De derde haan: Jaap Kruithof
Drie Gentse kraaiende hanen waren het, Apostel, Kruithof en Vermeersch, die als linkse en (soms) marxistische filosofen en ethici de intellectuele macht in Vlaanderen uitoefenden van de jaren zestig tot diep in de jaren negentig van de 20ste eeuw.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Vlaamse zaak was nooit hun hoofdbezigheid, maar ze hebben er zich wel over uitgelaten, en telkens in positieve zin. Van wetenschapsfilosoof en ethicus Etienne Vermeersch weten we onderhand wel wat hij over het institutionele probleem in België denkt. Als voorzitter van de Gravensteengroep heeft hij zich hierin gemanifesteerd en geprofileerd. Wijsgeer en wereldbeelden-denker Leo Apostel zag je zich niet op die manier ‘outen’, maar toch ging hij het communautaire niet uit de weg (cf Doorbraak van oktober 2013).
Maar nummer drie (chronologisch nummer twee) van de drie was een speciaal geval. Jaap Kruithof kon men kort en goed een links Vlaams-nationalist noemen. Exact vanaf wanneer kan ik niet zeggen, maar vele lezers zullen wel opkijken als ik vertel dat hij in 1977 lid werd van de Raad van Advies van het anti-Egmont-comité. In dat jaar gaf hij over het Egmontpact een interview weg aan een redacteur van Mark Grammens’ De Nieuwe. In dit gesprek maakt hij precies dezelfde berekening als Etienne Vermeersch 35 jaar later zou maken in zijn fameuze ‘sterretjesmanifest’ van de Gravensteengroep: hoeveel voor- en nadelen voor de Franstaligen, en hoeveel na- en voordelen voor de Vlamingen? De balans is in beide gevallen even hallucinant, met dit verschil dat het Egmontpact eerst werd afgeschoten en dan onvolledig uitgevoerd, terwijl het zogenaamde Vlinderakkoord over het juridische BHV door alle Vlaamse B-partijen werd gestemd. Uit dit interview, ook opgenomen in zijn boek Een wereld zonder stuurman (1995), blijkt hoe helder Jaap Kruithof het spel van de Gewesten (toen nog met drie) en de Gemeenschappen (toen nog met twee) doorzag, en hoe hij wist dat de gewestenoptie het ten slotte zou halen. Nog in 2000 zou hij het Brusselse derde gewest een ‘misplaatste kunstgreep’ noemen.
Kruithof heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij de dogmatische linkse reacties op het Vlaams nationalisme gewoonweg niet vertrouwde. Hij vertelde aan wie het horen wilde dat ‘links’ tegenover het nationaliteitenprobleem een zwaar verzuim had gepleegd. Te weinig voor de Vlaamse zaak gedaan; de Vlaamse nationalisten zelfs in de armen van Hitler gedreven; na de oorlog zich onterecht verzet tegen de opruiming van de repressie; en ten slotte dezelfde fout herhaald in de jaren tachtig met het Vlaams Blok. Hij zag wel ‘verrechtsing’ in het land en de wereld, maar nooit heeft hij het Vlaamse autonomiestreven daarmee vereenzelvigd. Tot in zijn boek over het neoliberalisme, dat door neo-belgicisten zo de hemel wordt ingeprezen, verwijt hij de ‘belgicisten’ (zo noemt hij ze) dat ze ‘de Vlaamse Beweging op een negatieve, pejoratieve wijze bejegenen’.
Wat hem mateloos ergerde, was dat belgicistische academici een loopje namen met de identiteit, die volgens hen volledig geconstrueerd zou zijn. Voor Kruithof bestond er wel degelijk zoiets als een Vlaamse identiteit. Het was niet zo dat het ei leeg was, en nadien werd vol gegoten met constructies van nationalistische leiders, integendeel: het ei was vol met alreeds gegeven elementen. Daarom had hij het ook altijd over het Vlaamse volk. Net als Apostel en later Vermeersch leidde hij het bestaan van dit volk af uit de natuurlijke gegevenheid van concentrische cirkels van solidariteit. En het zelfbeschikkingsrecht vloeide eruit voort: zoiets kostbaars als identiteit liet hij zich dus niet ontnemen. Vandaar ook zijn verdediging van grenzen en regio’s in een Europa van de regio’s, want zo’n systeem bood de beste garanties op democratie.
‘Een autonoom Vlaanderen à la Willy Kuypers en Nelly Maes, twee rechtschapen politici’ zag hij wel zitten (letterlijk citaat uit een interview in Humo, 1992). Dat kwam onder meer omdat hij de evolutie naar confederalisme onvermijdelijk achtte: een bijna onafwendbare evolutie naar een confederatie. De federale regering mocht voor hem verdwijnen. En separatisme? Dat mocht ook, het maakte trouwens niet uit. Als separatisme betekent dat je Vlaanderen in een nieuwe regionale orde in Europa inschakelt, dan is separatisme ook goed. Want, zo stelde hij het eens voor mijn microfoon: ‘dan doet Vlaanderen met Vlaanderen wat Vlaanderen wil’.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.
Toen de Oekraïners hun stad Cherson van de Russen heroverden, verscheen op het Telegram-platform een merkwaardige tekst.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.