Lief dagboek
Dagboekaantekeningen (108)
Het is niet alsof op 5 mei 1789 het verstand, met voltooide gedachten, voorgoed zegevierde.
foto © PICRYL
Uw schrijver werd zeventig jaar: met jeugdherinneringen aan Engeland, onvrede met diens fotografisch evenbeeld en het gevaar van voltooide gedachten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVrijdag 27 september
Roffel keft kort, wat betekent dat hij wil drinken: ik breng de waterbak naar zijn ouwe zwarte kop, die op de rand van zijn mand rust – hij lebbert van het water alsof hij in een psalm voorkomt, zoals dat hert… Jij ribbenkast in die met plukken haar begroeide stoffige zak, jij heupbeen waarvan ik de omtrek met mijn wijsvinger kan volgen, waar is jullie vlees gebleven?
Maandag
Verdiept in Mapp and Lucia van E.F. Benson, een klassieke komische roman uit de jaren dertig, die het sociale leven in de provincie op de hak neemt. Het boek is gesitueerd in een als Tilling gemaskeerd Rye, een paar mijl hiervandaan. Ik kan elke voetstap van de personages volgen, verfilmen is overbodig. Die personages! De dames die elkaar met hun soireetjes proberen te overtreffen, de gepensioneerde kolonel die een hele kleermakerij van werk voorziet, de gekke dominee, de artistieke jonge lesbienne met het pagekapsel en de onwelvoeglijke woordenschat… De deur van haar kast staat al open, die van de kolonel hangt vol vesten en taillesjerpen.
O welgemanierde sjablonen, o valse hoffelijkheid van de Engelse nieuwe rijken! Het glimlachje is zo charmant dat je de tanden pas opmerkt als ze je strot al hebben afgebeten.
Woensdag 2 oktober
Ter gelegenheid van mijn zeventigste verjaardag is een groepje academici bezig een boek over mijn literaire werk samen te stellen. Goeie God! Mijn dankbaarheid wordt enkel overtroffen door mijn verbazing.
Hoe dan ook, er is een foto nodig voor het omslag en de uitgever heeft gevraagd of ik daar met het oog op de kosten zelf voor zorgen kan. En zo komt het dat John Crook meubilair verplaatst in de woonkamer, een zilverkleurig scherm en een driepoot opstelt, en mij instrueert hoe ik voor onze in 1665 gemetselde en ergens halverwege de sindsdien verstreken eeuwen romantisch geworden haard dien te poseren als Engelse landjonker: klik-klik. Of ik vaag wil glimlachen. Klik-klik. Of ik mijn kin ongeveer een inch wil optillen. Klik-klik.
Wanneer John de eerste reeks laat zien, snap ik niet waarom de in de grot van mijn mond schemerende tanden die brave landjonker de kop van een verkrachter geven, maar hem in een Falstaff veranderen als hij zijn wenkbrauwen optrekt. De minimale verschillen tussen de foto’s leiden tot talloze ikken, waarvan de meeste totaal niet lijken op het zelfportret dat in mijn geestelijke woonkamer hangt.
Ik wijs een foto aan die min of meer overeenstemt met mijn inwendige voorstelling van die man, die in zijn stoffelijke woonkamer voor zichzelf een onbekende is. ‘Je ziet eruit als professor die ik in Oxford heb gekend’, zegt John. ‘Een aan lager wal geraakte zuiplap.’ Hij prutst wat met zijn apparaat en laat een andere foto zien: ‘Hier. Zo zie je eruit.’
Ik kijk naar een ander. Hij kijkt kwaad terug, onder een glimmend voorhoofd, maar lacht gelijktijdig een gemaakt lachje, dat tussen zijn slordig geschoren wangen accordeert met die boze groene ogen, waarin een smeulende hartstocht naar zijn paroxisme lonkt – het geheel is de kop van het soort op een beest lijkende man met half ontblote tanden die geen Belle kan vinden.
Donderdag
Lief dagboek, ik verbaas me over het ongeduld waarmee sommige van mijn tijdgenoten de geschiedenis van de ene dag op de volgende willen herzien. Daarbij drukken ze zich in betekenisloze algemeenheden uit, in grote stompzinnige categorieën: patriarchaat, dekolonisering, ‘community’. Verdedig ik dan het kolonialisme en soortgelijke praktijken? Gaat u toch weg.
Ik bestrijd het gebrek aan nuance, de ver voorbij de verveling gepapegaaide opvatting dat er een goede en een slechte kant van de geschiedenis zouden bestaan – geschiedenis is een veelhoek met duizend hoeken en duizend zijden, zoals de door Descartes bedachte chiliogoon, die heel geschikt is voor wijsgerige discussies, maar onthoudt u nu maar dat we als historische wezens gebonden zijn aan 1000 hoeken van ongeveer 179,64 graden.
Er is mij wel eens door een of andere ezel verweten dat ik nooit een gedachte afmaak. Maar God behoede ons voor de voltooide gedachte: die leidt vrijwel zeker tot een systeem, een ideologie en vervolgens een bloedbad. Ik ben een groot voorstander van de Verlichting, maar niemand zei op een dag: vandaag voeren we de Verlichting in. En het is niet alsof op 5 mei 1789 het verstand voorgoed zegevierde.
Integendeel, heel wat verstand werd vervolgens in Parijs afgehakt. De vismarkt is te klein voor mijn gelijk.
Zondag 6 oktober
Neeskens is dood.
Op 7 juli 1974, een maand of zo na mijn eindexamen, zitten Peter en ik in een Grieks café, waar de tweede Johan in de derde minuut de dribbel van de eerste Johan bekroont met een strafschop die het hart van het Duitse doel doorboort: kalk stuift op, alle Grieken roepen ζήτω! en daarna gaat het alsnog mis en na afloop zitten Peter en ik ons gratis zat te drinken aan de ouzo en retsina en als we weer nuchter zijn is het vijftig jaar later.
Verdomde moffen! – maar die gedachte mislukt: de voorbije vijftig jaar zijn ze veranderd, net zoals Peter en ik zijn veranderd, zodat we enkel nog maar liefde voelen voor hun literatuur en muziek.
‘Wat is dat toch, verstrijkende tijd?’ vraag ik mijn oude vriend aan de telefoon, terwijl we in onze herinneringen verdrinken als de hertog van Clarence in zoete wijn.
Maandag 7 oktober
Een jaar geleden voerde Hamas zijn pogrom uit. Ik staar naar de gevolgen, een plas bloed die blijft groeien. Als een maniak steek ik kaarsen aan en ik doe mijn best mijn gedachten te concentreren op de doden, maar die vormen een massale abstractie. Dan probeer ik te denken aan alle mensen in mijn leven die nu op het kerkhof liggen, sinds vorige week ook Christophers vriend John Richardson, als vrijwilliger aan het front in Oekraïne gesneuveld.
Gesneuveld! Dat ik dat woord ooit over iemand in mijn leven zou moeten gebruiken, terwijl de oorlog toch iets van vroeger was, zoals gaslicht en pleepapier geknipt uit kranten en de spelling De Vries en Te Winkel.
Woensdag
Ergens las ik deze omschrijving van een Amerikaanse militair: ‘Kapitein Andrew Kaufner, 6 voet 4, Hongaar van geboorte, tandarts van beroep. Donkerharig poesta-type met een tikje Midden-Europese vulgariteit, maar dat alles door de smeltkroes van Amerika gehaald, schoongemaakt, gedesinfecteerd en geïnfantiliseerd.’
Hoe kan ik die rake formule op Poppy toepassen? ‘Poppy Joy Lehman, 5 voet 6, Duits-Zwitsers-Oekraïense van afkomst, webbeheerder van beroep. Blond ganzenhoedstertype met een aristocratische oogopslag, voor wie de voorbijgalopperende zoon van de baron abrupt zijn paard inhoudt. Dat alles door de smeltkroes van Amerika gehaald, schoongemaakt, gedesinfecteerd en geacademiseerd.’
Vrijdag
Nederlands in de krant: ‘Trump, die dit weekend zijn campagne vervolgde op de plek waar hij in de zomer een moordaanslag op een haar na overleefde…’
Hier staat dus dat Trump het net niet overleefde en bijgevolg dood is.
Mijn allergie voor taalfouten wordt erger, dokter. Het enige middeltje dat zou helpen is een reputatie van een zo grote gestrengheid ontwikkelen, dat niemand meer een krant durft te drukken als ik kuch.
Zondag
Terwijl ik de vuilnisbak door de oprit rol, komt John uit noordelijke richting aanzetten, wat betekent dat hij op de terugweg van zijn dagelijkse wandeling van vijf mijl is. Hij haalt een heupflacon uit zijn onafscheidelijke rugzakje, de bult die hem de contouren van Quasimodo verleent wanneer ik hem in de verte bij het begin van zijn tocht zie, met onze dorpskerk die zich de dramatische rol van de Notre-Dame aanmatigt… Hij neemt twee slokken – en dan voeren we aan weerszijden van het hek een kort gesprek, dit keer over Miss Lilian Forsyth, die in zijn vroege kindertijd in ons huis woonde. ‘Ze had een tearoom en ze maakte kaarten die ze versierde met bloemetjes gemaakt van druppeltjes zegelwas.’ Zijn lippen bewegen tussen twee blossen.
‘Je hebt me ooit een oude prentbriefkaart van ons huis laten zien. Er hing zo’n ouderwets uithangbord met het woord TEAROOM.’
‘Ja, maar ik heb haar alleen als weduwe gekend. Wat ik nu ontdekt heb, is dat haar man de begrafenisondernemer van het dorp was.’
‘En waar stonden de kisten dan?’
‘Ik vermoed in jullie eetkamer. In mijn herinnering schonk ze daar ook thee. Alleen was de begrafenisonderneming al verdwenen toen ik een jongetje was.’
Hij schroeft de dop weer op de flacon en lacht zijn lach, een herkenbare lach, een abrupte luchtverplaatsing vanuit zijn keelholte – ik houd altijd van John wanneer hij zo lacht, in het land van zijn grote eenzaamheid, waaruit ik hem soms even mag verlossen.
Nu bootst hij een vrouwenstem na: ‘Alstublieft, hier is uw thee. Ik zet uw taartje op deze doodskist, zo…’
Zaterdag 19 oktober
Een Nederlandse kennis stuurt me een foto uit de vroege lente van het jaar 1956, die een onbekende op een of ander sociaal medium heeft geplaatst. Ik zit op schoot bij mijn vader, die vijfendertig is (wat een ongerijmde leeftijd, halverwege mijn actuele ouderdom) – ik ben een slaperige peuter, met een knuistje in zijn oog en een ander knuistje dat een dubbeldekker omknelt, die ik, weet ik, gekregen heb omdat we binnenkort naar Engeland verhuizen, zodat ik dan in de bus kan zitten die nu in mijn hand past, een toverachtige verwisseling van speelgoed en werkelijkheid. Mijn vader draagt de kinderwagen en de chauffeur vraagt aan mijn moeder, die haar portemonnee in haar hand heeft: ‘Where’re we goin’, mum?’ ‘Young man’, zegt mijn moeder, zelf pas halverwege de dertig, in haar lijzigste Engels, ‘I can’t remember giving birth to you.’
Dit alles in zwart-wit, in onze woonkamer in een met Engeland versmolten Amsterdam, met op het achtertoneel een kast vol boeken, waarvan ik sommige ruggen herken – ze staan hier in de kamer met de van mijn ouders geërfde Engelse bibliotheek.
Categorieën |
---|
Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.
Deze maand reist uw auteur, liefhebber van gelukkige, heteronormatieve gezinnen, van Zuid-Engeland naar Gent: tussen de Magna Carta en de Boekentoren.
Duitsland stevent mogelijk af op een politiek schandaal. Een AfD-afgevaardigde wil de geplande vervroegde verkiezingen tegenhouden.