lezers kan troosten. Niet alleen de inhoud van het literaire werk maar ook diens vorm biedt soelaas. Wanneer met de dood van God in de negentiende eeuw het christelijke perspectief geleidelijk aan uitdooft, krijgt het muzikale therapiesurplus van de roman of het gedicht het volle gewicht in de troost die boeken kunnen bieden.

Van Rainer Maria Rilke tot J.M.Coetzee en Michel Houellebecq: allemaal bieden ze in hun werk op hun manier voedsel voor lezers op zoek naar vertroosting. Die kunstreligieuze aanpak werkt niet voor iedereen op dezelfde manier. Wanneer er effectief een genezend effect optreedt, hangt dat trouwens ook af van de lezer die eerst en vooral getroost wil worden. Van de ontroostbare Hamlet tot Een verlangen naar ontroostbaarheid van Patricia de Martelaere: wie zich niet openstelt voor het advies van de trooster zal nooit balsem vinden voor zijn gekwetste ziel.

Overrijpe vrucht

Troost in een boek komt je trouwens vaak zomaar aanwaaien, zoals dat ook in het echte leven het geval is. Vrij naar Rilke heet dat bij Pieters: ‘Troost dient zich aan als een overrijpe vrucht die ligt te wachten tot je haar vindt, in de weide van je verlies waar zovelen zich al hebben aangediend, vruchteloos bovendien.’ Troostliteratuur kenmerkt zich door een uitgepuurde schriftuur: ‘Wie troost nodig heeft, zit vaak om woorden verlegen, maar heeft niets aan het woord te veel.’

Wie echt op zoek gaat naar actuele troostliteratuur in deze tijden van troosteloosheid hoeft daarvoor geen gecanoniseerde klassiekers te lezen. Het blijkt dat tegenwoordig historische romans ideale troostboeken zijn voor velen onder ons. Het succes van historische romans in de Nederlandstalige letteren – van Jeroen Olyslaegers’ Wildevrouw tot Stefan Hertmans’ Oorlog en terpentijn – illustreert dat. Wie dergelijke romans leest, beseft dat zijn eigen kleine en pijnlijke geschiedenis deel uitmaakt van de keten van de grote geschiedenis die ondanks alle individueel lijden toch verder gaat.

Minder alleen

Zoals de lente elk jaar op de winter volgt, zo vinden veel lezers vertroosting in de cyclus van de menselijke generaties die elkaar aflossen. We voelen ons minder alleen, zo Pieters, als we romanfiguren zien worstelen met hun lijden en verdriet. Ook thrillers met een duidelijke structuur die helder eindigen – ook al is dat met een unhappy end – geven veel lezers een troostend gevoel, en doen het daarom uitzonderlijk goed in deze chaotische tijden.

Wie de 28 lichtvoetige stukjes van Pieters leest, krijgt daarenboven een mooie rondleiding door de topmomenten van de westerse literaire geschiedenis. Ook zijn etymologische notities bieden verrassende inzichten. Nooit geweten bijvoorbeeld dat het Nederlandstalige ‘troost’ taalkundig verwant is met het Engelstalige ‘tree’: ‘In een ver Germaans verleden moeten troostpraktijken iets te maken hebben gehad met wat bonkige bomen uitstralen: bescherming en standvastigheid. Wie troost biedt, moet stevige wortels bieden.’

Bonkige bomen

Of boeken met ‘stevige wortels’ echt kunnen genezen, blijft natuurlijk de hamvraag. Dat er vandaag zoveel wordt geschreven over de mogelijke therapeutische effecten ervan, zegt vooral iets over onze huidige samenleving. Frappant bijvoorbeeld hoe de Franse nu tachtigjarige Annie Ernaux in haar cultkroniek De jaren terugblikt op de tijdgeest van de ‘68-ers. Alles, zo Ernaux, in de nieuwe consumptiemaatschappij stond toen in het teken van het plezier en het genot: ‘Le discours du plaisir gagnait tout. Il fallait jouir en lisant, écrivant, prenant son bain, déféquant. C’était la finalité des activités humaines.’

‘Le plaisir du texte’ was toen de graal van elke literatuurbeschouwing terwijl vandaag veel lezers dus op zoek zijn naar de troostende natuur van ‘bonkige bomen’. Vijftig jaar na het milieukritische rapport van de Club van Rome komen de donkere kantjes van deze hedonistische levensstijl blijkbaar bovendrijven. Meer dan ooit tijd dus om de ecopoëzie van Guido Gezelle bijvoorbeeld te herontdekken. Met een bakje en een boekje troost binnen handbereik.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties