JavaScript is required for this website to work.
post

Blind voor het kwade

De doodstraf. Waarover men niet spreekt (5) 

Wim van Rooy22/3/2018Leestijd 5 minuten

In deel vijf van zijn essay bepleit Wim van Rooy dat we door het kwade te ontkennen blind zijn voor de verzwakking van onze samenleving.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Condorcet, weer een wiskundige. Die schreef: ‘Ik achtte de doodstraf niet te rechtvaardigen in alle gevallen waarin zij wordt toegepast op een schuldige die zonder gevaar voor de maatschappij kan worden opgesloten.’ Condorcet oordeelde dat de volledige afschaffing van de doodstraf een van de effectiefste middelen was om de menselijke soort te perfectioneren, omdat daardoor (zo dacht hij in zijn immense goedheid) de neiging tot wreedheid wordt vernietigd die haar al te lang heeft onteerd.

Daarom keerde hij zich ook tegen de doodstraf voor Lodewijk XVI. Ik acht het niet uitgesloten dat Condorcet én zich met walg afkeerde van de lichtzinnigheid waarmee Robespierre in de doodstraf grossierde (iedereen uit de weg ruimen, zonder voorafgaand onderzoek, die een vijand des volks was!) én dat hij beïnvloed was door de lichtzinnigheid van Rousseaus opvoedbare mens. Maar laten we niet vergeten dat hij in plaats van de doodstraf de galeien verdedigde, en dat hij — tussen twee haakjes — over de islam stelde dat die de mens verdronk in ‘une incurable stupidité’.

Recht op leven

Het is een platitude te stellen dat ‘ieder mens recht op leven heeft’. Die mantra echter is zo diep ingesleten dat het een halszaak wordt iets anders te beweren. Gerrit Krol draait de zaken om: ‘Waar een standpunt politieke zwaarte heeft gekregen trekt het allerlei lichtgewichten aan, die alleen maar weten dat ze voor of tegen zijn en dat met stemverheffing en geweld aan iedereen duidelijk maken.’ Lichtgewichten zijn heus niet alleen bij de voorstanders van de doodstraf te vinden. Die opwerping wordt gefalsifieerd door de vele Verlichtingsdenkers die de doodstraf als normaal beschouwden. In die zin zijn ze normaler dan degenen die het kwaad waarover religieuze teksten en auteurs als Dostojewski en Solzjenitsyn spreken niet als dusdanig erkennen.

Het kwaad is een categorie geworden die via het sociaal constructivisme getemd kan worden en coûte que coûte bedwongen. In het absoluut kwade gelooft de postmoderne mens al lang niet meer: daarvoor is zijn afgestompte voorstellingsvermogen te klein geworden. De Amerikaanse dichter Wallace Stevens drukte het pregnant uit: ‘The death of Satan was a tragedy/For the imagination. A capital/Negation destroyed him in his tenement.’ Velen echter voelen iets aan dat in onze cultuur via woorden of begrippen geen uitdrukking meer vindt. Dit noemt de Engelse romancier Ian McEwan ‘a malign principle’ en voelde Joseph Conrad in zijn romans aan als diepe ‘duisternis’. Dat huiverend-duivelse toont zich periodiek, trekt zich dan weer afwachtend terug, maar verwoest (massacreert) ondertussen wel de levens van ontelbaar velen.

Dostojewski’s Demonen

Het kwaad toont zich vandaag alom en onze respons is zwak, want de doodstraf is taboe. In Milton’s Paradise Lost (1658-1663) heeft de duivel ‘baleful eyes’ (onheilspellende ogen), maar vandaag zien de elites dat unheimische niet meer omdat het irenische bewustzijn alles heeft overschaduwd en naar zijn hand gezet. Satan, de oude religieuze metafoor, is in de Bijbel de verleider en de verkrachter. We zien hem vandaag elke dag meer en meer aan het werk, maar we worden aan zijn bestaan niet graag herinnerd en nog minder willen we vernemen waarom dat kwaad zo krachtig is geworden. Want dan moeten we de zaken benoemen, en wie daartoe een poging waagt, wordt direct gestigmatiseerd.

De actuele duivel draagt geen hoorns meer en geen staart, maar hem aanwijzen mag niet en we mogen hem al zeker niet beledigen. Wie dat doet krijgt de doodstraf, maar dan wel uit de handen van de islam. Als parafrase van de bekende limerick: ‘Het is raar maar in Islamdad daar mag dat.’ In de taal van de postmoderne ethiek moet het begrippenarsenaal dat het kwade aanwijst, worden geëlimineerd. Op seksueel en esthetisch gebied was dat allicht een zegen, maar niet in de ethiek. De mens is een dwaalgast van de evolutie maar de een is dolender dan de ander of bevindt zich meer in ‘the heart of darkness’ (Joseph Conrad). Als het kwaad de prijs is van de vrijheid, dan moet men niet per se de vrijheid afschaffen maar het kwaad (h)erkennen en het op de gepaste manier beteugelen. Dat blijkt vandaag eigenlijk onbestaande.

De Sade

De moderne fascinatie voor het kwaad begon bij De Sade en werd in de negentiende eeuw voortgezet, onder meer toen de dichter Théophile Gautier zomaar optekende: ‘Ik heb het besef van goed en kwaad helemaal verloren, zonder er koud of warm van te worden kan ik de gruwelijkste taferelen aanzien, (…) in het lijden en de tegenspoed van de mensheid schuilt iets wat me wel bevalt.’ En Baudelaire wilde schoonheid puren uit het kwaad (‘Il m’a paru plaisant… d’extraire la beauté du mal’), de zonde vieren als welbewuste immoraliteit. Het is de aantrekking van het zwarte gat in het innerlijk, de horror, zoals uitgeroepen door het griezelige personage Kurtz (in 1979 ‘parafraserend’ verfilmd als Apocalypse Now, met onder anderen Marlon Brando, die de duivels-duistere Kurtz als een echte method actor speelt) in Conrads meest mysterieuze roman Heart of Darkness (1899). Daarin speelt hij de groteske waanzin van de leegte uit, en klaagt impliciet ook het kwade van kolonialisme en imperialisme aan.

Het was in zoverre een (decadente) Spielerei dat niemand van de boven genoemde heren een vlieg kwaad deed, maar misschien wel een voorbode van de inzichten van latere denkers, ook vooral Fransen. Die mutatie van Spielerei naar bloedige ernst gebeurde in de twintigste eeuw door denkers als Pierre Klossowski en Georges Bataille: ‘Indien Sade niet had bestaan, had men hem moeten uitvinden.’ Bataille was van oordeel dat de markies de ‘totale revolutie’ incarneerde. Hij beschrijft hem als een ‘connoisseur van de tortuur’, iets wat als een soort voorafschaduwing of zelfs ‘Bejahung’ moet worden gezien van de gruwelijkheden van de vorige eeuw, als een soort eerherstel van De Sade omdat die de psychologie van de mens beter had doorzien dan de humanist.

De transgressies van de twintigste en eenentwintigste eeuw vindt men expliciet en bijna wervend bij Sade: ‘Il n’est rien de sacré’, dat mogen we elke dag aanschouwen of zelf meemaken, terwijl andere beschavingen (de Arabische, de Chinese, de Japanse, de Afrikaanse) op dat kwade nauwelijks reflecteren — alsof het boze alleen in het Westen te vinden is. Dat culpabiliserende pakje trekken we dan met vreugdevol masochisme aan en we gaan kop-in-kas voorbij aan het gebrek aan ethiek elders. En we gaan daar ver mee: Gent en zijn postmoderne toneelpatsers solliciteren openlijk naar een job bij Islamitische Staat. We werden er op 14 maart wakker mee.

Linkse dialectiek en jihadisme

Vanzelfsprekend ging radio 1 er met zijn oneindige sympathie voor alles wat antiwesters is, gretig op in: de walgelijke move van het NTG werd dan ook intellectueel au sérieux genomen. Het is de waanzin voorbij en decadent, zeker omdat het in het blabla-pakje van de radical chic wordt gestoken. En vooral de slachtoffers van het islamitische terrorisme zullen er blij mee zijn. Ze zullen de hooggestemde en invoelende ethiek van deze kokette maar gevaarlijke narren zeker kunnen smaken. Misschien wordt hun zelfs verweten dat ze de narcistische moraal van deze toneelridders niet willen begrijpen, want dit soort links-artistieke oplichters is niet aan zijn proefstuk toe en draait graag de rollen om — om in hun histrionisch taaltje te blijven.

De dialectiek van links blijft onbetwistbaar soepel en onnavolgbaar in zijn bochtenwerk. Stalin noemde zoals gezegd de sociaaldemocratie fascistisch, en plots was Trotski een renegaat en spion van het Westen. Als men een beetje begrijpt hoe Stalin daar allemaal toe kwam — maar dat ‘begrijpen’ vergt eigenlijk gedegenereerde hersenen van teflon — zal men ook inzien hoe het NTG tot het jihadisme van Islamitische Staat komt, al maskeren zijn regisseurs het dus met een dialectiek waarop vele scholastici jaloers zouden zijn. Maar men vergeet één ding, en de Iraans-Nederlandse rechtsfilosoof Afshin Ellian schreef er pas dit over: ‘De islam heeft meer politieke ervaring dan alle linkse bewegingen in de wereld. Al vijftienhonderd jaar hebben ze ervaring met politiek.’

De islam draagt altijd het masker dat het best past bij de situatie waarin zijn systeem verkeert, en altijd weer slaagt de islamist erin de totalitaire verleiding op zo’n manier aan te bieden dat het een zeker deel van de intelligentsia aanspreekt, bijvoorbeeld als de moslim (een man!) over sociale rechtvaardigheid spreekt. Dan wordt de linkse hyperhumanist wakker. De orwelliaanse manier waarop NTG de zaken voorstelt, het inbedden van het optreden van IS-terroristen in een discours dat we ondertussen kennen, is van een ongekende perversiteit: het draait inderdaad de wereld op zijn kop (pervertere), maar het doet dat met een taal waarmee we ondertussen zo geïndoctrineerd zijn dat brave mensen geneigd zijn er het interessante van in te zien. Daar is een speciale wetenschap voor: de interessantologie.

Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.

Commentaren en reacties