Wie schrijft, die blijft best niet ‘contactloos’
literatuur
foto © Bas Vinckx
#MeToo heeft nu ook de letteren bereikt. Maar contactloos in de kunst en de literatuur werkt niet.
#MeToo heeft nu ook de Nederlandse letteren opgeschud. Eerlijk gezegd: de (media)keuzes van de literaire poortwachters zijn veel vaker voorwerp van machtsmisbruik.
Dubieuze lunchafspraken
Het kon natuurlijk niet uitblijven. De letteren hebben nu ook hun #MeToo-schandaaltje. Afgelopen week kwam literair criticus Arjan Peters van het Nederlandse dagblad de Volkskrant in het midden van een mediastorm terecht omdat hij systematisch jonge schrijfsters zou gestalkt hebben, een beetje à la Bart De Pauw. Niet met vulgaire sms’en maar met lunchafspraken. Of het daar bij bleef, was voer voor heel wat geroddel. Maar Peters werd door zijn hoofdredactie alleszins geschorst (en straks ontslagen?). In afwachting van een arbeidsrechterlijk geschil, zoals dat heet, wenste noch de Volkskrant, noch Peters zelf te reageren.
Dat deden de schrijfsters dan maar in zijn plaats. Lize Spit viel haar Nederlandse zusters bij met een Facebook-post waarin ze haarfijn het ‘schandaal’ van dergelijke stalking registreert. Als auteur heb je er niet om gevraagd om met opdringerige mails en posts te worden lastig gevallen en voel je je, ook al heb je daar part noch deel aan, finaliter toch besmeurd. Saskia De Coster hield het bij een puristisch-hilarische oproep tot vermijding van dit staaltje machtsmisbruik door een tijdelijk contactverbod tussen criticus en auteur in te lassen: ‘Een recensent en een schrijver kunnen ook weleens samenzitten, maar er zou een sperperiode moeten zijn: een aantal maanden voor en na publicatie van het boek hebben recensent en schrijver geen contact.’
Contactloos werkt niet
Uiteraard zijn dergelijke avances op z’n Peters ongeoorloofd, en als het werkelijk om effectieve, systematische stalking gaat, misschien strafbaar. Maar laat ons wel wezen: ‘contactloos’ in de kunstwereld in het algemeen en in het literaire wereldje in het bijzonder werkt niet en zou van de literatuur een steriel woordenspel maken.
Wie schrijft, die blijft best in contact met de diverse spelers in het literaire veld om zichzelf niet alleen een plaatsje te geven, opgemerkt te worden en dus aan de bak te komen maar ook omdat hij daardoor zijn literaire producten kan verfijnen en verbeteren. Als criticus had en heb ik nog altijd gesprekken met auteurs tegen wie ik onverbloemd mijn mening zeg over hun literair ambacht, zoals zij dat trouwens ook doen over mijn analyses van hun werk. Positief maar ook negatief, in alle openheid en soms met een glas erbij. Uitgeefredacteurs en beslagen eindredacteurs die het goed menen met hun pupillen helpen natuurlijk om de literaire kwaliteit te verbeteren. En ook enthousiaste boekhandelaars en lezers kunnen bij ontmoetingen dankzij hun spontane oprispingen de in de regel eenzame schrijver op betere literaire gedachten brengen. Feedback heet zoiets, en dat krijg je echt niet door als schrijver in je kot te blijven. Tenzij je een genie bent natuurlijk.
Machtsmisbruik van poortwachters
Het wordt pas kwalijk wanneer die contacten uitlopen op intimidatiegedrag en dus machtsmisbruik. En dat heeft meestal niets te maken met cocktailgesprekken op literaire feestjes, etentjes of bals maar met manipulatief gedrag van bobo’s achter de schermen van het media- en literatuurbedrijf. Je zou het structurele beïnvloeding kunnen noemen van de poortwachters in het medialiteraire systeem. Hun keuzes en veto’s maken en kraken al te vaak een schrijvers- of recensentencarrière. Niet de borrelpraatjes na literaire jureringen of de cafégesprekken tijdens en na boekvoorstellingen en lunches.
Ik ben mijn toenmalige boekenchef Marc Reynebeau nog altijd dankbaar dat hij me bij Knack destijds de hand boven het hoofd hield toen Herman de Coninck hem sommeerde om mij als jonge Knack-recensent te muilkorven en af te voeren. Zolang ik mijn sporadisch striemende kritiek op De Coninck en zijn eega Kristien Hemmerechts met valabele argumenten wist te onderbouwen, wou Reynebeau van geen wijken weten – en kon ik kritisch de republiek der letteren van passende commentaar voorzien. Ja, toen geloofde het merendeel van de pers nog in Jürgen Habermas’ na te streven ideaal van een herrschaftsfreie Diskurs, een neo-kantiaans regulatief idee bij publieke discussies om vrij van vooroordelen en machtsposities voor het volle pond in te gaan op de argumenten van alle betrokkenen.
Schrijfsters doodzwijgen
Ruim aandacht besteden aan de Vlaamse en Nederlandse letteren was prioriteit voor mijn toenmalige hoofdredacteuren: van Rik Van Cauwelaert tot Karl Van den Broeck. Zaak was het daarbij om vooral niet steeds dezelfde namen te laten rondzingen in de boekenrubriek maar eveneens op zoek te gaan naar eigenzinnige schrijvers die weinig commercieel toch hun opmerkelijk ding deden. En ook hier kwam het erop aan om structureel machtsmisbruik binnen de literatuur zelf te signaleren met duidelijke argumenten in de hand.
Toen Hugo Brems met geld van de Taalunie – en dus van de Vlaams-Nederlandse belastingbetaler – in 2006 een 20ste-eeuwse Nederlands-Vlaamse literatuurgeschiedenis schreef en daarbij uit rancune zijn vroegere minnares Patricia de Martelaere simpelweg doodzweeg, stimuleerde Van den Broeck mij om dit aan de grote klok te hangen. De Martelaere – de beste Vlaamse essayiste tout court – had me toen zelf gecontacteerd. In het wereldje wist iedereen dat zij het lief was geweest van Brems. Et alors? Dat je daarom je ex-geliefde in een met publiek geld gesponsord project simpelweg schrapt, was du jamais lu.
Toen Knack begin februari 2007 het schandaal uitbracht, kreeg ik vaak te horen dat iedereen in de literaire wandelgangen dit toch wist maar met de mantel der liefde bedekte. En inderdaad, de rangen werden gesloten. Brems werd in 2010 ondervoorzitter en in 2011 zelfs voorzitter van de respectabele Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren in Gent (KANTL), eveneens gespijsd door Vlaams belastingsgeld. Anne Marie Musschoot, coördinator aan Vlaamse kant van het prachtige achtdelige literatuurgeschiedenisproject van de Taalunie, verzekerde me via mail dat een en ander zou worden rechtgezet in een afsluitende band (Ongeziene blikken) en misschien zelfs in een herdruk van het gewraakte Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Quod non.
Schrijvers ophemelen
Idem dito toen ik in 2008 het netwerk rond Tom Lanoye blootlegde. Naar aanleiding van zijn 50ste verjaardag pakten nagenoeg alle Vlaamse media tegelijkertijd breed uit met loftuitingen voor het wonderkind: van een aparte boekenbijlage bij De Standaard der Letteren tot een voorleesmarathon in de studio’s van Klara-VRT, om van Humo nog te zwijgen. Lanoye’s media exposure was buiten alle proporties omdat de poortwachters zich lieten inpakken door zijn marketingtrucs en vaak zelf betrokken partij waren bij operatie-Lanoye. Ook toen kregen Van Cauwelaert en Van den Broeck de boodschap om de klokkenluider monddood te maken. Maar ook daar stond de hoofdredactie gelukkig pal.
Moraal van dit verhaal: machtsmisbruik binnen de letteren is eerder een structureel probleem omdat sommige hoofdrolspelers zich laten verblinden door eigen (status)gewin. Het is dus zaak om de beslissingsketen zo kort en transparant mogelijk te houden. Vroeger was er een rechtstreekse link tussen universiteit en pers, zeker in het boekenvak. De Standaard der Letteren werd in 1952 trouwens opgericht door academisch intellectueel Max Wildiers. Tot in de jaren tachtig waren het meestal onafhankelijke literatuurprofessoren die in de regel sine ira et studio de dienst uitmaakten in de wekelijkse literatuurkritieken. Vandaag zijn ze in de boekenbladzijden althans helemaal verdwenen.
Deemstering van de literatuurkritiek
De journalistiek-commerciële marsrichting ging immers voor vlot geschreven interviewstukken. De literatuurkritiek deemstert sindsdien meer en meer weg en de literatuurrecensent(e) is vervangen door de literatuurjournalist(e) die op interview gaat bij de auteur en al te vaak kritiekloos vrij baan geeft aan diens vooraf uitgekiende promopraatje.
Dus ja, dames, jullie hebben zeker een punt maar vergeet aub ook niet het bredere plaatje.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Nergens getipt maar toch zeer de moeite waard: vijf suggesties voor cadeauboeken vol levenswijsheid, aanstekelijke geschiedenis en veel schone letteren.