JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

De afstand tussen 1 mei en 11 juli

Peter De Roover12/4/2012Leestijd 6 minuten

Op 1 mei viert de socialistische beweging de Dag van de Arbeid. Wat is de afstand tot 11 juli? Het blad Meervoud en de Gravensteengroep staan voor een uitgesproken Vlaamsgezinde linkerzijde. Maar hoe zit het binnen het ‘officiële’ Vlaamse socialisme?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Over de verhouding nationalisme en liberalisme wordt in onze media geregeld van gedachten gewisseld (zo ook in het aprilnummer van Doorbraak). Dat heeft een concrete partijpolitieke reden. N-VA steekt zijn liberale sociaaleconomische visie niet onder stoelen of banken, blijkt nogal wat stemmen in te pikken van de traditionele liberale partij Open Vld en zit in tegenstelling tot die partij in de oppositie. Vandaar de aandrang van nogal wat Open Vld’ers om pogingen te ondernemen een onverenigbaarheid aan te tonen tussen nationalisme en liberalisme. Reacties volgen en zo ontstaat een rijk gestoffeerd debat.

Staart peleton

De vraag hoe nationalisme en socialisme zich in Vlaanderen tot elkaar verhouden, brengt veel minder pennen in beweging in onze kranten. Sampol, een maandblad dat geëngageerd maar niet-partijpolitiek gebonden sociaaldemocratische ideeën wil verspreiden, snijdt het thema wel graag aan. Op 18 november 2010 organiseerde het blad een debat in Vooruit over de relatie Vlaamse Beweging en socialisme. Aan Waalse zijde nam Paul Magnette deel aan de gedachtewisseling, Frank Vandenbroucke was de Vlaming van dienst. Magnette speelt vandaag een hoofdrol in de regering, Vandenbroucke verdween via de dienstuitgang. Tekenend?

Het zijn niet alleen tegenstanders die vaststellen dat de socialisten voor de Vlaamse ontvoogding dikwijls een teleurstellend rol speelden. Luc Van den Bossche was in de jaren ’80 en ’90 een absoluut zwaargewicht in de SP. Op 4 april 2011 kwam hij zeer scherp uit de hoek op radio 1. ‘Ik scoorde zeer slecht in mijn partij toen ik in die jaren zei voorstander te zijn van het confederalisme, wat ik nog ben.’ Hij sprak van een historisch drama: ‘In de jaren ’30 onderkende de BWP (de Belgische socialistische partij van toen – red.) niet dat Vlaamse strijd ook sociale strijd was. De socialisten hebben daardoor een stuk Vlaamse Beweging gemist en schijnen dat nu weer te doen. Ze hebben een soort complex daarover.’ Op de vraag of hij vindt dat SP.a aan een inhaalbeweging toe is, antwoordt Van den Bossche staalhard: ‘Ze hebben de kans gemankeerd en moeten nu achtervolgen. Ze kunnen alleen nog de staart van het peleton bereiken.’
Luc Van den Bossche houdt van het verbale vuurwerk. Els Witte, historica en ere-rector van de VUB, staat niet bekend als iemand die de socialistische beweging frontaal aanvalt. Maar ook de voorzichtige Witte gaat niet om de feiten heen in het artikel ‘De Vlaamse socialisten en de staatshervormingen’ (Sampol, 2011-8). Ze noemt August Vermeylen, Camille Huysmans en Hendrik De Man als figuren die vóόr de Tweede Wereldoorlog een scheut Vlaamsgezindheid binnen de BWP wilden brengen. Hun ideeën over België lagen in de buurt van ‘andere gematigde flaminganten. Het voortouw namen ze niet, maar volgen deden ze wel’.
Na de Tweede Wereldoorlog kozen de socialisten overtuigd voor het unitarisme en pas in 1967 kwam er onder druk van de linkerzijde een Vlaams socialistische congres. Witte: ‘Een minderheid kwam er op voor een gematigd federalistisch programma, dat in akkoord met de Waalse partijgenoten tot een voorstel tot gewestvorming met drie leidde.’ De paragraaf over die periode titelt ze als ‘het federalisme breekt door, maar nauwelijks in de BSP (1963-1973)’. De aparte SP ontstond pas nadat voorzitter André Cools in 1978 de deuren achter zich had dichtgeslagen en eenzijdig de PS oprichtte.

Vertaalsocialisme

Het ‘Vlaamse’ verhaal van de BWP en later BSP bleef er grotendeels één van achtervolgen en reageren op voldongen feiten. Luc Van den Bossche geeft aan dat het voor de SP niet heel anders was. Karel Van Miert trok een meer Vlaamse kaart dan Jos Van Eynde eertijds; Norbert De Batselier ging onder meer samen met oud-Volksunievoorman Maurits Coppieters op zoek naar een Vlaams-socialistisch projec (het Sienjaal)t; Luc Van den Bossche kon het officieel onderwijs overtuigen van het nut van de splitsing van het onderwijs; Frank Vandenbroucke wilde wel eens zijn Vlaamse nek uitsteken, maar verdween zoals gezegd van het toneel; Louis Van Velthoven sprak ooit als voorzitter van het Vlaams Parlement de gevleugelde woorden dat ‘de tijd dat er altijd wel een hoger belang kon worden ingeroepen dan het Vlaamse definitief voorbij’ is en de omzendbrief van de socialist Leo Peeters jaagt de Franstaligen tot vandaag in de gordijnen. Via een kartel met de progressieve oud-VU’ers van Spirit gaf Steve Stevaert ook formeel ruimte aan een meer Vlaamse invulling van het sociaaldemocratische verhaal.

Deze voorbeelden geven aan dat de SP(.a) niet helemaal afwezig bleef in de Vlaamse strijd, maar een voorrangsrol speelden de socialisten te zelden. Luc Van den Bossche verwijst naar het numerieke overwicht van de Waalse kameraden als oorzaak voor die terughoudendheid. Els Witte bevestigt: ‘In het industrieel weinig ontwikkelde Vlaanderen voelden de socialisten zich bovendien beschermd door hun veel sterkere Waalse partijgenoten. Het “vertaalsocialisme” namen ze er op de koop bij.’ Dankzij de macht van de PS kon de SP steeds mee aanschuiven, al zaten de Vlaamse socialisten van 2007 tot 2011 in de oppositie tegen een regering waarvan PS deel uitmaakte.

Er speelden ook andere elementen mee. Bruno De Wever (Sampol 2011 – 8) wijst er op dat de socialisten na de eerste wereldoorlog werden opgenomen in de regering, het algemeen stemrecht konden afdwingen en deel gingen uitmaken van het Belgische systeem, waarmee ze zich steeds meer identificeerden. De Vlaamse Beweging kreeg nul op het rekwest, onder meer wat de vernederlandsing van de Gentse universiteit betrof, en moest op de koop toe een zware repressie doorstaan. Die verschillende ontwikkeling bracht beide bewegingen zeker niet dichter bij elkaar.
Tijdens de tweede wereldoorlog was de ideologische botsing totaal tussen collaboratie en weerstand. De BSP groeide daarna helemaal uit tot ‘steunpilaar van het unitaire België’. De opkomst van het Vlaams Blok zorgde voor nog meer argwaan, zeker ook omdat die partij een zware electorale concurrent bleek met grote aantrekkingskracht op klassieke socialistische kiezers.

Als de Vlaamse Beweging de aandacht later dan meer gaat richten op de eis voor een eigen sociale zekerheid, komt ze terecht in de core business van de socialisten. Els Witte wijst op de invloed van vakbonden en mutualiteiten, die zwaar doorwegen in de SP en helemaal inzetten op het unitair houden van die sectoren. Weer koos de SP voor de rol van afremmer.

(G)een LAT-relatie

Ook vandaag blijken zelfs Vlaamsgezinde sp.a’ers verkrampt reageren op het Vlaams-nationalisme. Bruno De Wever, hoogleraar geschiedenis en broer-van, schreef voor Sampol een artikel met de titel ‘Links en het Vlaams-nationalisme: Living Apart Together’ (2011-8). Het stuk oogt braaf en rustig beschrijvend. Toch reageert Herman Balthazar, oud-gouverneur van Oost-Vlaanderen en intellectuele éminence grise in de rode familie, fel. Hij zegt behoorlijk op stang gejaagd te zijn, noemt De Wevers analyse ‘kort door de bocht’ en is het er ’ten gronde’ mee oneens.
We citeren Balthazar: ‘De climax van de ergernis zit in zijn besluit dat ik hier letterlijk herhaal: “Met een anti-Belgisch en centrumrechts programma bekoorde de N-VA in 2010 bijna 30% van de Vlaamse kiezers. Telt men daar het resultaat van het VB bij, dan kiezen meer dan 40% van de Vlamingen voor het separatisme terwijl de Vlaamse sociaaldemocraten nooit minder stemmen haalden. De sp.a staat op een kruispunt. Accepteert ze de Vlaamse natievorming en kiest ze voluit voor de Vlaamse staatsvorming met een links programma? Of wordt ze de vaandeldrager van de wederopbouw van de Belgische samenhorigheid? Dat laatste belooft een lange en moeizame weg te worden.”‘
Deze passage volstaat blijkbaar om een Vlaamsgezinde sp.a’er als Baltahazar ‘op de kast te jagen’, wat voldoende aantoont hoe diep de kloof is tussen het partijsocialisme en de dominerende gedachten binnen de Vlaamse Beweging. Of gaat het alleen over een gevoelskloof, want Balthazar noemt zich wel voorstander van confederalisme?
Hij geeft aan wat dat voor hem betekent: ‘dat op alle beleidsterreinen waar het mogelijk nuttig, nodig en lonend is de samenstellende delen volle en volkomen staatsbevoegdheid krijgen, maar dat er voor wat rest ook een sterk, herkenbaar, erkend en werkbaar centrum blijft dat wij en het buitenland kennen en benoemen als België. Het oude België was kwetsend voor de Vlaming en zijn taal. Het nieuwe België is voor de Vlaming, de Waal, de Brusselaar en de Duitstalige Belg een nuttig instrument. Het is hun instrument, van elk van hun. Het is een plek met weinig en gezagsvolle bevoegdheden waar geen plaats meer is voor de oude wafelijzerpolitiek.’
Balthazar stuurt weg van het oude België, maar wel naar een nieuw vierledig vaderland dat perfect lijkt aan te sluiten op het model dat Johan Vande Lanotte uittekende in volle regeringscrisis.

 

[kaderstukje]

Lode Craeybeckx: socialistisch activist

Op het einde van de Eerste Wereldoorlog trad de jonge Antwerpenaar Lode Craeybeckx (1897) toe tot de Vlaamsch-Nationale Partij. Onder meer daarom kreeg hij vijf jaar gevangenisstraf, waarvan hij er twee jaar en twee maanden uitzat. Eens afgestudeerd als jurist, engageerde hij zich in de BWP. In 1932 werd hij verkozen als gemeenteraadslid van Deurne. Het begin van een steile klim in de socialistische partij tot kamerlid en eventjes minister en van 1947 tot aan zijn dood in 1976 burgemeester van Antwerpen. Daar zette zijn flamingantisme de toon; zijn 11-julitoespraken riepen steevast op tot meer Vlaamse strijdbaarheid. Antwerpen mocht Brussel niet loslaten, was het parool. In 1960 speelde hij een cruciale rol in het verzet tegen een nieuwe talentelling. Op zijn gezag stuurden de Vlaamse burgemeesters de talentellingformulieren terug naar afzender. Op dat elan groeide het Vlaams Actiecomité Brussel en Taalgrens, de Marsen op Brussel en het einde van de tienjaarlijkse talentellingen. Zonder Craeybeckx’ oproep en verzet was het nooit zo ver gekomen. Zelden heeft een socialistisch politicus meer impact gehad op de Vlaamse Beweging en op de communautaire geschiedenis van België.

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties