
foto: ©BELGA
Op drie cruciale momenten van onze geschiedenis ging het in democratisch opzicht volledig fout en verloor de Belgische staat elke legitimiteit. Voorbij, geschiedenis, irrelevant? Hoegenaamd niet, want die drie momenten bepalen ons leven negatief tot vandaag de dag. We spreken over de stichting van België in 1830, de staatsgreep van Loppem in 1918 en de uitkomst van de koningskwestie in 1950. Collaboratie en verkiezingsmanipulatie De oprichting van de Belgische staat in 1830 was voornamelijk het werk van collaborateurs met het…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Op drie cruciale momenten van onze geschiedenis ging het in democratisch opzicht volledig fout en verloor de Belgische staat elke legitimiteit. Voorbij, geschiedenis, irrelevant? Hoegenaamd niet, want die drie momenten bepalen ons leven negatief tot vandaag de dag.
We spreken over de stichting van België in 1830, de staatsgreep van Loppem in 1918 en de uitkomst van de koningskwestie in 1950.
Collaboratie en verkiezingsmanipulatie
De oprichting van de Belgische staat in 1830 was voornamelijk het werk van collaborateurs met het Franse bezettingsregime van 1794 tot 1814. De leidende kringen in onze gewesten wilden in overgrote meerderheid het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden behouden (Els Witte). Franse agenten en ‘Belgische’ collaborateurs, goed vertrouwd met de jakobijnse methodes, manipuleerden het volk. ‘Geweldentrepreneurs’ (id.) zorgden voor een ondemocratische gezagswissel.
Het ‘Gouvernement provisoire’ van de Belgische revolutionairen heeft zich in 1830 zélf aangesteld met Franse steun. Het krijgt nergens steun van de bevolking, behalve in Luik. De grote meerderheid van de burgemeesters weigert het te erkennen. Toch roept het de ‘onafhankelijkheid van België’ uit. Ondertussen werden in Antwerpen en Gent grootschalige petities tegen de afscheiding van het Noorden georganiseerd. Om toch een schijn van democratische legitimiteit te verwerven, blijken parlementsverkiezingen nodig.
Voor de verkiezingen worden door een ‘Réunion centrale’ in Brussel zorgvuldig 46.000 kiezers geselecteerd, op een bevolking van 4 miljoen. Dat is amper 2% van de meerderjarige bevolking. Vrouwen krijgen geen stemrecht. Nog geen 30.000 kiezers nemen werkelijk aan de verkiezingen deel. Bij de stemverrichtingen was geen geheimhouding verzekerd! Ook de kieslijsten werden door de ‘Réunion centrale’ opgesteld. Niet minder dan 43% van de volksvertegenwoordigers waren ambtenaren en magistraten, door de regering benoemd en bezoldigd. En dus volgzaam.
Gecentraliseerd repressieapparaat
Dadelijk maakt het Belgische gezag werk van een sterk gecentraliseerd repressieapparaat. Alle democratisch gelegitimeerd verzet wordt in de kiem gesmoord. Een voorbeeld. De burgemeester van Gent, Jozef van Crombrugghe, was een bekwaam man, advocaat en voor 1830 volksvertegenwoordiger in het Heel-Nederlandse parlement. Verdacht! Hij wordt tot aftreden gedwongen. In de rechtstreekse burgemeestersverkiezingen die volgen, boekt hij echter een grote overwinning.
Hij kon dus verder burgemeester van Gent blijven, dacht hij. Maar zijn belgicistische tegenstanders laten deze democratische verkiezing meteen ongeldig verklaren. Nieuwe verkiezingen dan, in december 1830. Weer demonstreren de Gentenaars hun afkeer van de Belgische afscheiding. Van Crombrugghe krijgt zelfs nog een grotere meerderheid achter zich.
In Brussel hebben ze voorlopig genoeg van de democratie. Gent krijgt een Franse generaal als militair gouverneur die Gent bestuurt met de hulp van een aantal collaborateurs. Pas vijf jaar later, in 1836, komen er nieuwe gemeenteraadsverkiezingen. Het ongelooflijke gebeurt: weer winnen de orangisten. Wat nu? Brussel probeert de Gentenaars te verdelen. Ter vervanging van Van Crombrugghe benoemen ze een van zijn medestanders in de gemeenteraad tot burgemeester. Neen, zegt de voltallige Gentse gemeenteraad. De man kan niets uitrichten en neemt na een tijdje zelf ontslag. De enige oplossing blijkt de democratische: Van Crombrugghe wordt opnieuw burgemeester, tot zijn dood in 1842.
Gent blijft hem tot vandaag gedenken met een Jozef van Crombrugghestraat.
De grondwet is een vodje papier
De tweede antidemocratische erfzonde van België is de staatsgreep van Loppem. In dat West-Vlaamse dorp staat een kasteel waarin eind 1918 koning Albert I verblijft. De Eerste Wereldoorlog is pas ten einde. De koning en de politici die dicht bij hem staan vinden – terecht – dat het tijd is voor diepgaande hervormingen. Het gaat over drie clusters van vooroorlogse eisen:
– algemeen enkelvoudig stemrecht, vanaf 21 jaar i.p.v. 25 (maar wel alleen voor mannen);
– vakbondsvrijheid en -gelijkheid;
– gelijkheid van Nederlands en Frans op overheids- en onderwijsvlak, heropening van de universiteit in Gent.
De koning en zijn medestanders willen snel gaan. Het verjagen en vermoorden van de tsaar in Rusland (1917), de abdicatie van de Duitse keizer (1918) en alle Duitse vorsten (waaronder ook die van Saksen-Coburg) hadden grote indruk gemaakt. Ze vreesden ook in België het ergste. Vooral voor het eigen hachje. Dus worden bij de politici alleen medestanders geconsulteerd en benoemt de koning een buitenparlementaire regering.
Die schrijft in 1919 verkiezingen uit volgens de onbestaande kieswetgeving die men daarna wil invoeren. Volledig aan de grondwet voorbij! Zo gebeurt het en het nieuwe parlement, dat onwettig verkozen is, keurt dan achteraf de ontbrekende wetgeving goed. Alsof zoiets kan in een democratie. In België alleszins wel. En het vervolg is ook zéér Belgisch: de electorale en sociale hervormingen worden onmiddellijk ingevoerd, maar de beloften die met taalgelijkheid te maken hebben worden vergeten. Het zal nog tot 1930 duren voor Gent weer een volwaardige Nederlandse universiteit krijgt.
In Franstalig België is ‘le coup de Loppem’ een begrip. In Vlaanderen is men deze staatsgreep blijven negeren. Te technisch-juridisch en inhoudelijk was er toch niet veel op aan te merken, nietwaar? Een hoogstgevaarlijke redenering, want als het doel de middelen heiligt, dan is de grondwet een vodje papier. We zitten dan volop in de antidemocratie.
Hoe duidelijk moet de meerderheid zijn?
In 1940, bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, vlucht de regering halsoverkop, eerst naar Frankrijk en dan naar Londen. Koning Leopold III blijft in Brussel, krijgt er huisarrest en wordt in 1944 naar Duitsland gedeporteerd.
Zal de koning na de oorlog terugkeren? De natte vinger zegt in 1945 dat de Vlamingen vóór zijn en de Walen tegen; de christendemocraten vóór, de socialisten tegen en de liberalen zwalpend. Achtereenvolgende regeringen aarzelen, vijf jaar lang. Begin 1950 nemen ze hun toevlucht tot een volksraadpleging, de eerste ooit in België.
De uitslag is duidelijk: 57,68% stemt voor de terugkeer van Leopold III en 42,32% tegen. In Vlaanderen krijgt de koning in alle provincies een meerderheid. Ook de provincies Namen en Luxemburg stemmen vóór. Maar de dichtbevolkte provincies Luik en Henegouwen zijn tegen de koning. In de toen tweetalige provincie Brabant, waarin Brussel ligt, is een nipte meerderheid vóór.
Nieuwe parlementsverkiezingen in juni 1950 geven de CVP een nooit geziene volstrekte meerderheid. Koning Leopold III keert terug naar Brussel. De Waalse socialistische verliezers tonen zich rabiate antidemocraten en proberen met brutaal geweld de meerderheid te saboteren. Agressieve betogingen, gewelddadige stakingen en een aangekondigde mars op Brussel doen de regering van Jean Duvieusart, een Waalse christendemocraat, aarzelen om de orde te handhaven. Hij gooit het op een akkoord met de Waalse linkerzijde, buigt voor het straatgeweld en dwingt de koning tot aftreden. (1) Wat de meerderheid in het land wil, blijkt van geen tel.
Nog meer Belgische antidemocratie?
De drie antidemocratische kantelmomenten die wij beschreven, staan stevig in het collectieve geheugen van de Belgische politiek gebeiteld. Vooral de Franstaligen en de Waalse beweging, altijd al bulkend van heimwee naar het Franse bezettingsregime en de Waalse collaboratie daarmee, hebben de les goed onthouden: een meerderheid is onbetekenend, met manipulatie en geweld krijg je toch je zin. De Vlamingen geven sowieso altijd toe.
Iedere generatie krijgt haar lesje, want tussen de grote antidemocratische momenten liggen er nog vele kleine van hetzelfde genre. Denk aan het geheime militaire verdrag met Frankrijk van 1921, de minikoningskwestie van Boudewijn in 1990 enz.
Het meest verzwegen, maar het duidelijkst is wel het schandaal van de Nederlandse versie van de Belgische Grondwet. Die werd in 1830 alleen in het Frans afgekondigd. Hoe kan je loyauteit verwachten van de burgers van een land als ze zelfs de Grondwet niet kunnen lezen in de taal van de meerderheid? Wanneer is dat doorgedrongen tot de hersenen van onze politieke bovenlaag? Het vernederende antwoord is dat een officiële Nederlandse versie van de Belgische Grondwet er pas kwam in 1967, honderdzevenendertig jaar na de stichting van België. Je kan het nalezen in het Belgisch Staatsblad van 3 mei 1967, om precies te zijn.
Van het officiële België hebben wij geen lessen in democratie te ontvangen. Géén.
(1) Jaren later komt de aap uit de mouw: Jean Duvieusart verlaat in 1965 de PSC en wordt voorzitter van het Rassemblement Wallon en het FDF.