JavaScript is required for this website to work.
Communautair

De confederalismemarketing heeft gefaald

Peter Pauwels20/9/2017Leestijd 5 minuten
Bart De Wever op het congres dat de regeringsdeelname goedkeurde

Bart De Wever op het congres dat de regeringsdeelname goedkeurde

foto © Reporters

De N-VA neemt afstand van het Volksunieverleden en mikt erop dé centrumpartij van Vlaanderen te worden, met of zonder confederalisme.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Juicht Vlaamse Beweging, de N-VA heeft het confederalisme verhaal gewogen en electoraal ‘te licht’ of beter inhoudelijk ‘te zwaar’ bevonden als inzet van de verkiezingen. En dat is maar goed ook.

Het marketingeffect rond het N-VA-confederalisme is niet duurzaam gebleken en genereert voor de N-VA nauwelijks een significante electorale bonus. De echte electorale bonus ligt immers op rechts bij thema’s zoals veiligheid en identiteit.

De N-VA heeft dit vlug en goed becijferd en weet maar al te goed dat het aan een dood paard trekken is om de kiezers warm te krijgen voor het confederalisme. Meer zelfs, het confederalisme vindt niet alleen op de ‘electorale markt’ nauwelijks afname, ook bij de politieke zakenpartners van de N-VA vormt het een gigantisch struikelblok.

De PS in de oppositie is reeds meer dan voldoende ‘confederalisme’ voor de N-VA. Echt voldragen confederalisme leidt tot het omgekeerde: geen coalitiepartners en dus de N-VA op de oppositiebanken. Hoog oplopende ruzies en interne strubbelingen over verloren postjes zullen dan binnen de partij uitslaan als een veenbrand. De ‘collateral damage’ of randschade die de partij vandaag oploopt door haar communautaire programma te laten vallen, is daarbij vergeleken slechts van gering belang.

Geen uniek verkoopsargument

Partijen & marketing… Partijen zijn er bij gratie van kiezers, dus moeten ze hun standpunten kunnen vermarkten of verkopen. Militairen op straat, veiligheid, migratiecontrole, inburgering, jobs, het afbouwen van de staatsschuld: allemaal zaken die je op een behapbare en begrijpelijke manier onder de aandacht kunt brengen. Confederalisme is een heel ander verhaal.

Bij een conceptueel moeilijk woord als confederalisme verwacht je nauwelijks een interactie-effect van de kiezer. Iets wat je bijvoorbeeld bij Vlaamse onafhankelijkheid wel hebt. Ook al is Vlaamse onafhankelijkheid moeilijk verkoopbaar, het levert tenminste een pro of contra op. Confederalisme levert enkel een onthouding op of dooddoeners in de trant van ‘geen idee, ik moet me daar eerst meer in verdiepen’.

Hoe bestudeerd confederalisme ook klinkt, het valt door zijn inherente complexiteit nauwelijks aan de doorsnee kiezer uit te leggen.

Een geleerd iemand als professor staatsrecht Hendrik Vuye zal dit ongetwijfeld tegenspreken door te wijzen op het feit dat de confederalisering van België, de complexiteit van de Belgische structuren juist afbouwt, maar op het einde van de rit zitten we nog steeds met de transfers tussen de confederale deelstaten en een hele rist parlementen en structuren. Voor Jan en Mieke is dat gewoon lood om oud ijzer.

Het confederalisme is een artificieel politiek project zonder noemenswaardig draagvlak bij de bevolking. De N-VA ging er echter juist altijd vanuit dat het confederalisme wel breed gedragen zou worden, omdat er momenteel een te klein draagvlak is voor Vlaamse onafhankelijkheid. Dat laatste klopt maar in tegenstelling tot het confederalisme is Vlaamse onafhankelijkheid geen artificieel project en veel makkelijker te vermarkten.

Puur politiek gezien is confederalisme als niet radicaal, vaag begrip dan weer tegelijk een meerderheidsstandpunt naargelang iedereen het naar eigen inzicht kan plooien, als een minderheidsstandpunt in zijn concrete invulling van ultieme staatshervorming waar weinigen warm voor lopen.

Confederalisme levert dus in geen enkel opzicht een uniek verkoopsargument op (unique selling position).

Wat wordt er nu eigenlijk mee bedoeld?

Bovendien blijkt er ook een totale verwarring over de invulling van het begrip confederalisme.

De N-VA liet altijd verstaan dat het om een verregaande vorm van federalisme gaat. Zeg maar dé ultieme staatshervorming. Weinig kiezers zitten daar echter op te wachten. Ook het Vlaamsgezinde kamp niet, want dat wil geen ultiem hervormd België, maar een ultiem onafhankelijk Vlaanderen.

Bovendien rukt het Brussel onherroepelijk uit Vlaanderen los. Voor de gemeenschapsmateries kiest de Brusselaar immers voor Vlaanderen of Wallonië en stemt hij voor het Vlaams of Waals parlement. Dit draait de facto uit op een ‘talentelling’ met een WalloBrux-confederatie tot mogelijk gevolg.

De Vlaamse Beweging mag dus juichen over het van de agenda halen van het confederalisme. Niet het minst omdat de confederaliseringslogica voor veel Vlaamsgezinden kwalijke herinneringen oproept aan het Volksunieverleden van de N-VA. De N-VA heeft het failliete Volksuniebedrijf immers willen doorstarten zonder noemenswaardige herziening van de VU-marketing- en verkoopstrategie of de ontwikkeling van nieuwe politieke concepten, tenzij dan het onbestemde confederalisme.

De parabel van het (con)federalisme

Duiken wij eventjes de geschiedenis in. Een halve eeuw geleden wou Frans Van der Elst, oprichter en tweede voorzitter van de Volksunie, met zijn bevlogen boekje Federalisme, de oplossing de Vlamingen het federalisme doen aanhangen. De Volksunie wilde als historische voorganger van de N-VA het federalisme tot nieuwe geloofsovertuiging van de Vlaamse Beweging maken. Dat Volksuniefederalisme was, net als het N-VA-confederalisme vandaag, geen middel om België ultiem te ontmantelen, maar bijna een heilig doel op zich. Van der Elst liet zijn federalisme verkoopsboekje niet toevallig aanvangen met een heuse parabel.

Sterk ingekort luidde die als volgt: ‘Er waren eens twee huisgezinnen die, alhoewel zij beide een andere taal spraken, samen een huis gekocht hadden. Weldra ontstonden er tussen deze twee huisgezinnen eindeloze ruzies: het ene huisgezin wenste spaarzaam te leven, terwijl het andere het geld graag liet rollen … De toestand werd onhoudbaar. Toen kwam er een wijze man bij hen op bezoek en gaf hen de raad voortaan ieder een afzonderlijk deel van het huis te betrekken. Zij volgden zijn raad en verdeelden het huis … De ruzies hielden op … Zij konden maar niet begrijpen hoe het mogelijk was dat zij niet vroeger aan deze oplossing hadden gedacht.’

Deze parabel kan op veel staatkundige niveaus gelezen worden, als coöperatief of duaal federalisme en evengoed als confederalisme.

Bij het nogal onnozele enthousiasme van twee tegengestelde gezinnen om samen onder één dak te willen blijven leven, komen onmiddellijk de woorden van Francis Delpérée in mij op: ‘le confederalisme, c’est le federalisme des cons.’ Gezinnen, ja, die blijven liefst samen onder één dak, maar de noodzaak dat twee tegengestelde gezinnen dit doen, is mij even raadselachtig als een cohabitation van Hugh Hefner en Maggie De Block in ‘the Playboy Mansion’.

Van der Elst overtuigde dan ook lang niet iedereen en voor velen bleef het federalisme een apocriefe dwaalleer van parabels die Vlaamsgezinden op een zijspoor zetten. Ook vandaag vindt een groot deel van de Vlaamse Beweging het confederalisme een zinloze en gevaarlijke omweg die ons zelfs definitief van de onafhankelijkheid weg kan leiden.

De parabels van het VU-federalisme en het N-VA-confederalisme lijken zo sterk op elkaar dat ze gerust samengevat kunnen worden onder de noemer van een déja-VU-verhaal. Bart De Wever parafraseerde trouwens Van der Elst door te stellen dat ‘terwijl we een Vlaams huis opbouwen we er niet omheen kunnen dat er ook een Belgisch huis staat’.

N-VA zegt VU-verleden vaarwel

Het Van der Elst-federalisme toen leunde dus zeer dicht aan bij het De Wever-confederalisme nu, maar in tegenstelling tot de ambigue term ‘confederalisme’, was het Volksuniefederalisme nog een écht vervloekt woord. In die zin was het gedurfder en origineler dan het N-VA-confederalisme.

Toch wou de N-VA als erfgenaam van de ‘conservatieve’ vleugel van de Volksunie de strategie van de stapsgewijze hervorming van de federale structuren initieel gewoon verderzetten. De partij leek daarbij te vergeten dat de Volksunie naast het federalisme weinig unieke verkoopsargumenten had, wat ultiem het einde van die partij inluidde.

Dit besef is o.a. door de partij-instroom van figuren die geen of weinig voeling hebben met de Vlaamse zaak gaan dagen.

De N-VA hoeft zich immers niet te focussen op haar product (confederalisme) en de promotie ervan, maar op haar plaats of positionering binnen het politieke spectrum. De partij hoeft alleen het conservatieve speelveld dat de andere partijen goeddeels braak hebben laten liggen in te nemen. Geen harde concurrentie en een massa kiezers op rechts. Het kan maar zo simpel zijn en dat is exact wat de N-VA vandaag doet: focussen op haar plaats.

In tegenstelling tot wat beweerd wordt, namelijk dat de N-VA een Volksunie-bis-verhaal aan het breien is, wil de partij met het strategisch in tweede linie zetten van het confederalisme juist niét dezelfde marketingfout begaan als de Volksunie destijds. Meer zelfs, de N-VA neemt definitief afscheid van haar VU-bedrijfsverleden en wil vanaf heden gewoon als een centrumrechtse volkspartij gepercipieerd worden, vooral ten koste van haar coalitiepartners CD&V en Open Vld. Dat is een logische keuze, maar de partij geeft met deze koerswijziging wel toe dat het aan de man brengen van het confederalisme gefaald heeft en een België 2.0 voorlopig enkel kan verkocht worden aan een nichepubliek.

Categorieën

Peter Pauwels is historicus en auteur. In het dagelijkse leven is hij commercieel verantwoordelijke met een passie voor marketing en verkoop. Hij spreekt met kennis van zaken over politieke marketing en communicatie.

Commentaren en reacties