Brigitte plus Raskin gedeeld door de taalgrens
Ik heb er lang naar uitgekeken, naar dit werkstuk van de historica en schrijfster Brigitte Raskin, de flamboyante intellectuele met de krassende ravenstem en het klinkerverschuivende Brabantse accent.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet is een boek over de taalgrens die de staat België doormidden snijdt, maar die toch ‘de Belgen zowel verbindt als verdeelt’, zoals ze in de ondertitel stelt. Deze toevoeging wijst vanzelf al op de schizofrene toestand waarin haar historische evocatie van de taalgrens is ontstaan. Twee zielen in haar borst, twee gedachtegangen in haar schriftuur, en twee auteurs in dit boek. De ene auteur, laten we ze Brigitte noemen, levert een knap en scherp geformuleerd overzicht van de geschiedenis van de taalgrens van de Franken tot vandaag, gedetailleerd en toch overzichtelijk – iets soortgelijks is er niet op de markt. De andere auteur, die we niet anders dan Raskin kunnen noemen, schijnt het bestaan van haar onderwerp, de vastgelegde taalgrens, te betreuren. De twee schrijvers geven de lezer daarenboven de indruk elkaar niet te kennen. Doctor Brigitte en Mrs Raskin. De taalgrens is een splijtend onderwerp.
Daar kan die taalgrens niets aan doen. Die is er gewoon. Ze verdeelt niets, ze verbindt niets, en ze is evenmin van plan te verdwijnen. Ofschoon ze niet expliciet in de Grondwet wordt vermeld, wordt ze er wel door bewaakt. De vastlegging ervan heeft niet tot pacificatie in de staat geleid (de Franstaligen hebben de wapens nog altijd niet neergelegd) maar heeft wel erger voorkomen. Brigitte weet dat, schrijft daar zelfs indringend over. Raskin echter moet per se haar boek in het teken stellen van de Brabançonne van de dansende belgicist, La belle gigue van André Bialek. De vertaling van Paul Claes toont pas wat voor flauwiteiten ons in dit liedje worden toegedicht. Brigitte durft te zeggen dat de Vlamingen een volk vormen, een uitspraak die haar beslist op de banbliksems van Jan Blommaert komt te staan. Raskin schrijft een envoi, een ‘open einde’, waarin ze beweert dat er een belgitude bestaat, gebaseerd op het werkelijke en niet het wettelijke land (een onderscheid waarmee ze in heel slecht gezelschap verkeert). Brigitte bestaat het ons mee te delen dat ‘de repressie anti-Vlaams en antirechts toesloeg’ (blz. 226), Raskin smelt weg bij de evocatie van l’âme belge …
Maar tussen motto en envoi, bijna ononderbroken 300 bladzijden lang, mag Brigitte haar gang gaan. Ze ondergraaft de ondertussen gangbare vergoelijking van de anti-Vlaamse, Belgische taalpolitiek. Ze toont ons dat de geschiedenis van België een communautaire geschiedenis is. Ze leert ons dat de taalproblemen er pas met de staat België zijn gekomen, en dat deze problemen de Vlamingen werden opgedrongen. Ze laat zien dat Vlaanderen ontstaat uit het Vlaams. Ze toont aan dat de taalgrens gaat schuiven wanneer de Belgische staat een antitaalpolitiek voert. Ze getuigt van een diep inzicht in de verfransingsprocessen en in het hypocriete gebruik van de zogenaamde personenrechten. Haar verhaal over de taalwetten, en dan voornamelijk over de taalwet van 1921, is verplichte lectuur voor de Vlaamse bekokstovers van het wangedrocht van het juridische BHV 2011 – al was het maar om hen een gezond schuldcomplex aan te praten.
Over deze taalwetten klinkt Brigitte even scherp en ad rem als de Gravensteengroep in zijn achtste manifest over de zogenaamde Vlinderakkoorden van 2011. De georganiseerde achterpoorten in de taalwetten, de klassieke obstructie van de uitvoering van reeds gestemde wetten: Brigitte doorschouwt het allemaal. Daarenboven ziet ze dat de verschillen tussen Walen en Vlamingen ‘de loutere taalkwestie ver voorbijschieten’ – wat wil zeggen dat ze in staat is de taalkwestie te overstijgen en te aanvaarden dat de Vlaamse natie (bestaande uit het Vlaamse volk, zie hoger) haar rechten opeist.
Maar precies met de Vlaamse natiewording die Brigitte overdag erkent, kan Raskin ’s nachts niet overweg. Eén keer in het boek gebruikt Raskin de benaming ‘belgicist’, niet als scheldwoord maar als neutrale benaming voor de negentiende-eeuwse jurist Edmond Picard, die in 1897 zijn theorie over de Belgische volksgeest en de gemeenschappelijke ziel (l’âme belge) ontvouwde. Dat (115 jaar geleden) is exact het punt waar Raskin is blijven steken.
Tussen deze twee sferen legt onze éne auteur geen enkel logisch of historisch verband. Ze doet ook niet de minste poging daartoe. Gespleten door de taalgrens. Brigitte en Raskin blijven elkaar vermijden. De kennismaking ware nochtans interessant geweest.
[meer lezen]
Brigitte Raskin, De taalgrensof wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt. Davidsfonds, 329 blz, €27,50, isbn 978 90 5826 740 5
Personen |
---|
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.