JavaScript is required for this website to work.
post

De gefundeerdheid van het conflict

Jean-Pierre Rondas17/9/2013Leestijd 3 minuten

In het septembernummer van Doorbraak had filosoof Etienne Vermeersch het over het sociologische feit van de Vlaamse identiteit, die volgens hem logisch, automatisch en spontaan is ontstaan, en die er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat Vlaanderen vandaag een natie is geworden. Eerst was er het heimatgevoel en de solidariteit met de wij-groep; dan werd dit gevoel verruimd tot een bredere kring, de natie. Het natiegevoel, zegt hij, geeft de naastenliefde een politieke vorm.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Niet zo verwonderlijk voor Vermeersch, van wie we deze ‘Vlaamse’ gedachtegang kennen sinds hij mee aan de wieg stond van de Gravensteengroep. Anderzijds dan toch wel weer verwonderlijk omdat hij met deze opvattingen in eigen vrijzinnige kring een uitzondering lijkt te zijn. Lijkt, maar is dat altijd zo geweest?

Etienne Vermeersch behoorde tot dat trio van vrijzinnige filosofen aan de Gentse Universiteit die mee de fundamenten hebben geleverd voor de ethisch-sociale transformatie die Vlaanderen vanaf de jaren zestig heeft doorgemaakt. Zijn twee kompanen waren Leo Apostel en Jaap Kruithof, stichters van de afdeling moraalwetenschappen aan de UGent en van het vak ‘zedenleer’ in het gemeenschapsonderwijs. Met hun drieën beschikten ze decennialang over ‘le pouvoir intellectuel en Flandre’. Wat dachten deze brothers in arms over de Vlaamse Beweging? En was Vermeersch daarin een buitenbeentje? Helemaal niet. Ook Apostel (een logeman) en Kruithof (een antilogeman) waren elk op hun manier Vlaamse autonomisten, richting separatisme.

Onlangs kocht ik in de ramsj het boekje van Leo Apostel en Marcel Bots over Pluralisme en verdraagzaamheid, in 1966 uitgegeven bij De Nederlandsche Boekhandel (nu Pelckmans) als een ‘uitgave van het Willemsfonds’. Daarin wil Apostel zijn theorieën over tolerantie toepassen op wat hij de ‘Vlaams-Waalse tegenstellingen’ noemt. Het probleem dat hij zich – bijna een halve eeuw geleden! – in het kader van de tolerantie stelt, is, ‘of er nog voldoende bereidheid aanwezig is bij Vlamingen en Walen om in eenzelfde staatsverband te blijven leven’. Immers, zoals een van zijn tussentitels het in kleine kapitaaltjes stelt: ‘VLAMINGEN EN WALEN ZIJN TWEE VERSCHILLENDE VOLKEN, ELK MET EEN EIGEN GEEST’. Sans gêne poneert hij dat er in België een ‘etnische dualiteit’ bestaat.

Apostel worstelt even met de definitie van het concept ‘volk’, maar besluit toch al snel dat Vlamingen een volk uitmaken omdat ze het ‘onmiskenbaar bewustzijn’ vertonen van het gemis van een staat of, complementair uitgedrukt, van het streven naar (noch min noch meer) ‘het verwerven van een eigen leven’. Deze twee voorwaarden zijn voor hem voldoende om van het Vlaamse volk te kunnen spreken. Welnu, in de Belgische staat moet dit tot spanningen leiden, die Apostel vanuit zijn tolerantiegedachte uit de weg wil ruimen. Maar, voegt hij eraan toe, wat de tolerantie zeker niet bevordert, is het Belgische compromis. Deze compromissen leiden tot frustraties die op hun beurt weer het verlangen naar meer Vlaamse autonomie stimuleren. Daarenboven gaat het telkens weer om Brussels gedicteerde compromissen.

Om nu de Waals-Vlaamse tegenstellingen te doen afnemen, zal een volwaardige culturele autonomie niet voldoende zijn. Er is meer nodig. Apostel is geen politicoloog, concrete politieke voorstellen doet hij dus niet, maar wat hij anno 1965 zeker weet, is dat men zal moeten leren ‘inzien dat de Vlaams-Waalse tegenstelling gefundeerd en zinvol is’, met andere woorden: de belgicisten moeten ‘de gefundeerdheid van het conflict’ erkennen. Het Belgische conflict is niet het gevolg van ‘het individuele fanatisme van een aantal flaminganten (…) noch van de groepsintolerantie van de Vlamingen’, noch van ‘een kliek van rabiate fanatici die het echte Vlaanderen niet vertegenwoordigen maar terroriseren’. Meer in het algemeen stelt Apostel dat de Vlaamse Beweging zinvol is omdat ‘ze ertoe bijdraagt de Vlamingen toe te laten meer mens te zijn’. Zichzelf zijn om meer mens te zijn, dat is zijn formule. Maar die geest, voegt hij eraan toe, kan onmogelijk tot stand komen in een compromis, maar alleen in een daad van eenvoudige rechtvaardigheid.

Apostel schreef dit boekje in 1965 samen met Marcel Bots, een notoir lid van het liberale Willemsfonds. Het huidige Liberales van 2013 is, samen met de familie Verhofstadt, de onmiddellijke geestelijke erfgenaam van dit gedachtegoed. Wat hebben ze ermee aangericht?


[logo meer lezen]

Volgende maand: de derde kraaiende haan, Jaap Kruithof.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties