Dan nog liever met Vrijdag
Dagboekaantekeningen (11)
Een filosofe
foto © screenshot Ca
Voor metser of schaliedekker deugt Barnard niet, maar de hersenpan van een filosofe blootleggen doet hij met graagte.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZaterdagavond
Christopher maakte vanmiddag in een plenzende Londense regen een elegant doelpunt, een geslaagd experiment op het punt waar de zwaartekracht de kansberekening kruist, en heeft zijn centen dus verdiend.
Zondagnacht
Gewekt door de aanhoudende regen. In de keuken, waar ik thee wilde zetten, zag ik het water langs het houten plafond sijpelen: het volgde de rivierbedding tussen twee planken. Boven was het droog. De zijmuur dan: overvloedige neerslag gecombineerd met een zuidenwind? Ik ging naar buiten, kroop via het kolenhok op het muurtje dat ons huis van de naburige cottage scheidt: aha, een hap uit het metselwerk van de schoorsteen.
Weer naar beneden. Maar alle bakstenen waren glibberig, het glanzende geteerde dak van het kolenhok lispelde ‘Spring, spring!’ tegen mijn zaklantaarn en mijn overlevingsinstinct gromde ‘Je breekt een been, idioot!’
Mijn wollen trui werd zwaar als een schaapsvacht – o dwaas die geen plastic had aangetrokken… wat nu? Blijven zitten trok me niet aan. Het schuifraam van de gastenkamer misschien, waar bij mijn weten niemand de nacht doorbracht, maar was ik daar wel zeker van? Het zou de commentaren op de website van mijn bed & breakfast mogelijk schaden als ik mij vanuit het inmiddels opengewrikte stuk achttiende eeuw op een gast stortte… nee, niemand, mijn arme kwijnende nering was enkel met schemering gevuld.
Ik nam me voor na zonsopgang de dakdekker te bellen, belandde weer in mijn eigen bed, viel in slaap, droomde. Beschrijf nooit je dromen. Ik bestuurde een auto en naderde in een zilverige regen een rivier: vlak ervoor moest ik linksaf, om de hoek van dat veerhuis was het café – het café – waar Joy op mij zat te wachten. Al dromende wist ik dat ik al eerder een variant op mijn droom had gedroomd; toen bevond het café zich in Venetië, de stad waar terra firma en H₂O hun liaison met een wilde romantische passie vieren. Ze was blonder dan ooit, Joy, hartstochtelijker… toen reed ik de rivier in en ontwaakte onder het opendraaien van mijn autoraampje.
Maandagochtend
De dakdekker komt straks.
In het krantje – dat ik hier in Sussex online lees – gebruikt een journalist met drie jaar kleuterschool het woord ‘zelfliefde’ (ongetwijfeld omdat ze ergens over ‘self love’ heeft gelezen). Een collega met een diploma lassen en uitdeuken rommelt in het blik met voorzetsels en schrijft dat een man ‘schuldig voor moord’ is bevonden. Een meisje op wier belevingswereld het vak Nederlands niet zo aansloot, gebruikt 21 Engelse woorden in een stukje van een kwart pagina.
Ik raak in een cranky, peevish, fractious, petulant, surly en grumpy humeur.
Maandagmiddag
Dat krantentaaltje doet me denken aan de wijze waarop iemand reageerde op andermans onopgevoede kind.
In Sainsbury’s reed een jongetje van vijf of zes tegen de hielen van een dame. Ze vroeg hem vriendelijk daarmee op te houden, maar hij bleef lekker doorbotsen. Daarop sprak ze de moeder aan – jaar of vijfentwintig, zag eruit alsof ze de weg naar huis na een popconcert niet had kunnen vinden – en verzocht haar het ongeaborteerde misbaksel tot de orde te roepen. De rij bij de kassa keek gespannen toe.
‘Dat kan ik niet doen,’ zei de moeder. ‘Ik geef hem een vrije opvoeding.’
Hebt u ooit een rij de adem horen inhouden?
Toen pakte een man – jaar of veertig, onopvallend gekleed – uit zijn karretje een pot yoghurt, trok het deksel eraf en goot de inhoud over het hoofd van het jongetje uit. Hij krijste. De moeder sloeg de pot uit de hand van de man en schreeuwde: ‘Waarom doe je dat? Ben je gek geworden?’
De man veegde wat yoghurt van zijn mouw en zei: ‘Ik heb ook een vrije opvoeding gehad.’
Sommigen schoten in de lach; ‘Bravo,’ zei de dame; de moeder trok het kind mee naar de toiletten.
Dinsdag (nalekkende hemel)
Het verschil tussen mijn belezen, humoristische, onfanatieke vriend de atheïst en mijzelf is een detail ter grootte van God. Dus alles en niets. Het grappige is dat ik dit nu juist aan hem niet hoef uit te leggen.
Woensdag (herfstzon zowaar)
Of ik De Toverberg gelezen heb?
Ooit in slaap gevallen rond pagina 70 en nooit opnieuw begonnen.
Ach, ik ben onbelezen, toondoof, beeldblind, een schobbejak met één talent. Ik vind schrijven eerlijk gezegd makkelijker dan lezen. Ik, de beschaafde barbaar!
Donderdag
Het gevoel dat ik door hoogstaande wereldverbeteraars word omringd, die mij, zondige witte vleeseter, in slecht Nederlands bestraffend toespreken.
Donderdag (na zonsondergang, dat is op een novemberdag al om vier uur)
Mag ik u een vers van Maurits Mok aanbieden?
Ik was daar in het bezige gezelschap
van mensen, aangegord tot het verbouwen
der samenleving, en ik zag hen doende,
bouwmeesters, metselaars en timmerlieden,
en boog het hoofd en zag de fundamenten,
nieuwsgierig en bezorgd; ik vond alleen
mijn beide schoenen die daar eenzaam stonden
ergens op aarde, ik vernam
als wind het reppen van de vele voeten,
geestdriftig naar de toekomst onderweg.
Ik wou wel meegaan, ik geloofde ook
in morgenstonden met vergulde monden
en armen die een brug van liefde slaan;
maar toen ik opkeek was het al te laat:
ik had een ogenblik niet meegeleefd
en reeds was ik een eeuwigheid ten achter.
Een Joods dichter in Doorbraak… U ziet, het klopt, de Joden hebben de media in handen!
Vrijdag
Hij zegt: ‘U gaat wel erg kort door de bocht als u mij een antisemiet noemt.’
Ik antwoord hem: ‘Geen bocht is lang genoeg om daaraan te ontsnappen, waarde vriend.’
Maar ik dring niet tot hem door – het is alsof ik bij de Führerbunker de Talmoed sta aan te prijzen.
Zaterdagochtend
Soms neemt iemand in het openbaar mijn verdediging op zich. Een of andere boer steekt een mestvork in je reet en dan is het fijn als een heer die eruit trekt.
Zondagochtend
De nieuwe abortuswetgeving beroert de geesten.
Het hart begint tussen de zeven en negen weken te kloppen – is het dan nog redelijk van een onbezielde kneedbare substantie te spreken, waarmee je bijvoorbeeld het gat in mijn schoorsteen zou kunnen dichten?
De zin die ik in het krantje lees: ‘Tussen 12 en 18 weken gaat een foetus wel erg groeien, waardoor hij meer op een baby lijkt.’ Is dat geen monumentje van verfijnd cynisme?
Zondagochtend rond 10 uur (in de anglicaanse kerk gekrabbeld op het dienstformulier)
Vl. wordt hyst. bij de ged. dat de Paus missch. het morele gelijk aan zijn kant heeft…
Maandag
Ik correspondeer met A., die lief is, op een niet-lieve manier weliswaar, maar toch lief. Ze tikt mij op de vingers vanwege mijn gebrek aan consequente uitspraken: ik beweer iets en relativeer het in mijn volgende schrijven.
Ik leg het haar (en en passant mezelf) uit: elementair is dat je een bepaalde door mij geformuleerde regel niet veralgemeent: je moet mijn gebabbel nooit in een moreel of wijsgerig stelsel laten ontaarden; daar komen namelijk ongelukken van.
Alles bij mij is op het concrete gericht. Ben ik voor adoptie? Geen idee, maar als er een kind op mijn stoep ligt adopteer ik het. Ben ik tegen de doodstraf? Vraag mij zelf de hendel over te halen die het valluik opent.
Geen wonder dat ik Camus bewonder en Sartre verafschuw.
Woensdag
Nog een gedicht. Het staat in het krantje, waar Stijn De Paepe het nieuws becommentarieert in de traditie van Daan Zonderland, John O’Mill:
In Connecticut
in een waterput
verdronk mijn tante Eefje.
Nog jaren later
dronk oom het water
uitsluitend door een zeefje
en Drs P.
Stijns vonkelende bijdrage luidt ‘Wat heb jij op school geleerd?’
Leuke wetenswaardigheden
over mens en maatschappij.
Hoe er auto dient gereden.
Zoekopdrachtjes allerlei.
’t Werd mij nijver onderwezen
en ik ken het door en door.
Gaarne had ik leren lezen,
maar daar was geen tijd meer voor.
Donderdag 5 december
Ik bewaar vreugdevolle herinneringen aan Sinterklaas, wiens knecht de baas was, de hofnar, de knipogende ondermijning van het episcopale gezag. Maar het huidige geslacht leert op de universiteit dat wij niet verenigd dienen te zijn in een feest doch gescheiden door opinies over ras en kapitaal.
De filosofe Anya Topolski openbaart ons in MO* dat ze moet huilen en geen seks kan hebben vanwege Zwarte Piet. Daar schrok ik van. Bij lezing van haar opstel bleek dat er niets te vieren viel.
‘Kinderen, hoe geweldig ze ook zijn, willen maar één ding: cadeautjes. Ik zou graag geloven dat het om het vieren gaat, maar laten we eerlijk zijn: we leven in een kapitalistische maatschappij en onze kinderen hebben dat allang geïnternaliseerd.’
En:
‘Voor degenen die de “traditie” met hand en tand verdedigen gaat het echter om veel meer dan een kindertraditie. Het gaat om het in stand houden van de racistische status quo. De liberale rechtstaat maakt white supremacy mogelijk en bevordert het. En dit witte privilege (is) eigenlijk witte christelijke suprematie, gemaskeerd in een discours van secularisme.’
Uche.
Sneeuwwitje gaat over tall people supremacy… en eigenlijk is dat witte suprematie van het christelijke huwelijk, gemaskeerd als een discours van sprookjesachtige dwergenonderdrukking.
Topolski’s opstel is een vanuit Noord-Korea gestuurde aanval op mijn oom Cor – achter wiens oren ik de touwtjes van zijn baard zag zitten – vermomd als het bedroefde getsjilp van een o zo bewogen mevrouw. Een aanval op mijn oudste zus, achter wier kaaklijn en onder wier haargrens ik het wit zag.
Het komt erop neer dat kinderen in Noord-Korea geen cadeautjes willen – die willen productiemiddelen – en ook zouden ze het liefst zwart zijn in plaats van geel.
O, de stupide rechthoekigheid van dit soort schijnintellect! Paradoxen maken zich voor Anya Topolski uit de voeten als ongewapende burgers voor een waterkanon…
De westerse wereld gaat ten onder aan dit soort moreel verheven mevrouwen, met wie ik overigens na een jaar op een onbewoond eiland nog steeds niet de liefde zou willen bedrijven (dan nog liever met Vrijdag). Die schofterige suggestie dat onze lieve ouders onze blanke superioriteit in stand wilden houden!
Moge het vagevuur in het geval van Topolski uit een reusachtig Sinterklaasfeest bestaan, waarbij zij, in de schoot van de Goedheiligman genesteld, te horen krijgt dat Anya het voorbije jaar geen enkel cadeautje heeft verdiend.
Vrijdag
Hoort u dat geluid van de slager die de biefstuk tuchtigt? Dat is mijn applaus voor een opiniestuk van de filosoof Matthias Somers over de schabouwelijke staat van het Nederlands: ‘Het probleem is niet de jeugd. We hebben zelf onze eigen taal bij het grof huisvuil gezet’. Vandaag, 6 december. In De Morgen.
Zaterdag
Over de Corinthian-Casuals, ooit de beste voetbalclub ter wereld, vertel ik u op een andere dag wel.
Categorieën |
---|
Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.
De reislust voert uw schrijver naar de Maas en Brussel, waar hij onthaald wordt door een villa, kunstschilders en een schaamteloos jonge fotograaf.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.