JavaScript is required for this website to work.
post

De Boerenkrijg, een Vlaamse tragedie die een correct verhaal verdient

Een Vlaamse verzetstragedie onder een Franse bezetting die tienduizenden levens kostte

Luc Pauwels13/2/2023Leestijd 7 minuten
François van Gehuchten schreef een boeiend boek over de Boerenkrijg.

François van Gehuchten schreef een boeiend boek over de Boerenkrijg.

De Boerenkrijg, een Vlaamse verzetstragedie onder een Franse bezetting die tienduizenden levens kostte. Een gesprek met auteur François van Gehuchten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Gisteravond ging Het verhaal van Vlaanderen over de Boerenkrijg. Het perfect gedocumenteerde en rijk geïllustreerde boek De Boerenkrijg in de Nederlanden. Liever de kogel of de guillotine van de Vlaamse historicus François van Gehuchten geeft ons een zo volledig mogelijk beeld, voorbij de pro en anti mythes. Bovendien leest het als een trein. 

De Boerenkrijg vond plaats tijdens de Franse bezetting van onze gewesten, dat is de periode van 1795 tot 1815. Maar wanneer precies en waar juist?

François van Gehuchten: ‘Je kan De Franse periode in tijdvakken onderverdelen: de Terreur, het Directoire, het Consulaat en het Keizerrijk. De Boerenkrijg was een opstand die amper 55 dagen duurde, van 12 oktober tot 5 december 1798 tijdens het Directoire, toen de uitvoerende macht in Parijs bij zogenaamde “Directeurs” lag. Voor en na de opstand ‘regende’ het schermutselingen, opstootjes en incidenten die lokaal bleven. Die protestacties gebeurden bij inbeslagnames en uitzettingen bij families die hun belastingen niet konden betalen; arrestatie van pastoors, sluiten van kerken, aanvallen van gendarmen en republikeinen die gehaat werden als collaborateurs met het gehate Franse regime.’

‘De opstand speelde zich af op ongeveer de helft van het grondgebied in Nederlandstalig België en een twintigste in Wallonië. Het einde van de opstand betekende niet het einde van het ongenoegen en de protesten. Die liepen verder door zolang Napoleon aan de macht bleef en door ‘de Bloedwet’ tienduizenden jonge mannen uit onze streken naar zijn slachtbanken leidde.’

Waar komt de benaming ‘Boerenkrijg’ vandaan? Noemde het verzet tegen de Franse bezetter zichzelf zo? En de Franse, hadden die het uitsluitend over ‘brigands’ (struikrovers)?

‘De eigentijdse benamingen waren toen ‘de vaderlanders, de Jonkheid (jeugd), de Brabanders, de Brabantse jonkheid,’ zelden ‘het christelijke leger’. Stedelingen schreven over ‘boeren’ of ‘buitenlieden’. Voor een stadsmens was iedere plattelandsbewoner een ‘boer’. In geschreven pamfletten richtten ze zich tot ‘de Nederlanders’ of ‘het Nederland’. In Franse vertaling is dat ‘België’ en ‘les Belges’. Niemand staat er bij stil, maar ‘België’ is hier gewoon een vertaling van ‘Nederland’. De Fransen schrijven over Brigands (bandieten of struikrovers), rebelles, chouans, Oostenrijkse deserteurs,… Zij hadden alleen kwade bedoelingen om de rechtsorde omver te gooien. Over hun beweegredenen repten ze met geen woord.’

De benaming ‘Boerenkrijg’ is een uitvinding van Hendrik Conscience, die zijn roman in 1853 onder die titel lanceerde. Vanaf toen was er een niet aflatende interesse, die zich uitte in meer dan 900 titels, boeken of grote tijdschriftartikels, die over het onderwerp het daglicht zagen.’

De Franse bezetting was geen drama dat alleen de Zuidelijke Nederlanden trof. Had de Boerenkrijg ‘Europese collega’s’?

‘De Boerenkrijg heeft wel degelijk Europese collega’s. Gelijktijdig en gelijkaardig als de Boerenkrijg speelde zich de Klöppelkrieg of ‘knuppeloorlog’ in Duitstalig Luxemburg af. Zowat ieder door Frankrijk bezet land heeft nadien monumenten opgericht voor vrijheidsstrijders tegen die Franse republiek: Beieren voor boekhandelaar Johan Philip Palm (1768-1806), gefusilleerd in 1806 op bevel van Napoleon; Pruisen voor de officieren van Ferdinand von Schill (1776-1809); Oostenrijk voor Andreas Hofer (1767-1810), die de Tirolers aanvoerde in 1809 en Zwitserland voor Friedrich von Steiger (1729-1799). Ook in die landen werden de opstanden bloedig neergeslagen. Spanje en Portugal konden zich wel bevrijden ten koste van immens bloedvergieten en met militaire hulp van Engeland.’

In ons collectief geheugen heeft de Boerenkrijg niet de status van 1302. Hoe komt dat?

‘Op dat vlak is de Boerenkrijg een buitenbeentje. Meestal worden overwinningen en overwinnaars gevierd. Er is een gare d’Austerlitz in Parijs en een Waterloo station in Londen, niet omgekeerd. De Guldensporenslag was een overwinning van ‘de onzen’. Maar voor de ‘Opstand van 1798’ ontstond een herdenkingscultuur voor een mislukte operatie, een zware nederlaag, een bijna lachwekkende strijd. Die Boerenkrijg moet ‘iets’ hebben dat aanslaat bij het grote publiek.’

‘Waarom werd over de Belgische Omwenteling van 1830 in verhouding zo weinig gepubliceerd? Die strijd heeft een honderdvoudige impact op de latere geschiedenis van onze streken en toch is de Boerenkrijg historiografisch blijkbaar belangrijker? Enkele redenen: de gebeurtenissen speelden zich af in onze achtertuin; het was een diep-democratische opstand zonder adel, hoge burgerij en hoge geestelijkheid en ook de stadsbesturen stonden vijandig. De lage geestelijkheid en burgerij in de dorpen steunden de opstand, maar ‘de activisten’ waren op zichzelf aangewezen. Hulp uit het buitenland was nagenoeg onbestaande.’

Laat ons even de tekst van het bekende Boerenkrijglied van Jozef Simons en Armand Preud’homme overlopen. Beginnen we met de titel, Voor outer en heerd, voor altaar en haard. Was de Boerenkrijg eerder een uiting van nationaal of van religieus verzet?

‘De slogan ‘Voor Outer en Heerd’ is in 1798 niet geroepen. Er zijn ongeveer 200 bladzijden eigentijdse tekst van de opstandelingen bewaard gebleven en ongeveer 30.000 bladzijden van de kant van de Republiek.’

‘Die slogan is een verzinsel van Conscience. Hij baseerde zich op een genootschap met die naam, dat in de Brabantse Omwenteling, negen jaar voordien, actief was. Eind 1796 was de godsdienstvervolging op gang gekomen met sluiting van kerken en arrestaties van priesters die de Eed van Haat aan het koningschap niet hadden afgelegd. Het was tot veel schermutselingen gekomen, maar niet tot een opstand. Dat gebeurde pas in oktober 1798 toen de nieuwe wet op de dienstplicht ten uitvoer werd gesteld en de eerste lichtingen jonge mannen werden opgeroepen om te gaan meevechten in het Franse leger in oorlog. De hoge belastingen die zwaarder drukten op het platteland dan in de steden en de godsdienstvervolging, hadden eerder al kwaad bloed gezet maar uiteindelijk gaf ‘de Bloedwet’ de doorslag om massaal in opstand te komen.’

‘De dienstplichtigen wilden zich liever doodvechten in eigen land dan zich te laten gebruiken als kanonnenvlees voor een regime dat ze diep verachtten.’

Toch was het aandeel van de priesters in het aanzetten tot opstand eerder gering, of niet? 

‘In de geschreven bronnen van die tijd heeft de Franse republiek en verpletterend kwantitatief overwicht. Die auteurs, commissarissen, generaals, ambtenaren… legden de schuld van de opstand bij de priesters als ophitsers. De wet op de dienstplicht zou maar een afleiding zijn, het ophitsen van “het fanatisme”, lees: de godsdienst van de priesters, is de werkelijke oorzaak van opstand… “Een godsdienst uit de duistere middeleeuwen misleidt het volk, waar de republiek de redding breng”. Er zijn een zevental namen van priesters bekend die mee optrokken met de boerenkrijgers.’

‘Veel priesters walgden van de republikeinse maatregelen maar namen ook afstand van opstand en geweld, zoals zij volgens hun geloof moesten doen. De rol van de priesters in de strijd is minder geweest dan de eigentijdse Franse bronnen aangeven – en wat door latere katholieke auteurs graag werd overgenomen. Eigentijdse geestelijken die dagboeken en kronieken bijhielden, minimaliseerden de rol van de priesters in de strijd. Dat ophitsen is wel gebeurd, maar dient niet overdreven te worden.’

‘Zij steunden op Oranjes: De Nederlanden één!’, schreef Jozef Simons. Had de Boerenkrijg een Heel-Nederlandse dimensie?

‘De boerenkrijgers hadden een eenvoudig doel: “Fransen buiten” om verlost te worden van hun dwangmaatregelen. Maar wat wordt nadien de toestand? Komt ons land bij Oostenrijk, bij Nederland of wordt het een afzonderlijk land? En dan gebeurt iets wat later constant zou gebeuren in de Vlaamse Beweging: er werd ruzie gemaakt. Maar bij de intelligentsia achter de schermen was er zeker een  droom van de hereniging der Nederlanden.’

‘Het Nederlandse vorstenhuis bevond zich in ballingschap in Londen: stadhouder-prins Willem V, zijn Pruisische vrouw en zijn zoon, ‘erfprins’ Willem. Zij voerden een intense briefwisseling in het Frans, de gebruikelijke correspondentietaal aan meerdere Europese hoven en probeerden steun te vinden voor een hereniging van de Nederlanden. Zij werden gesteund door vele agenten die hier actief waren.’

‘Dat diplomatiek offensief stopt niet met het neerslaan van de Boerenkrijg maar wordt een jaar lang zeer intensief voortgezet. Er moest in 1799 een tweede Boerenkrijg komen, maar het sein tot opstand kwam er niet. Er staan twee strekkingen diametraal tegenover elkaar: de hoge katholieke geestelijken, zoals bisschoppen en abten, willen het katholieke Oostenrijk weer aan de macht. De Oranjegezinden willen een hereniging maar dan zou er een protestantse vorst op de troon komen, wat in 1815 effectief zal gebeuren. Eind 1799 landen de Engelsen in Den Helder en veroveren een deel van Holland, maar er komt geen opstand, niet in het Noorden, niet in het Zuiden. Oostenrijk wou toen niet militair ingrijpen omdat de Engelse invasie Oranje ook in Zuiden op de troon zou helpen.’

Waren er concrete acties in het Noorden? 

‘In Noord-Brabant waren opstandige comités actief. Zij voerden veel correspondentie, maar ‘bewogen’ weinig. Toen de Engelsen in 1799 eindelijk waren geland, waren er een driehonderdtal opstandelingen die enkele dorpen in Oost-Nederland hebben bezet, maar de strijd gauw opgaven toen ze inzagen dat het opstandige vuur niet in de lont sloeg. Merkwaardig waren de Engelse reacties achteraf. Zij hekelden ‘de lafheid’ van de Hollanders: “Waar zijn de De Witts van weleer gebleven? Zijn dit de afstammelingen van Michiel de Ruyter?”…’

‘En juichten toen Brittannië’s beloofde vloot verscheen…’ Kwam die wel echt? Waarom kreeg de Boerenkrijg geen steun uit het buitenland?

‘In 1798 patrouilleerden vele Engelse schepen voor de Vlaamse kust om speldenprikken uit te delen en een panieksituatie te creëren. Dat maakte dat ongeveer de helft van de republikeinse troepen in West-Vlaanderen waren gestationeerd en de Boerenkrijg daar vrij snel en massaal de kop werd ingedrukt. Die speldenprikken waren een nachtelijke schijnlanding van enkele mannen in Blankenberge en de beschieting van Oostende. Dat veroorzaakte telkens hoop in onze contreien, maar het was slechts strovuur. In het Waasland werd Engels geld bij gedode opstandelingen gevonden. Het is de enige bewezen ‘steun’ die ze hadden ontvangen.’

‘De invasie op Den Helder is er gekomen, wel een jaar te laat, maar het was vooral uit Engels eigenbelang. De nog vrij sterke Nederlandse oorlogsvloot onder Bataafse vlag lag in de buurt samen. Het was afgesproken dat de kapiteins hun schepen, tijdens de invasie, aan de Engelsen zouden overdragen, wat gebeurde. Na hun landing, toen ze hun hoofdprijs binnen hadden, gingen de Engelsen met een detachement Russen dan ook niet overtuigd door en trokken zich vrij snel terug. De Hollanders voelden zich achteraf bedrogen.’

De Franse bezetter voerde hier de dienstplicht (Wet van 5 september 1798) in en stuurde Vlaamse jongens met Napoleon naar Rusland. Dat heeft geen enkele bezetter voordien of nadien gedaan. Hoeveel gesneuvelden waren daarvan het gevolg?

‘Stel dat Nazi-Duitsland in 1941 in hun bezette gebieden de verplichte dienstplicht had ingevoerd voor mannen van 20 tot 25 jaar om met hen mee te strijden in de koude hel van het Oostfront… Dat was de maatregel waartegen de Boerenkrijg in het gareel kwam! Het is in feite hun ultieme verantwoording van hun opstand. Het ergste is dan nog dat gesneuvelde boerenkrijgers niet werden aangegeven. Slechts zelden vinden we een aanduiding. Hun ouders en familie durfden hun overlijden niet aangeven uit angst voor strafinkwartiering, boetes of gevangenis. De Boerenkrijgmonumenten bevatten geen namen, terwijl op oorlogsmonumenten normaal geen naam mag ontbreken.’

‘Wat het Directoire deed en Napoleon overnam, durfde Adolf Hitler hier niet aan. Die ‘Bloedwet’ was de oorzaak dat in de periode 1799-1815, in totaal 50.000 dienstplichtige militairen uit onze streken niet meer weerkeerden. Toen woonden hier drie keer minder mensen dan in de twintigste eeuw. Vermenigvuldig maal drie om de ware impact te kennen en concludeer dan zelf: de Franse Republiek en Napoleon hebben meer bloedoffers gevergd van onze voorouders dan Kaiser Wilhelm en Adolf Hitler samen!’

Luc Pauwels (1940) is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties